Te wit, te hoogopgeleid, te elitair, te mannelijk: dat vindt Lawrence Cheuk van de Nederlandse milieubeweging. Tegelijkertijd wil deze voorzitter van Jongeren Milieu Actief anti-immigratiesentimenten serieus nemen. En vlees moet op de bon.
Je moet spaarzaam met je spullen omgaan, kreeg Lawrence Cheuk (25) van huis uit mee. Hij denkt dat daar de basis is gelegd voor zijn latere betrokkenheid bij milieu en duurzaamheid. Cheuks ouders kwamen in de jaren tachtig vanuit Hongkong naar Nederland, op zoek naar een beter leven. Hier werkten ze in restaurants van familieleden. Aanvankelijk leek hij in de voetsporen van zijn ouders te treden, via zijn koksopleiding. “Maar ik kwam erachter dat ik het niet veertig tot vijftig jaar vol zou houden in de horeca, met zulke lange werkdagen en -weken.” Vandaar dat hij na zijn MBO-diploma HBO-bestuurskunde ging studeren. Op dit moment loopt hij stage bij de gemeente Amsterdam. Hij doet er onderzoek naar buurthuizen en in hoeverre zij hun eigen inkomstenbronnen zouden kunnen aanboren.
Met uitzondering van een minor ‘Duurzaamheid en leiderschap’ houdt hij zich binnen zijn studie niet met milieu bezig. Als voorzitter van Jongeren Milieu Actief (JMA, de jongerenorganisatie van Milieudefensie) dat dit jaar 25 jaar bestaat, doet hij dat des te meer. Twee jaar geleden kwam hij, via een oproep voor nieuwe bestuursleden, bij de organisatie terecht. Als voorzitter doet hij regelmatig van zich spreken, onder andere via columns op online platform OneWorld. Zoals zijn niet-helemaal-serieus-bedoelde pleidooi voor het rantsoeneren van de vleesconsumptie (iedereen maximaal 42 kilo per jaar) en zijn zeer serieus bedoelde pleidooi voor meer diversiteit binnen de milieubeweging. Cheuk vindt de Nederlandse klimaatbeweging te elitair; er lopen teveel witte, hoogopgeleide mannen rond. Dat laatste kwam hem op een honende reactie van milieumastodont Wouter van Dieren te staan: ‘Flauwekul, onzin, ik heb er niks mee.’
Maar JMA gaat ook, inclusief voorzitter, de straat op om haar mening kenbaar te maken. Zo renden vorig jaar zomer honderd jongeren in hun onderbroek door het centrum van Amsterdam. Grappig, maar ook een tikje gênant, vertelt Cheuk. “Die Underwear run deden we gelukkig met z’n allen, dan is het toch een stuk minder raar. We renden vier kilometer lang in ondergoed van biologische katoen door de stad om aandacht te vragen voor de onnodige verspilling van water in de katoenindustrie en te laten zien dat er een milieuvriendelijk alternatief is. Het trok wel de aandacht en dat was natuurlijk precies de bedoeling.”
Je vindt dat de Nederlandse milieubeweging te elitair is: hoogopgeleide witte mannen zijn er dominant. Is dat echt een probleem?
“Ik kom als voorzitter van JMA regelmatig op klimaatbijeenkomsten en dan zie ik dat het er bar slecht voor staat met de diversiteit. Ik ben vaak de enige die op het VMBO en MBO heeft gezeten en een van de weinigen met een kleurtje. Dat is niet goed, want we hebben iedereen nodig. Als grote groepen mensen zich niet met ons als milieubeweging kunnen identificeren, lukt het ook niet om ze te betrekken. Het gaat ten koste van de geloofwaardigheid en de impact van de milieubeweging.
Als je een brede beweging bent, heb je meer legitimiteit, ook richting de politiek. Maar ook als je mensen aanspreekt op hun gedrag, bijvoorbeeld vlees eten. Zoiets wordt geloofwaardiger voor mensen met een andere culturele achtergrond, als ook de boodschapper cultureel divers is. Anders is het toch vooral de witte man die iets wil opleggen.”
Hoe verklaar je dat de milieubeweging zo wit is?
“Ik maak een verschil tussen de duurzaamheidsbeweging en de milieubeweging. De eerste is gericht op innovatie, zoals elektrische auto’s; dat is een elitaire beweging, en daardoor nogal wit. De milieubeweging wijst erop dat dat niet genoeg is: met onbeperkt elektrisch rijden heb je nog steeds een grondstoffenprobleem en daarvoor is een systeemverandering nodig. Die beweging heeft een hippie-imago, wat doorgaans ook meer witte mensen aantrekt. De overeenkomst tussen beide is dat ze toch onder een bubbel zitten, waar het moeilijk is om binnen te komen.
Mensen uit de lagere sociale klassen hebben vaak andere dingen aan hun hoofd, je kunt niet verwachten dat ze het milieu er ook nog bij doen. Al zijn er genoeg milieuproblemen die juist de armsten raken. In achterstandswijken is de kwaliteit van de lucht vaak het slechtst, evenals de toegang tot gezond voedsel. Tegelijkertijd gaan subsidies voor zonnepanelen vooral naar hogere inkomens. De mensen die naast de raffinaderij op Curaçao wonen en de meeste overlast ervaren, zijn zwart. Witte mensen zouden al lang zijn vertrokken.”
Wouter van Dieren vindt jouw constatering dat de milieubeweging niet divers genoeg is flauwekul. In een interview op OneWorld zei hij: ‘[Cheuk] zegt in feite: er moet meer diversiteit zijn, dus we moeten zwarte en joodse en Syrische en transgender-energiebedrijven hebben. Ik heb er niks mee. Diversiteit zit in de genen van de milieubeweging.’
“Daar moet ik om lachen en huilen tegelijk. Lachen omdat hij ridiculiseert en blijkbaar mijn punt niet snapt. Het gaat erom dat je verschillende typen mensen meeneemt, dat die zich vertegenwoordigd weten, dat hun stem wordt gehoord. Omdat je anders een tunnelvisie ontwikkelt. Ik moet erom huilen omdat hij toch een icoon van de milieubeweging is, een van de oprichters van Milieudefensie. Maar hij ziet blijkbaar niet in dat klimaatverandering meer dimensies heeft en dat je het niet kunt oplossen als je die dimensies er niet bij betrekt. Hij leeft niet in 2016, maar in 1960.
Ik was graag de discussie met hem aangegaan. Ik heb aangeboden naar Springtij te komen, het duurzaamheidsfestival op Terschelling dat Wouter van Dieren jaarlijks organiseert. Hij vraagt daar trouwens een enorme toegangsprijs voor. Dat vind ik jammer, een voorbeeld van wat ik met ‘elitair’ bedoel. Maar ik heb mijn hand uitgestoken. Ik heb geen reactie gekregen op dat aanbod: jammer.”
Wat heb je zelf gedaan om JMA diverser en kleurrijker te maken?
“Om te beginnen het onderwerp bespreekbaar maken. Daarom hebben we daar samen met duurzame jongerenorganisatie Fawaka Nederland een debat over georganiseerd, zodat het een issue wordt. Maar je moet niet alleen praten, je moet ook doen. Bijvoorbeeld door binnen je organisatie een diversiteitsbeleid te voeren. Dat betekent dat als we bij JMA een vacature hebben, we er expliciet bijzetten dat we ons bewust zijn van problemen als racisme en ongelijkheid. Als kandidaten daar ook last van hebben, moedigen we ze aan om te solliciteren. Daarnaast proberen we vacatures zo divers mogelijk te verspreiden, ook richting minderhedengroepen. Maar het is een moeilijk onderwerp: je verandert het niet van het ene op het andere moment.”
Milieudefensie pleit al jaren voor een vleestaks. Een belasting op vlees was ook onderdeel van het Burgerinitiatief Stop Fout vlees, dat indertijd in de Tweede-Kamer werd behandeld. Maar jij hebt je kritisch uitgelaten over een vleestaks.
“Omdat het geen oplossing is. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat een vleestaks tot vijf procent minder vleesconsumptie leidt. Het raakt de mensen met de minste koopkracht. Je kunt het alleen doen als onderdeel van een pakket, waarbij dan bijvoorbeeld ook de btw op groenten omlaag gaat. Je kunt ook niet zo maar alle kolencentrales dicht doen, zonder te kijken naar de gevolgen voor de werknemers en de toeleverende bedrijven. Daar moet je ook iets voor verzinnen, een sociaal vangnet inrichten of zorgen dat ze niet op straat komen te staan. De belangen van iedereen moeten worden meegewogen.”
Je vindt dus dat de laagste inkomensgroepen in Nederland recht hebben op hun stukje vlees? Is dat niet een beetje gênant in het licht van de problemen die de vleesketen met zich meebrengt? Nog afgezien van het feit dat het voor iedereen, inclusief lagere inkomensgroepen, gezonder is om minder vlees te eten.
“Vlees is voor veel mensen een stukje plezier geworden. Het is dan niet eerlijk als de mensen met meer koopkracht zich dat wél kunnen blijven veroorloven en de mensen met het minste inkomen niet. Om de discussie aan te zwengelen heb ik vervolgens voorgesteld om een vleesrantsoen in te voeren: geef iedereen vleesbonnen, goed voor 42 kilo vlees per jaar. Nog altijd meer dan het maximum van 26 kilo dat het Voedingscentrum voorschrijft, maar het is een begin. Jaarlijks zouden we het aantal vleesbonnen kunnen verlagen, totdat we geen vlees meer consumeren. Er zitten natuurlijk heel veel haken en ogen aan dit idee, zoals de zwarte markt die zou gaan ontstaan, mensen die hun vlees in Duitsland en België gaan halen. Dit was dan ook niet helemaal serieus bedoeld, maar het laat mensen er wel over nadenken. Want zoals het nu gaat, kan het niet langer doorgaan.”
Je bent een begripvol iemand. Je vindt bijvoorbeeld dat de milieubeweging ook mensen met een anti-immigratie-standpunt moet proberen te bereiken. Wat schieten we daarmee op?
“We moeten uitleggen wat de oorzaken van immigratie zijn. Een groot deel van de immigratie, zoals de vluchtelingenstromen uit Syrië, wordt nu al mede veroorzaakt door klimaatverandering. Dus als we de problemen oplossen, hoeven mensen niet te vluchten. En hoeven mensen hier niet bang te zijn dat hun eigen samenleving onder druk komt te staan.”
Dat verhaal wordt wel degelijk verteld, maar er is een groep die daar domweg niet in geïnteresseerd is. Jij wilt een dialoog, maar zíj misschien niet: is je verhaal niet aan dovemansoren gericht?
“Toch vind ik dat je het moet blijven proberen. Duurzaamheid is iets voor de hele samenleving.”
Maar zelfs als een groot deel van de samenleving wil verduurzamen, wil nog niet zeggen dat het ook gebeurt. Is de tegenstand van gevestigde belangen niet te groot?
“Daar heb je gelijk in. Zelfs onder VVD-stemmers bestaat brede steun voor een strenger klimaatbeleid, strenger dan het huidige kabinetsbeleid. Maar het loopt vast op bedrijven als Shell en Exxon, die verandering tegenhouden. Ze hebben veel invloed, als JMA merken we dat bijvoorbeeld in het onderwijs. Onlangs had je op het Malieveld Generation Discover, een gratis festival georganiseerd door Shell, gevolgd door gastlessen op scholen. Zogenaamd bedoeld om aandacht voor wetenschap en techniek aan te wakkeren, maar ondertussen ook om een achterhaalde vorm van fossiele energiewinning te promoten. Indoctrinatie dus. Het hoort bij de rol van de milieubeweging om zulke zaken aan de kaak te stellen. In Groningen merk je dat burgers zich steeds meer realiseren dat achter de NAM niet alleen de staat zit, maar vooral ook Shell en Exxon. Er ontstaat steeds meer maatschappelijke druk om om te schakelen. Binnenkort richten we samen met andere clubs de Jonge Klimaatbeweging op. Jongeren hebben niet de toekomst, maar het heden! Samen kunnen we het verschil maken.”
Als voorzitter ben je bezig met de toekomst van JMA als jongerenorganisatie. Gaat er veel veranderen?
“We worden nog meer onderdeel van de organisatie van Milieudefensie. Maar naar buiten toe blijven we nog steeds de jongerenorganisatie van Milieudefensie, met een eigen bestuur. Inhoudelijk zijn er niet zoveel verschillen met Milieudefensie. In sommige opzichten is JMA denk ik wat idealistischer. Milieudefensie maakt zich bijvoorbeeld sterk voor biologische melk. Wij zien dat als eerste stap richting veganistische voeding. Binnen JMA zijn we daar vóór omdat we minder dierlijke eiwitten moeten eten, waaronder ook zuivel. Dat wil niet zeggen dat iedereen binnen JMA veganistisch eet, er zijn ook wel vegetariërs. En er zijn vast leden die af en toe biologisch vlees eten. Het is niet zo dat we hen de deur wijzen. Ik ben in ieder geval ontzettend trots op m’n bestuur en de leden dat ze dit moeilijke traject aan wilden gaan. We hebben kritisch naar onszelf gekeken en schromen niet om onszelf te verbeteren.”
Binnenkort zit je termijn als voorzitter van JMA er op. Hoe zie je de toekomst voor jezelf?
“Ik ga eerst afstuderen en dan ben ik beleidsmedewerker. Dan zou ik best bij een milieuorganisatie willen werken, maar ook wel bijvoorbeeld bij Amnesty International.”
Niet bij Shell?
“Haha, nee, tenzij er in mijn contract zwart op wit komt te staan dat ze volledig overschakelen naar een fossielvrij bedrijf.”
Trudy van der Hoop zegt
EEN FILOSOFISCH ESSAY OVER DIVERSITEITSBELEID
Diversiteitsbeleid is gebaseerd op verschillen tussen mensen van verschillende afkomst. In tegenstelling tot wat wordt beoogd worden vooroordelen daardoor niet opgeheven maar versterkt. Pleiten voor diversiteit is generalisatie in optima forma. Men generaliseert met betrekking tot iemand uit een bepaalde groep, en gaat voorbij aan diens individuele talent. Men doet net alsof alle blanke mensen hetzelfde zijn, alle ‘zwarten’
( zwarten?? Een huid is nooit zwart, hoogstens bruin in alle tinten.) hetzelfde, alle moslims hetzelfde. Die groepen zijn bedacht, maar bestaan helemaal niet. Dus kan er ook geen sprake zijn van vertegenwoordiging. Waarom wordt er dan toch zo hardnekkig over gedacht? Ik begrijp het niet.
Nader uitgewerkt: we tolereren helaas een samenleving die opgedeeld is in groepen met een eigen culturele of religieuze achtergrond. Niet-autochtonen kiezen zelf voor die positie en zijn dan verbaasd als hun identiteit niet geaccepteerd wordt. Hen, maar ook anderen op beleidsniveau en in de politiek, is blijkbaar niet uit te leggen, dat niemand zit te wachten op discussies over identiteit. We hebben burgers nodig met vaardigheden en bepaalde karaktereigenschappen. Het feit dat er nog steeds sprake is van ‘gemeenschappen’ (Turks, Marokkaans, moslim, enz.) bewijst dat er parallelle samenlevingen bestaan. Dat laatste vooral op het gebied van vrijwilligerswerk en belangenorganisaties. Waarom doen niet-autochtonen (zelfs de hoogopgeleiden!) alleen vrijwilligerswerk voor hun eigen mensen en nooit voor neutrale organisaties? Zien zij het belang van de medemens, de natuur, het erfgoed niet? Verschuilen zij zich achter hun cultuur? Klinkt niet positief!
Op je werk moet je gewoon je werk doen, je achtergrond of cultuur doen er niet toe.
Nederland kent in feite zo’n 16 miljoen culturen, oftewel leefstijlen.
Toen ik maatschappelijk werkster was, wisten we niet van onze collega’s of ze gelovig of atheïst waren, welke politieke partij ze stemden, of ze uit de stad of van het platteland kwamen, wat hun vader deed. En als we dat in de wandelgangen wel te weten kwamen, werkte dat niet door in ons beroepsmatig handelen. Zelfs de enkele Baghwan aanhanger was op de kleding na niet met zijn overtuiging bezig.
In geen enkel beroep is het relevant, welke achtergrond (qua milieu, herkomst, platteland, stad, of wat dan ook) iemand heeft.
Niet in technische beroepen, niet in de dienstverlening, niet bij de rechterlijke macht, niet bij de politie, niet in de journalistiek, niet in het onderwijs, etc. Probeer je eens voor te stellen wat iemand met een zogenaamde andere achtergrond gaat doen. Gaat een van oorsprong Surinaamse tramcontroleur zwarte zwartrijders anders behandelen? Ik hoop het niet. Opereert een niet-blanke chirurg anders dan een blanke? Spreekt een niet-blanke rechter anders recht? Ik hoop het niet. Misschien is het in de handel of de gezondheidszorg wel een issue, uit welke cultuur iemand komt. Maar ik associeer dat voornamelijk met negatieve zaken, zoals eergevoel moeten respecteren, schoenen uit moeten doen, een vrouwelijke arts eisen, ed.
Bij de politie zou het zover kunnen komen, dat niet-autochtonen hun zogenaamde broeders bij de politie gaan verwijten dat ze hen hetzelfde behandelen als ieder ander. Of dat de politie vanwege bedreiging hen juist milder gaat behandelen.
En mijn gezin van herkomst? Dat kan nooit in een hokje gestopt worden (qua sociaal milieu). Er is een zeer grote mate van diversiteit binnen mijn familie. Hetero, homo, zwaar gelovig, atheïst, muzikaal, niet muzikaal, royaal, zuinig, politiek links, politiek midden, enz. Niemand wordt verstoten. We vervullen diverse sociale rollen, en werken met iedereen samen. Ik moet er niet aan denken dat ik beoordeeld wordt op mijn naam en afkomst!
Als ik kijk naar de vele, met name niet-westerse landen die hun inwoners in categorieën (qua etniciteit, of religie, of sociale status) opdelen, dan ligt daar dikwijls burgeroorlog op de loer, of is al gaande. De cultuur van bedreigen bestond niet in Nederland. Die is mee gekomen met de vele immigranten. Als migranten zelf niet in een hokje gestopt willen worden moeten ze beginnen met zich los te maken van hun gemeenschap. Het moet duidelijk gemaakt worden aan degenen die denken dat ze anders zijn, dat dit hun eigen perceptie is en dat de gevolgen voor henzelf zijn.
Het wordt tijd een campagne voor kleurenblindheid te beginnen. Dat doet pas recht aan iedereen!
Michiel Verheij zegt
“Te wit, te hoogopgeleid, te elitair, te mannelijk: dat vindt Lawrence Cheuk van de Nederlandse milieubeweging. Tegelijkertijd wil deze voorzitter van Jongeren Milieu Actief anti-immigratiesentimenten serieus nemen. En vlees moet op de bon.”
Even omdraaien: “de milieubeweging is te zwart, er moet meer wit bij”, hoe zouden we daarover oordelen? Discrimineren op basis van een witte huidskleur roept kennelijk minder weerstand op dan andersom. Dat maakt de kwestie niet minder prangend. Zodra wij een beweging gaan beoordelen op de huidskleur van haar leden is het hek van de dam, een huidskleur mag geen enkel waardeoordeel met zich meedragen. Geslacht of zelfs opleidingsniveau mogen dit bij een beweging als geheel trouwens ook niet.
Dit is niet zomaar een ideologische kwestie. Lawrence brengt zijn opvattingen ook nog eens in de praktijk. Hij beschrijft hoe hij wil ‘proberen vacatures zo divers mogelijk te verspreiden, ook richting minderhedengroepen’. Verder krijgen kandidaten die last hebben van racisme voorrang. Betekent dit dat blanke mensen die last hebben van racisme – bijvoorbeeld omdat ze worden gecategoriseerd op hun witte huidskleur – uitgenodigd worden om te solliciteren, of zijn deze vacatures alleen bedoeld voor niet-witte mensen die last hebben van racisme?
In werkelijkheid gaat het, getuige de hierboven aangehaalde aanhef van het artikel, natuurlijk ook niet om het gevoel van achterstelling, maar om het percentage wit tegenover niet-wit. Eerlijker is het dan inderdaad om direct op de huidskleur te selecteren met als enig overgebleven vraag wanneer iemand onvoldoende “divers” is om aangenomen te worden.