Het van koper afhankelijke Zambia wil omschakelen naar landbouw, maar dan moeten jongeren wel boer willen worden. Tamara Kaunda, afgestudeerd dokter, werd boer. Om mensen gezonder te maken, maar ook om armoede uit te bannen. Op social media is ze een hit.
Dominic Chisulo (26) wisselde op WhatsApp laatst foto’s uit met een vriend. Trots lieten ze elkaar hun tomatenplanten zien; die van zijn vriend stonden er nog mooier bij dan die van hemzelf. Volgend jaar wil Chisulo betere zaden planten in zijn achtertuin in Lusaka, de hoofdstad van Zambia. Hij woont er met zijn moeder, een weduwe, en vijf broertjes en zusjes. De tomaten zijn handig voor het gezin, maar ook een goede oefening voor later. Chisulo wil eerst zijn landbouwstudie afronden en wat geld bij elkaar sparen. Daarna gaat hij aan de slag op de boerderij van zijn grootouders, een paar uur ten Noorden van Lusaka, in de zogenaamde Copperbelt.
De Copperbelt, een regio met veel industrie en kopermijnen, is de melkkoe van Zambia. Koper is een goede geleider van elektriciteit én goedkoop; ideaal materiaal voor elektromotoren, elektriciteitsnetten en windmolens. Een cruciale grondstof dus voor iedereen die ambities heeft om zijn energievoorziening te verduurzamen. Daarom zal de vraag naar koper de komende jaren naar verwachting flink groeien. Goed nieuws voor de duurzaamheidsbranche, maar minder goed nieuws voor een koper producerend land als Zambia. Daar leidt die groeiende vraag tot weer meer afhankelijkheid van de grillige prijsschommelingen van een enkele grondstof. En armoede als die ene prijs onverhoopt weer inzakt.
Gouden ticket
De Zambiaanse economie leunt zwaar op koperprijzen; meer dan 70 procent van de export is kopergerelateerd. Het land wil zijn afhankelijkheid van het metaal verminderen door de economie te diversificeren. En Zambia is, met veel vlak land en zoet water, bij uitstek geschikt voor landbouw.
Olusegun Obasanjo, tot 2007 president van Nigeria, ziet landbouw als ‘Afrika’s gouden ticket naar welvaart’, schrijft hij in New African Magazine. Maar dan moet de jonge generatie – 60 procent van de Afrikaanse bevolking is jonger dan 24 – wel boer willen worden. De hoop van veel Afrikaanse (ex)bestuurders is gevestigd op uitzonderingen als Chisulo, want de meeste jongeren denken dat hard werken op het land nauwelijks geld oplevert. Tamara Kaunda, familie van Zambia’s eerste president Kenneth Kaunda, wil het tegendeel bewijzen.
Kaunda is een van Chisulo’s social media helden, hij leerde haar kennen op Facebook. Vooral dankzij haar heeft hij vertrouwen in een toekomst als boer. “Ze heeft me geïnspireerd”, zegt hij in de auto op weg naar haar boerderij aan de rand van Lusaka. “Kaunda boert goed. En ze heeft niet eens landbouw gestudeerd!” Zelf wil hij de boerderij van zijn grootouders gaan moderniseren. Hij denkt bijvoorbeeld aan zonnepanelen, want nu is er nog geen elektriciteit.
Voor de meeste Zambianen betekent landbouw vooral: maïs. Maïs is de basis voor nshima, de koolhydraten in bijna elke Zambiaanse maaltijd. De overheid heeft wel plannen om de landbouw te stimuleren, maar er is weinig steun voor initiatieven die het telen van groenten willen promoten. De regering worstelt met het invoeren van nieuwe regels, zoals een verbod op het importeren van groenten en fruit.
Tussen de velden staat de 28-jarige Kaunda in een van haar kassen. Ze kweekt er een Nederlandse tomatensoort, genaamd Newton. Ontwikkelingsorganisatie Hivos nodigde haar uit voor workshops over duurzame voedselontwikkeling. Ze bezocht Den Haag, Amsterdam en Enkhuizen en stond versteld van de omvang van sommige boerderijen waar groenten worden geteeld. “Die waren ook van jonge boeren”, zegt ze. “Vergeleken met hen ben ik nog maar aan het spelen.”
Gezonde voeding
Kaunda heeft wel gestudeerd, maar iets heel anders dan landbouw. “Ik was altijd al een boekenwurm en kreeg een beurs om zes jaar geneeskunde te studeren in China”, vertelt ze. Ze spreekt inmiddels Chinees en is gediplomeerd arts. Waarom is ze dan boer geworden? Die vraag wordt Kaunda vaak gesteld en juist daarom bereikt haar verhaal zoveel mensen, legt ze uit. “Jongeren vragen zich af waarom ik van de hoogste tree van de carrièreladder ben gestapt.” Hetzelfde soort vragen lokt ze uit met de naam van haar bedrijf: ‘Billionaire Vegetable Seedlings Zambia’. “Mensen die dat op mijn auto zien staan, vragen vaak waar die naam vandaan komt. Dan kan ik uitleggen dat je met landbouw goed zaken kunt doen.
Maar Kaunda is geen groenten gaan verbouwen om er rijk van te worden. Ze is gaan boeren om dezelfde reden dat ze dokter wilde worden: minder zieke mensen in Zambia. Ze nam de beslissing in het ziekenhuis. “Het was zo verdrietig. Ik zag jonge mensen doodgaan.” En dat terwijl veel ziektes volgens Kaunda te voorkomen zijn met – jawel – groenten. “Het belangrijkste voor de gezondheid van mensen is voeding.” Het leven in de stad doet de eetgewoontes van Zambianen geen goed. Het percentage diabetes is er volgens Kaunda hoger dan op het platteland. “Mensen eten veel koolhydraten en gefrituurd voedsel. Maar je moet ook groente eten. Als je dat zelf verbouwt, kun je er zelfs geld mee verdienen. Dan hoef je je kinderen niet meer naar de stad te sturen op zoek naar werk.”
Dat kon ze ook wel als dokter aan de mensen vertellen, maar die hadden dan volgens Kaunda minder goed geluisterd. “De boodschap moet praktisch zijn.” Dus geeft ze zelf het goede voorbeeld, dat ze via sociale media onder haar tientallen duizenden volgers verspreidt. “Ze volgen me op Facebook en Instagram. Daar laat ik zien dat het kan.”
Babystapjes
Kaunda adviseert om klein te beginnen. “Net als Chisulo in zijn achtertuin.” Van haar ouders leerde ze zelfstandig te zijn, dus spaarde ze eerst geld met de verkoop van handtassen. Ondertussen volgde ze workshops over tomaten telen. Haar eerste groenten verbouwde ze op de boerderij van iemand anders en in de tuin van haar zus, maar inmiddels werkt ze met haar broertje en haar verloofde op het land van haar schoonfamilie. Er is geen aansluiting op het elektriciteit- en waternet, dus legde Kaunda zelf een generator en een waterput aan. Ze startte met zaailingen, omdat je daar als beginneling snel mee kunt groeien.
Van de tien hectare land van haar schoonfamilie gebruikt ze er nu twee. Uitbreiden gaat in ‘babystapjes’, zoals ze het zelf omschrijft. “Je moet niet extravagant leven. Je moet gedisciplineerd zijn en al het geld terug stoppen in je zaak”, vertelt ze beginnende boeren. Een deel van die werkmentaliteit leerde ze in China. “Ze willen daar echt dingen gedaan krijgen. Ze werken er zelfs ’s nachts, met de lichten aan!” Ze probeert die werkmentaliteit over te brengen op Zambianen, maar dat is lastig. “Het werkt hier niet om mensen te commanderen; ‘doe dit, en doe dat’, want dan krijg je verkeerde reacties.” Ter illustratie steekt ze afwerend haar hand op. “Je moet het hier langzaam doen, anders haken de mensen af.”
Zaailingen
De lichting Newton-zaailingen in de kas is met ruim tien centimeter nu groot genoeg. Dit weekend worden ze opgehaald door een paar van haar 500.000 klanten. Kaunda verkoopt ze in porties van 200 stuks, voor 1,20 kwacha (12 eurocent) per exemplaar. Ze verkoopt haar zaden en zaailingen tot in Zimbabwe, Malawi, Ghana en Angola aan toe; die plantjes zet ze op de bus. Het busnummer geeft ze door aan de ontvanger. De planten moeten veel vruchten opleveren, zodat beginnende boeren niet ontmoedigd raken.
Buiten de kas staat een veld vol tomatenplanten. Drie mannen spannen draden waarlangs de planten omhoog kunnen groeien. Tussen de tomaten hangt aas aan een touwtje boven een laag olie in gekunstelde plastic bakken. Het zijn vliegenvangers zonder chemicaliën. Dat is beter voor de natuur, maar vooral beter voor de portemonnee van boeren, legt Kaunda uit.
Uiteindelijk wil Kaunda alle tien hectare van haar schoonfamilie beplanten. Als ze eenmaal veel produceert, kan de prijs omlaag. “Zodat iedereen zich groenten kan veroorloven.” Als de boerderij zichzelf overeind kan houden, wil ze over een jaar of twee weer aan het werk in het ziekenhuis.
Wortels
Chisulo ziet op zijn studie veel jongeren die de boerderij van hun familie willen overnemen en moderniseren. Ook zij willen liever in de stad wonen, “omdat dingen dan beter bereikbaar zijn. Op het platteland moet je voor alles lopen, zelfs voor beltegoed.” Als hij eenmaal geld verdient als boer wil Chisulo een auto kopen, dan kan hij naar de stad wanneer hij wil. Maar zijn eigen wensen staan niet voorop. “Het is voor de boerderij van mijn familie het belangrijkst dat er iemand komt die weet wat er moet gebeuren.”
Bij het afscheid vraagt Kaunda wat Chisulo nu gaat verbouwen in zijn achtertuin. “Wortels”, vertelt Chisulo. Het wordt zijn eerste keer. Wortels worden op de markt in minder grote getale aangeboden dan tomaten en uien, en ze zijn goed voor de grond. “Laat me weten wanneer je begint”, zegt Kaunda. “Dan stuur ik je de juiste zaden voor het seizoen.” Opgetogen rijdt Chisulo terug naar het centrum van Lusaka. Hij is blij met Kaunda’s praktische tuindersadvies, maar ook haar achterliggende boodschap spreekt hem aan. “Ze wil armoede verjagen door te gebruiken wat je hebt.” Langs de weg staan mensen ver voorovergebogen in het veld en laten een schoffel van hoog boven hun hoofd hard neerkomen op de aarde. “Dat doen mijn neven en nichten nu op de boerderij van mijn grootouders”, wijst Chisulo. Een ploeg is een van de moderniseringen die hij straks wil doorvoeren.
Omschakelen
Ondertussen schiet het niet erg op met de economische diversificatie van de Copperbelt. Al in 2002 organiseerde de Zambiaanse overheid een congres over het spreiden van economische kansen in de provincie. Maar toen de koperprijzen daarna weer omhoog schoten, kwam de klad in die ambities. En de tijd voor een omschakeling naar landbouw begint te dringen, want de kopervoorraad is eindig. Sommige mijnen sluiten al, omdat er niet genoeg meer valt te winnen. Voor de koper importerende landen met duurzaamheidsambities een probleem, want waar moet straks de koper vandaan komen? Wat Zambia betreft is het nu aan jongeren als Kaunda en Chisulo om het alternatief, een bloeiende landbouwbranche, leven in te blazen.
Geef een reactie