Verrassend feit: de elektrische auto van nu rijdt even ver als honderd jaar geleden.
Van ongeveer 1895 tot het midden van de jaren 1920 deelden elektrische auto’s de weg met stoomauto’s en wagens met een verbrandingsmotor. De productie van elektromobielen piekte in 1912. Op dat moment reden er vierduizend elektrische voertuigen rond in Europa en dertigduizend in de Verenigde Staten. Veel technologie die we vandaag als innovatief beschouwen, was er toen al: het snel opladen van batterijen, de geautomatiseerde omwisseling ervan, publieke oplaadpalen, in de wielen ingebouwde motoren, het terugwinnen van energie bij het remmen. Het hielp allemaal niet. Rond 1930 was de elektrische auto uit het straatbeeld verdwenen. Eén van belangrijkste redenen daarvoor was de beperkte actieradius.
Als de huidige supporters van de elektrische auto al weet hebben van de mislukkingen van een eeuw geleden, dan doen ze die af als irrelevant. Vandaag beschikken we immers over veel betere batterijen. De Nissan Leaf, een elektrische auto die dit jaar op de markt komt, maakt gebruik van een lithium-ion batterij met een energiedichtheid van ongeveer 140 watt-uur per kilogram. De elektrische auto uit het begin van de twintigste eeuw had een lood-accu aan boord met een energiedichtheid van slechts 20 tot 40 watt-uur per kilogram. De batterij van de huidige generatie elektrische auto’s kan dus 3,5 tot 7 keer meer energie opslaan.
Aangezien de batterijen van elektrische auto’s vandaag ongeveer evenveel wegen als de batterijen van hun voorgangers, verwacht je een actieradius die 3,5 tot 7 keer groter is. Maar de Nissan Leaf heeft exact hetzelfde bereik als, bijvoorbeeld, de Fritchle Model A Victoria uit 1908: 160 kilometer per laadbeurt. Als we de Fritchle zouden uitrusten met een hedendaagse batterij van hetzelfde gewicht, dan zou de auto per laadbeurt 1.130 kilometer ver raken. Waar is die potentiële winst naartoe?
In de plaats van meer autonomie, kregen we hogere prestaties. De Nissan heeft evenveel vermogen (110 PK) als 11 Fritchle’s (10 PK). De topsnelheid van de Fritchle was 40 km/h, de Nissan haalt 140 km/h. Een auto verbruikt vier keer meer energie om twee keer zo snel te rijden. Een snellere auto heeft ook bredere banden nodig, wat de rolweerstand verhoogt en dus het verbruik opdrijft. Een snellere auto vereist meer veiligheidsvoorzieningen, die het gewicht en dus het verbruik doen toenemen.
Nog betere batterijen zijn geen garantie voor een grotere actieradius. Wat daarentegen wel ondubbelzinnig en snel resultaat zou opleveren, is het ontwerpen van tragere auto’s. Daar hebben we helemaal geen nieuwe technologie voor nodig.
Geef een reactie