Poedermelk voor baby’s heeft een enorme ecologische voetafdruk. Onnodig, zo stelt actiegroep IBFAN in hun nieuwste rapport. Maar de keus tussen kunstvoeding of borstvoeding wordt zwaar bevochten. Daarbij is het milieu zelden een overweging.
Het milieu, dat is misschien wel het laatste waar je in je kraambed aan denkt. Hormonen zorgen ervoor dat jouw wereld alleen bestaat uit de baby. Soms bewust, soms noodgedwongen kiezen veel moeders voor kunstmatige zuigelingenvoeding. Ruim zestig procent van de baby’s wereldwijd wordt daarmee gevoed. Die beslissing heeft ongemerkt een enorme impact op het milieu. Waar moedermelk klimaatneutraal is, laat kunstvoeding een zware ecologische voetafdruk achter.
Afgelopen najaar kwam IBFAN, het International Baby Food Action Network, met een rapport over de gevolgen van moedermelkvervangers op het milieu. Het rapport Formula for Disaster stelt dat het produceren van kunstvoeding een enorm en bovendien onnodig gebruik van kostbare middelen en energiebronnen is. Het rapport somt op wat deze miljardenindustrie van de aarde vraagt. En met een productie van 1,8 miljard kilo kunstvoeding per jaar (2010) is dat nogal wat.
Koemelk en meer
Kunstmelk bestaat in verschillende varianten. Het meest gebruikt is industrieel bewerkte koemelk waaraan voedingsstoffen zijn toegevoegd. Daarmee is deze industrie onderdeel van de problemen die de grootschalige melkveehouderij veroorzaakt, zoals ontbossing en de uitstoot van broeikasgassen.
Om één kilo melkpoeder te maken is ongeveer tien liter melk nodig. IBFAN becijfert wat dat op jaarbasis betekent: gemiddeld heeft een kilo melkpoeder een CO₂-uitstoot van 21.8 kilo CO₂. Vermenigvuldigd met de jaarlijkse wereldwijd geproduceerde kunstvoeding is dat 39,24 miljoen ton CO₂. Om een beeld te krijgen: dat is meer dan vijftien keer de CO₂ vastgelegd in de Nederlandse bossen, of net zoveel uitstoot als 42,19 miljoen vluchten van Amsterdam naar New York.
“Een getal voor de globale CO₂-emissie van de kunstvoedingsindustrie is er echter niet”, zegt Alison Linnecar, auteur van het rapport. “Onder andere doordat de CO₂-emissie van een liter koemelk per land verschilt. En hoewel de samenstelling van kunstvoeding wettelijk is vastgelegd, is het niet te achterhalen hoeveel procent melkpoeder een kilo kunstvoeding bevat.”
Want kunstvoeding bestaat uit méér dan poedermelk alleen, en de vetten, suikers en micronutriënten die eraan toegevoegd worden hebben hun eigen voetafdruk. Zo wordt er gebruik gemaakt van soja- en palmolie, ingrediënten die een flinke milieu-impact kunnen hebben. Daarbij is het aantal voedselkilometers hoog, doordat productie plaatsvindt in slechts 40 tot 50 fabrieken in melkproducerende landen.
Ook het gebruik veroorzaakt veel impact, stelt IBFAN, soms op onverwachte manieren. Er is uiteraard schoon water nodig, brandstof, een zuigfles, een speen. Minder voor de hand ligt dat de menstruatiecyclus van moeders die kunstvoeding geven sneller weer op gang komt. Verwaarloosbaar? Niet wanneer je een voorraad tampons en maandverband voor meer dan een jaar vermenigvuldigt met 136 miljoen jonge moeders. En volgens IBFAN is deze impact dus grotendeels onnodig. Is dat zo?
Kindersterfte
Als je het aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en Unicef vraagt is het antwoord simpel: ja. Op een korte lijst medische aandoeningen na, waarbij een moedermelkvervanger nodig kan zijn, is volgens hen moedermelk altijd te verkiezen boven poedermelk. Dit heeft echter niets met milieu te maken, maar met een andere statistiek: kindersterfte.
Volgens Unicef is borstvoeding de eerste en belangrijkste preventieve maatregel voor het terugdringen van de bijna 7 miljoen kinderen onder de vijf die jaarlijks overlijden. De kans om in de eerste zes levensmaanden te overlijden voor baby`s die kunstvoeding krijgen is veertien maal groter. Zowel Unicef als de WHO onderstrepen dat hierdoor wereldwijd (dus niet alleen in arme landen) minimaal achthonderdduizend baby’s per jaar sterven. Ze stellen óók dat vrijwel iedere moeder succesvol borstvoeding kan geven.
De praktijk ziet er echter heel anders uit. In Nederland start volgens TNO 80 procent van alle moeders met het geven van borstvoeding. In de eerste weken al stoppen twee van de acht, becijferde het onderzoeksinstituut dit voorjaar. Twijfels over het hebben van voldoende melk en problemen met aanleggen spelen een grote rol in de sterke daling, licht Patricia Schutte, woordvoerder van het Voedingscentrum, toe. “Die twijfels zijn overigens onterecht”, zegt Schutte, en ook problemen met aanleggen kunnen met deskundige begeleiding vrijwel altijd verholpen worden, vervolgt ze. Het Voedingscentrum is dan ook, in navolging van de internationale gezondheidsorganisaties, een pleitbezorger van borstvoeding.
Maar er zijn toch ook vrouwen die geen melk aanmaken? Gonneke van Veldhuizen–Staas, IBCLC-gecerticificeerde lactatiekundige, verduidelijkt: “Daar zijn geen exacte cijfers over. De twee procent die wel genoemd wordt, komt uit de biologie en de zoölogie. Daarnaast zijn er vrouwen die als gevolg van een borstoperatie niet of slechts gedeeltelijk lacteren. Bij elkaar zal dit onder de tien procent blijven.”
Dat is een stuk minder dan de zestig procent wereldwijd die in de praktijk kunstvoeding kiest. Er zijn meer redenen dan alleen biologische om te kiezen voor poedermelk. In Nederland is een van de redenen die moeders op internetfora noemen bijvoorbeeld het combineren van voeden en werken.
Regelgeving daarvoor is vastgelegd in de Arbowet en de Arbeidstijdenwet. Daarmee zijn we er nog niet, want verder noemen moeders ‘onafhankelijk blijven’, ‘de zorg gelijk kunnen verdelen met de vader’, ‘schroom voor voeden in het openbaar’. Er blijken dus ook nogal wat culturele obstakels.
Het IBFAN-rapport zelf noemt ook een aantal redenen: dat informatie over babyvoeding in de media vaak onvolledig of vervormd is en daarbij vaak beïnvloed is door de fabrikant, speelt een rol. Maar ook personeel in de gezondheidszorg is vaak beïnvloed door de industrie en verstrekt vaak te wensen overlatende informatie, zegt IBFAN.
Milk nurses
Door de tijd heen is de keuze voor al dan niet zelf voeden een kwestie geweest van status, schoonheidsidealen en maatschappelijke ontwikkelingen rond werk. Rond 1850, zet historicus Paul Doolan uiteen, werd technologie een derde factor. De uitvinding van poedermelk, de zuigfles en de rubberen speen viel samen met een aanzienlijke groei in de zuivelproductie, en de markt breidde zich snel uit van vondelingen en wezen naar de democratisering van de keuze om niet zelf te voeden. Rond 1960 werden pasgeborenen in Amerika en Engeland massaal gevoed met kunstvoeding en namen moeders lactatieremmers, schrijft Doolan. Veranderingen zoals verstedelijking en buitenshuis werken, droegen bij aan het succes.
Daarna breidde de markt uit naar armere werelddelen, en dat ging niet altijd even netjes, schrijft Palmer in haar boek The Politics of Breastfeeding, when breasts are bad for business. Een berucht voorbeeld waren de ‘milk nurses’ van fabrikanten als Nestlé, Bristol Myers en Dumex: verkoopsters gekleed als verpleegsters. In ziekenhuizen of thuis werden pas bevallen moeders door deze melkzusters geadviseerd. Effectief, want wanneer een baby vlak na de geboorte gevoed wordt met kunstvoeding, komt de melkproductie onvoldoende op gang, waarna de moeder afhankelijk is van een moedermelkvervanger. Deze praktijk resulteerde er bijvoorbeeld in dat in 1970 87 procent van de Nigeriaanse moeders kunstvoeding gebruikte, omdat ze in de veronderstelling waren dat gezondheidswerkers hen dit geadviseerd hadden. Het gevolg was een sterke stijging in babysterfte.
Deze praktijken waren in 1981 aanleiding voor de WHO en haar lidstaten om een internationale gedragscode op te stellen voor het vermarkten van moedermelkvervangers. De code heeft de status van een internationale aanbeveling. Daarnaast is het Baby Friendly Hospital Initiative (BFHI) gelanceerd door de WHO en UNICEF in 1991, waarin de internationale beleidsafspraken vertaald zijn naar tien vuistregels voor de gezondheidszorg, waaronder de richtlijn dat baby’s in principe geen kunstvoeding krijgen. Toch zijn die praktijken de wereld niet uit. Mead Johnson betaalde in 2015 nog een schikking voor klachten over beïnvloeding van personeel in Chinese overheidsziekenhuizen.
Sponsoring
In Nederland wordt uitvoering gegeven aan delen van de code in de Warenwetregeling Zuigelingenvoeding, en verder ingezet op zelfregulering. De Voedsel- en Warenautoriteit controleert de naleving. Uiteraard wordt er nog steeds aan marketing gedaan door kunstvoedingsfabrikanten. Zo sponsoren zij onderzoeksbeurzen, gezondheidsinformatie, cadeaus, conferenties en scholingsevenementen. Tot aan de grens van de Warenwet en de gedragscode, en er soms dus overheen. “Wij verzamelen overtredingen via een formulier op onze website en melden ze bij de NVWA”, zegt Anke Tijtsma van de Stichting Babyvoeding. “We krijgen zo’n vijf tot acht meldingen per maand.”
Hoe verweven de medische wereld en de industrie ook in Nederland in 2015 nog zijn, laten gesponsorde congressen voor professionals zien. Bijvoorbeeld de tweedaagse Oranjewoudconferentie: “wetenschappelijk hoogstaande nascholing” in het bijzonder voor jeugdartsen die werken met zuigelingen en peuters (0-4), aldus de website. De commissie die dit organiseert: vijf artsen en een vertegenwoordiger van Hero Baby. Of de Dag van de Kraamzorg: “In één dag kun je als kraamverzorgende een flink aantal accreditatiepunten behalen”. Hoofdsponsor: Nutricia. “Ook dit zijn voorbeelden van codeschendingen”, aldus Tijtsma. Vervolgens komt het voor dat baby’s door ziekenhuispersoneel kunstvoeding krijgen toegediend zonder overleg, terwijl hulp bij borstvoeden te wensen overlaat, soms zelfs in BFHI-geaccrediteerde ziekenhuizen.
Wat vinden de fabrikanten van de kritiek? “Wij zijn blij met het bestaan van de code”, zegt Nutricia-woordvoerder Anja Timmermans. “We ondersteunen borstvoeding geven, vinden het belangrijk en informeren moeders erover.” Hugo Stienstra, communications manager van Nestlé, wil graag in gesprek met IBFAN en schrijft dat Nestlé moeders helpt ‘door informatie te geven en hen te ondersteunen in de dagelijkse verzorging en bij voedingsbeslissingen tijdens de zwangerschap tot de kleine een peuter is.’ Beide woordvoerders geven aan de aanbevelingen van de WHO juist volledig te onderschrijven. Toch stelt Timmermans: “Dat kunstvoeding onnodig is, daarover verschillen we van mening met IBFAN.” Kunstvoeding is soms wel degelijk een goed alternatief, zegt ze, en daarbij is er behoefte aan keuzevrijheid.
Donormelk
De WHO, ondertussen, noemt als eerste alternatief voor borstvoeding iets anders: donormelk. Sinds de opmars van kunstvoeding sloten officiële moedermelkbanken hun deuren, maar de laatste jaren is doneren weer in opkomst, met 203 moedermelkbanken in Europa, vooral in Scandinavië. Ook donormelk kent risico’s, die ondervangen worden door donateurs te screenen en testen op overdraagbare ziektes. De melk wordt microbiologisch getest en vaak gepasteuriseerd. Voor omstandigheden waarin bloedonderzoek onmogelijk is, denk aan afgelegen gebieden in Afrika, bestaat er de Pretoria of Flash pasteurisatie, een verhittingsmethode waarna een HIV-geïnfecteerde moeder haar baby kan voeden met eigen melk.
Nederland kent sinds enkele jaren het Moedermelk Netwerk, dat donateurs aan behoeftigen koppelt. “Wij proberen dit zo veilig mogelijk te maken, door moeders te screenen en een bloedonderzoek aan te bieden. We hebben ook een behandelprotocol voor melk”, aldus oprichtster Chella Verhoeven, lactatiekundige IBCLC. In korte tijd breidde dit non-profit, via internet geïnitieerde donormelkconcept zich uit naar vijftig landen.
Zou donormelk kunstvoeding overbodig kunnen maken? “Wij merken een grote donorbereidheid. Toch zeggen moedermelkbanken en gezondheidsmedewerkers dat er een tekort zou zijn”, aldus Verhoeven. Wat kan helpen: “De bloedtest kost nu 95 euro. Als we die goedkoper konden aanbieden of de zorgverzekering die zou vergoeden, zou de drempel omlaag gaan.” Het Voedingscentrum vindt het juist van belang om eerst het percentage voedende moeders dat na twee weken stopt omlaag te krijgen.
Ironisch genoeg bestaat er in Nederland wel een moedermelkbank, maar eentje die direct laat zien wat het krachtenveld is: de Moedermelkbank van VU Medisch Centrum. “Dit is eigenlijk geen moedermelkbank maar een onderzoek. Alleen te vroeg geboren baby`s die deelnemen aan het onderzoek hebben toegang”, aldus Verhoeven. “Het aantal gevallen van bloedvergiftiging en necrotiserende enterocolitis, een levensbedreigende darmontsteking, van donormelk gevoede baby’s wordt vergeleken met kunstgevoede baby’s. Maar er is al lang geconcludeerd dat deze aandoeningen met moedermelk minder voorkomen. Overigens wordt ook de donormelk verrijkt met een product op basis van koemelk.” Financier van het onderzoek: kunstvoedingsproducent Mead Johnson Nutrition. Volgens Stichting Babyvoeding is dit een schending van de WHO code, maar voor de Warenwet mag het.
Het al dan niet naleven van de code heeft dus niet alleen impact op de volksgezondheid, maar ook op het milieu. Hoewel het IBFAN-rapport niet de eerste publicatie hierover is, is de omvang ervan veelal een onbekend gegeven.
Geen argument
Google ‘Greenpeace’ en ‘babyvoeding’ en je vindt een succesvolle campagne om Nutricia te laten stoppen hun babymelkpoeder te verpakken in papier van het destructieve Asia Pulp&Paper. Een campagne geheel zonder te praten over de ontbossing door de kunstvoeding zelf. Milieu Centraal heeft het wel over de impact van luiers, maar niet over die van poedermelk. Milieudefensie richt zich vooral op een betere melkveehouderij in het algemeen. Tegelijk hebben ook borstvoedingsorganisaties milieu minder scherp op de radar. Simone de Kok, voorzitter van Borstvoedingorganisatie La Leche League: “Wij helpen moeders bij het geven van borstvoeding, het milieuaspect speelt daarbij geen directe rol.” “Het milieu is op dit moment geen argument voor ons”, zegt ook Karen van Drongelen, secretaris van het Platform Borstvoeding bij het Voedingscentrum. Dientengevolge hebben ook moeders milieu niet op de radar: volgens de Peiling melkvoeding van zuigelingen van TNO komt onder meest gehoorde redenen om borstvoeding te geven, milieu niet voor.
Klimaattop
Wie er wél laten weten aan het milieu te denken: Nestlé en Nutricia. Zij geven desgevraagd aan te werken aan verduurzaming van hun productieketen.
Wel stelt Nutricia- woordvoerder Timmermans: “Het gebruik van kunstvoeding is onvermijdelijk en enige impact op het milieu dus ook.” Stienstra van Nestlé zegt over de gebruikte palmolie: “Aan het einde van 2014 kon 82 procent van ons wereldwijde volume herleid worden tot aan de fabriek in het land van herkomst, 32 procent was op een verantwoorde manier gewonnen.” Dat betekent: van een plantage ten minste voldoend aan de criteria van de Responsible Sourcing Guideline “of die zich op z’n minst inzet voor een continue verbetering”. En ja, er is zelfs CO2-neutrale, biologisch-dynamische kunstvoeding. De Zwitserse producent Holle zegt de enige producent van kunstmatige zuigelingenvoeding te zijn die de CO₂-uitstoot compenseert.
De vraag blijft natuurlijk of certificering van grondstoffen of carbon credits oplossingen zijn voor problemen die ontstaan door een industrie waar we grotendeels buiten kunnen. IBFAN stelt op haar website campagne te willen voeren op de klimaattop in december. Het is volgens de actiegroep van kritiek belang dat besluitvormers weet hebben van iedere factor die bijdraagt aan klimaatverandering. Zijn er vanuit Nederland plannen om naar Parijs te gaan? “De meeste borstvoedingsorganisaties hebben weinig budget. Soms bestaan ze volledig uit vrijwilligers.” Stichting Babyvoeding heeft geen financiën om naar de top te gaan. “Maar,” zo oppert Tijtsma, “het zou goed zijn om samen met de milieuclubs media-aandacht te genereren hiervoor in de aanloop naar de top.”
H. Steinberg zegt
N.a.v. het item van natuurlijke lactatie, milieu en poedermelk meen ik ergens gelezen te hebben dat moeders die zelf borstvoeding geven wat minder kans schijnen te hebben om (later) borstkanker te ontwikkelen.
Dit is natuurlijk een medische vraag, maar het ZOU o.a. ook een argument kunnen zijn voor borstvoeding.
Of dat waar is…? En is dat onderzocht?
Lybrich Kramer zegt
Dit is inderdaad onderzocht, een meta-analyse in de Lancet (2002) heeft aangegeven dat borstvoeding beschermend werkt op het krijgen van pre-menopauzale borstkanker. Het RIVM heeft recentelijk een update gedaan van de positieve effecten van borstvoeding. Daarin wordt aangegeven dat voor zowel pre- als postmenopauzale borstkanker geen effect dan wel een positief effect wordt gezien (RIVM report 2015-0043).
Stefan Kleintjes, lactatiekundige Bedum zegt
In het artikel ‘Borstkanker en borstvoeding’, op de site van Kenniscentrum Borstvoeding, lees je o.a. “Zeker als er borstkanker in de familie voorkomt, is het een overweging wat langer door te gaan met het geven van de borst. Garanties zijn er uiteraard niet te geven, maar een risicovermindering van 59% kan wel degelijk het verschil uitmaken.”
https://www.borstvoeding.com/aanverwant/varia/borstkanker.html
De bronnen vind je onderaan het artikel.
L. van den Heuvel zegt
Ik mis in het onderzoek naar de voetafdruk nog een aantal zaken. Zoals, een borstvoedinggevende moeder eet toch zelf ook meer? En als ze het langer doet zijn er voor het kloven en bewren ook energie en materialen nodig. Ik vermoed dat die zaken, zeker al de moeder lokale / biologische producten gebruikt, het eindoordeel niet veranderen, maar wellicht wel de verhoudingem veranderen. Zijn die zaken meegenomen in het onderzoek?
er
Jantsje zegt
Een zogende moeder heeft maar iets meer aan dagelijkse voedingstoffen nodig en zal dus inderdaad iets meer eten (en drinken). Niet alle zogende moeders hoeven te kolven als ze langer borstvoeding geven, doordat ze bijvoorbeeld in deeltijd of thuis werken of hun kind tussentijds zelf kunnen voeden aan de borst. Kolven kan zowel met een borstkolf (handmatig bediend dan wel elektrisch of op batterijen) maar ook met de hand. Een borstkolf kan uiteraard bij een volgend kind weer gebruikt worden. Bewaren van moedermelk kan in herbruikbare flesjes of potjes/bakjes, die was je na gebruik af. Je kan het in een flesje met speen toedienen, maar dat hoeft niet altijd, met een kopje lukt vaak ook. Afgekolfde melk moet nog wel even opgewarmd worden, bijvoorbeeld au-bain marie of in een flessenwarmer, hetgeen stroom kost. Maar al met al zal het bij lange na niet opwegen tegen de milieu-impact van kunstvoeding. Daarbij moet de melk van moeder koe (of moeder geit, is tegenwoordig ook hip) machinaal afgetapt worden en door de boer bewaard in zijn melktank. De inhoud daarvan wordt vervolgens weer middels koeltransport opgehaald door de melkfabriek, tot poeder verwerkt en doorgestuurd naar de kunstvoedingsfabrikant, die bewerkt het verder, stopt het in blikken (aluminium, plastic en papier–>eveneens productiekosten en veel verpakkingsafval!) met een beertje of iets dergelijks erop en dan moet het richting winkels gedistribueerd en vervoerd en vervolgens richting woning van de baby alwaar het uiteindelijk bereid wordt. Toch allemaal net wat omslachtiger…
Eva zegt
Klopt het dat melkpoeder dat in kunstvoeding gebruikt wordt geoxideerd cholesterol bevat? Dienen we baby’s dan ook vast statines te geven?
Ellis de Wal zegt
De mens het enige zoogdier die vaak niet succesvol eigen jong kan zogen maar terug valt op melk van andere zoogdieren.
Wat niet genoemd wordt is dat zelf zogen positieve invloed heeft/lijkt te hebben op moeder-kind binding.
Het westen heeft een relatief korte lactatie-periode. Syrie, Marokko en meer Arabische en Zuid-Afrikaanse landen is het niet vreemd om langer dan een half jaar te zogen.