Ecuador is de initiatiefnemer van het VN mensenrechtenverdrag dat moet resulteren in bindende regels voor multinationals. Hoe belangrijk dat is, weet het land pijnlijk goed. Al meer dan twintig jaar probeert Ecuador namelijk genoegdoening te krijgen voor de ravage die oliegigant Chevron-Texaco in hun jungle achterliet. Een reconstructie.
De olieconcessie Lago Agrio ligt midden in het regenwoud van Ecuador. Honderden kilometers lange pijpleidingen strekken zich vanuit de jungle als tentakels uit over het Zuid-Amerikaanse land. De exploitatie van Lago Agrio start in 1964 met een uitnodiging van de Ecuadoraanse regering aan het adres van de Texaco Petroleum Company uit Texas. Het blijkt de moeite waard – Texaco gaat aan de slag. Dertig jaar later eindigt de gezamenlijke exploitatieovereenkomst van Texaco en staatsoliebedrijf Petroecuador met de Ecuadoraanse staat. Het Texaanse olieconglomeraat vertrekt weer. Pas later wordt de enorme vervuiling in het gebied duidelijk. Jarenlang is er met zware metalen vervuild water in de jungle geloosd. Afvalputten zijn niet voldoende afgedicht. De totale hoeveelheid ruwe olie die de Ecuadoraanse jungle in lekte, is volgens activisten dertig keer zoveel als er tijdens de ramp met olietanker Exxon Valdez de Golf van Alaska instroomde.
Inmiddels probeert Ecuador al twee decennia genoegdoening te krijgen voor de vervuiling. Vooralsnog zonder resultaat. Daarom geeft Ecuador in 2014 binnen de VN in Genève de aanzet tot de onderhandelingen voor een nieuw UN Treaty on Business & Human Rights. In oktober 2017 gaan de gesprekken daarvoor van start. Maar hoe kan het eigenlijk dat de Texaanse oliegigant al die tijd vervolging heeft kunnen ontlopen? We duiken in het zwarte verhaal achter een olieramp.
Eindeloos steekspel
We schrijven begin jaren negentig. De enorme schaal van de olievervuiling in de Amazone begint duidelijk te worden. Bewoners van het gebied reageren woedend. Ze verenigen zich in “El Frente de Defensa de la Amazonia” (The Amazon Defence Coalition – ADC) en eisen compensatie. In 1993 dagen ze Texaco voor een Amerikaanse rechtbank. Na een langslepend juridisch steekspel wordt de zaak in 2002 uiteindelijk niet ontvankelijk verklaard. Amerikaanse rechters vinden – net als het dan tot Chevron-Texaco gefuseerde oliebedrijf zelf – dat een aanklacht van Ecuadoranen over vervuiling in Ecuador door een Ecuadoraanse rechter moet worden beoordeeld.
Na de Amerikaanse gerechtelijke afwijzing brengen de dertigduizend ADC-leden de zaak in 2003 voor een Ecuadoraanse rechter. Die beslist, na alweer een langslepend proces, in 2011 dat Chevron-Texaco wel degelijk verantwoordelijk is voor de vervuiling. Het bedrijf wordt veroordeeld tot het betalen van 9,6 miljard dollar schadevergoeding. Maar Chevron-Texaco erkent dat vonnis niet en gaat in hoger beroep. En zo sleept de zaak zich nog altijd voort.
Afdwingen en omzeilen
Pablo Fajardo is één van de advocaten van ADC en inmiddels bijna twintig jaar bij de zaak betrokken. “Ons team bestaat uit twaalf advocaten die namens ADC aan deze zaak werken. Chevron-Texaco heeft tweeduizend juristen in dienst”, vertelt hij via Skype vanuit de Ecuadoraanse hoofdstad Quito. En er is nog een probleem. De Ecuadoraanse rechter heeft weliswaar in het voordeel van ADC beslist, maar Chevron-Texaco heeft sinds begin jaren negentig helemaal geen bezittingen meer in Ecuador waar beslag op gelegd kan worden. Het rechtbankvonnis kan dus niet worden afgedwongen.
Om dat te omzeilen verzint het team van Fajardo een omweg. Namens ADC dienen ze verschillende aanklachten in bij rechters in Canada, Argentinië en Brazilië – landen waar Chevron-Texaco wél actief is. Zo hopen ze alsnog beslag te kunnen leggen op bezittingen van de oliemultinational. “Maar toen de Canadese rechter daarover in ons voordeel besliste, spande Chevron-Texaco meteen een nieuwe rechtszaak aan”, zegt Fajardo. “Ze willen aantonen dat de Canadese tak van het bedrijf niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor activiteiten van het Amerikaanse moederbedrijf in Ecuador. Door hun internationale aard kunnen multinationale ondernemingen op die manier blijven weglopen voor hun verantwoordelijkheden.”
Gewapende mannen
Fajardo neemt een slok koffie. In Quito is het nog vroeg in de ochtend. De zaak vermoeit hem, geeft hij toe. “Het ergste is dat ik en mijn medewerkers in en buiten de rechtszaal worden geïntimideerd. Telefoons worden afgetapt, er zijn bedreigingen en intimidaties. Als ik in een café iets ga drinken, zit er opeens een groep gewapende mannen in een hoek naar me te kijken. In de VS heeft Chevron-Texaco zelfs een rechtszaak tegen mij persoonlijk aangespannen. Ze zeggen dat ik heb deelgenomen aan een criminele samenzwering en schuldig ben aan afpersing. Als ik nu naar de VS afreis, word ik meteen gearresteerd.”
In 2011 oordeelt een Amerikaanse rechter dat Fajardo en zijn collega-advocaten schuldig zijn aan het achterhouden van bewijs, verdraaien van feiten en oneigenlijke contacten met rechters. Het Ecuadoraanse vonnis wordt ongeldig verklaard. In het 497 pagina’s tellende rechtbankverslag is te lezen hoe Chevron-Texaco alle registers opentrekt om de geloofwaardigheid van het Ecuadoraanse rechtssysteem te ondergraven. Het oliebedrijf dient zelfs dagvaardingen in om grote databedrijven als Microsoft en Google te dwingen alle beschikbare informatie over Pablo Fajardo over te dragen.
Dat terwijl het oliebedrijf er twintig jaar eerder juist nadrukkelijk voor pleitte om de rechtszaak in Ecuador te laten plaatsvinden, en niet in de VS. Posities die volgens Chevron-Texaco prima met elkaar te verenigen zijn, zo staat te lezen in het vuistdikke verslag.
Misbruik
Ondertussen zoekt Chevron-Texaco het hogerop. Ecuador heeft namelijk een uit 1991 stammend handelsverdrag met de VS. Onderdeel van dat verdrag is de inmiddels beruchte arbitrageclausule ISDS (investor-state dispute settlement). Met die clausule in de hand kunnen bedrijven staten aanklagen voor een aparte abitragecommissie als handelsafspraken geschaad worden. Om zeker te stellen dat de regering van Ecuador geen verdere actie onderneemt, dient Texaco-Chevron een ISDS- aanklacht in bij het Permanente Hof van Arbitrage in Den Haag. De arbitragerechters in Den Haag stellen vervolgens vast dat Ecuador zich dient te houden aan de handelsregels en sommeert alle tegen Chevron-Texaco genomen maatregelen in het land op te schorten. Sterker nog, in juli 2016 betaalt Ecuador 112 miljoen dollar aan Chevron-Texaco als compensatie voor opgelopen schade en gerechtskosten.
Het olieconglomeraat is niet de enige die handig gebruikt maakt van de internationale handelsregels. Ecuador staat al jaren in de top tien van landen waartegen multinationals als Chevron-Texaco aanklachten indienen via arbitragehoven. Dat leverde het land de afgelopen jaren een kostenpost van tientallen miljarden op – op een bruto nationaal product van ongeveer 100 miljard dollar. In mei 2017 kondigt Ecuador dan ook aan werk te gaan maken van de opzegging van alle overgebleven handelsverdragen met ISDS die het land heeft. Indonesië, Zuid-Afrika en Venezuela gingen de Ecuadoranen al voor. “Via die verdragen hebben multinationals wereldwijd heel veel macht naar zich toegetrokken”, vertelt diplomaat Luis Espinosa-Salas namens de Ecuadoraanse VN-delegatie in Genève. Ecuador wees al eerder het machtige Internationaal Monetair Fonds (IMF) de deur, verleende asiel aan WikiLeaks-oprichter Julian Assange en liet weten 3,2 miljard dollar aan ‘illegale’ staatsschulden niet te zullen terugbetalen aan internationale schuldeisers. “Toen Uruguay gezondheidswaarschuwingen op pakjes sigaretten wilde zetten, werden ze aangeklaagd door sigarettenfabrikant Philip Morris. En ook Chevron-Texaco maakt dus misbruik van een handelsverdrag met Ecuador om maatregelen tegen te houden.”
Eenzijdig opzeggen
Het juridische wapengekletter waarmee Chevron-Texaco al meer dan twintig jaar alle verantwoordelijkheid ontloopt, is exemplarisch voor de grote macht van multinationale ondernemingen, meent Fajardo. Uiteindelijk is ook de regering van Ecuador de intimidatie beu. Zij stelt in 2014 binnen de VN-Mensenrechtenraad voor te gaan onderhandelen over een internationaal verdrag om multinationale bedrijven gemakkelijker aansprakelijk te kunnen stellen bij schendingen van mens- of milieurecht. Een goed idee, vindt Fajardo: “Internationale conglomeraten als Chevron-Texaco splitsen zichzelf op in verschillende bedrijven zodat ze verantwoordelijkheid kunnen blijven ontlopen of belasting ontwijken. Daartegenover zijn wij kleine mieren. Internationaal bindende regelgeving kan die scheve machtsverhoudingen weer rechttrekken.”
Ondanks grootscheeps verzet van westerse overheden en bedrijven kondigt Ecuadoraans VN-vertegenwoordiger María Fernanda Espinosa Garcés in maart 2017 de officiële onderhandelingen voor een bindend UN Treaty on Business & Human Rights aan. “Toen de schaal van de olievervuiling in de Amazone duidelijk werd, was Chevron-Texaco al lang en breed vertrokken uit Ecuador”, legt Espinosa-Salas de diplomatieke inspanningen van zijn land uit. “Door het ontbreken van internationale regels is het heel lastig om genoegdoening te krijgen. Voor ons reden om stappen te zetten.”
Pure noodzaak
Paradoxaal genoeg kondigt Ecuador begin 2017 eveneens aan een gloednieuw handelsverdrag ondertekend te hebben. Deze keer tussen de Europese Unie en de Andeslanden Peru, Colombia en Ecuador. Volgens ambassadeur Pablo Villagomez van de Ecuadoraanse EU-missie in Brussel zijn die nieuwe handelsafspraken pure noodzaak. Ecuador heeft recent de status ‘middeninkomensland’ gekregen en daarom geen tariefloze toegang meer tot de Europese markt. Daardoor komt de Ecuadoraanse export van bananen, vis, koffie en dus het inkomen van boeren in het land in gevaar, benadrukt Villagomez.
Het nieuwe verdrag staat, in tegenstelling tot oudere handelsovereenkomsten, niet op gespannen voet met parallelle pogingen van Ecuador om de macht en invloed van internationale bedrijven juist in te dammen, zegt hij stellig. “Bedrijven die actief zijn in Ecuador zullen zich echt moeten richten naar de standaarden en wetten die wij in Ecuador hanteren. Dat houdt ook in dat ze de wettelijke superioriteit van internationale mensenrechtenverdragen moeten erkennen.”
Advocaat Pablo Fajardo is begrijperlijkwijs een stuk sceptischer over het nieuwe handelsverdrag tussen Ecuador en de EU. De Europese Unie heeft namelijk hard geprobeerd het VN-Mensenrechtenverdrag te blokkeren.* “In de rechtszaken tegen ADF heeft Chevron-Texaco gebruik gemaakt van precies zo’n handelsovereenkomst om maatregelen tegen te houden”, vertelt hij. “En kreeg daar van de rechter vervolgens gelijk in. Handelsverdragen zijn primair gericht op het veiligstellen van winsten. Niet op het garanderen van mensenrechten of om zorg voor het milieu af te dwingen.”
Landloos
Om de rechtsongelijkheid op te heffen die ervoor zorgt dat Chevron-Texaco zich wél kan beroepen op internationale verdragen en activisten níet, zijn nieuwe internationale mensenrechtenregels nodig – geen nieuw handelsverdrag, zo vindt Fajardo. “Door hun structuur zijn transnationale corporaties vaak landloos. Als slachtoffer of activist sta je dan machteloos. Met een internationaal verdrag hadden wij Chevron al lang aansprakelijk kunnen stellen. Nu blijven we op en neer stuiteren tussen verschillende rechtszaken met allerlei dochterbedrijven, nationale rechters en handelsregels waar we rekening mee moeten houden. Voor er nieuwe handelsregels komen, moeten we die asymmetrie tussen mensen, regeringen en bedrijfsleven opheffen. Anders blijft het recht op winst per definitie boven mensenrechten gaan.”
Geef een reactie