In steden leven verrassend veel dier- en plantensoorten. Dat blijkt uit een recent wereldwijd onderzoek naar biodiversiteit in steden. De studie onderstreept het belang van natuurbehoud en de aanleg van openbaar groen in de stad.
In de ogen van het publiek bestaat natuur uit bossen, oceanen en andere wildernis. Echter, ook steden vormen een belangrijke leefomgeving voor veel dieren en planten. Dat blijkt uit de meest omvangrijke mondiale evaluatie van stedelijke biodiversiteit tot op heden, gepubliceerd in Proceedings of the Royal Society.
Wetenschappers onderzochten de biodiversiteit in stedelijke gebieden en constateerden dat steden een verrassend groot aantal soorten herbergen. Ook is het aandeel inheemse soorten in steden hoger dan gedacht en blijkt daardoor de soortensamenstelling tussen steden aanzienlijk te verschillen.
Diverser dan gedacht
De studie richtte zich op vogelsoorten in 54 steden en op plantensoorten in 110 steden die verdeeld lagen over 36 landen op zes continenten. De onderzoekers analyseerden data van verschillende bronnen en vonden dat gemiddeld 20 procent van de vogelsoorten en 5 procent van de bestudeerde plantensoorten voorkomen in stedelijke gebieden.
Hoewel een gedeelte daarvan invasieve soorten (exoten) betrof, vormt de biodiversiteit in de stad een goede afspiegeling van de biodiversiteit daar direct buiten. De soortensamenstelling in de verschillende steden is dus niet zo homogeen, maar diverser, als gedacht.
Het aantal verschillende soorten correleert sterk met de grootte van de stad, waarbij grotere steden een grotere soortenrijkdom kennen. Voor een nadere analyse keken de wetenschappers naar twee aspecten van steden: de “betonnen” leefomgeving – gebouwen, wegen en andere door mensen gemaakte bouwwerken – en de gebieden met openbaar groen zoals parken, graslanden en bosschages.
Het onderzoek toonde aan dat vogeldichtheden afnamen bij kleinere vegetatiebedekking, wat wijst op het belang van ‘openbaar groen’. Oudere steden bleken hogere plantendichtheden te kennen omdat ze meer intacte vegetatie hebben.
Klimaateffecten
Hoewel de studie niet keek naar klimaatverandering, denkt co-auteur Madhusudan Katti van California State University, Fresno, dat steden kunnen worden gebruikt om de effecten ervan op dieren en planten te bestuderen.
“Het hitte-eilandeffect in de stad (steden zijn warmer dan omliggende gebieden vanwege de warmte die wordt vastgehouden door gebouwen en andere betonnen oppervlakken) zorgt ervoor dat in steden de klimaatverandering het snelst merkbaar is, Daardoor kunnen we daar bepaalde effecten op de natuur sneller analyseren”, vertelde Katti aan mongabay.com.
Volgens Katti geeft deze studie slechts een kleine inkijk in de complexe dynamiek in soortenverspreiding. “Klimaatverandering verandert nu al de geografische verspreiding van vele soorten, omdat dieren en planten gelijke tred proberen te houden met de veranderende klimaatzones”, aldus Katti.
“Uitgestrekte steden en daaraan verbonden transportassen fungeren als aanzienlijke barrières in het landschap, waardoor het voor veel soorten moeilijk is te migreren in reactie op klimaatverandering. Steden groener maken, door openbaar groen te herstellen en het met elkaar te verbinden, maakt ze tevens makkelijker doorkruisbaar voor planten en dieren. Dit maakt steden ook veerkrachtiger in de strijd tegen klimaatverandering.”
Bijen
De auteurs benadrukken het belang van het behoud en herstel van natuurlijke habitats, maar steden moeten daarbij niet onderbelicht blijven. Recent ontwikkelde stedelijke gebieden waar het openbaar groen ontbreekt, zouden actief moeten worden hersteld zodat habitat aanwezig is voor inheemse plant- en dierengemeenschappen.
Katti moedigt het imkeren in de stad aan en het planten van inheemse planten waar de bestuivende insecten van afhankelijk zijn. Volgens Katti zouden planologen bij stadsontwikkeling moeten uitgaan van de natuurlijke omgeving en de aanwezige soorten en het openbaar groen voor die soorten inrichten (zoals waterpartijen voor amfibieën), zodat de stedelijke biodiversiteit behouden blijft.
“Steden hebben vaak grote openbare ruimten die door mensen voor bijvoorbeeld industriële, culturele en recreatieve activiteiten worden gebruikt, maar er zijn ook genoeg braakliggende gronden die kunnen worden hersteld voor bijvoorbeeld tijdelijke natuur”, zegt Katti. “Een belangrijke stap zou zijn om het denken van planologen en ontwikkelaars zo te veranderen, dat zij de steden zien als habitats die soorten kunnen onderhouden. Dit is niet alleen in het belang van natuurbehoud, maar ook voor het verbeteren van de leefkwaliteit voor mensen door de vele voordelen die goed functionerende stadsecosystemen bieden.”
Geef een reactie