Achter gesloten deuren onderhandelen Europa en de Verenigde Staten over een trans-Atlantisch vrijhandelsakkoord. Het wegnemen van handels- en investeringsbelemmeringen moet meer economische groei, banen en inkomen opleveren. Tegenstanders vrezen dat dit ten koste zal gaan van arbeidsrechten en milieu.
Eén markt van 800 miljoen consumenten. Dat is de droom van het internationale bedrijfsleven aan beide kanten van de Atlantische Oceaan. Een geharmoniseerde markt met dezelfde regels en normen betekent dat bedrijven over en weer hun producten en diensten kunnen verkopen, zonder barrières en extra productiekosten. In de deze zomer begonnen onderhandelingen over een Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), een handelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, gaat het om het afschaffen van douanerechten en andere beperkingen voor de handel in goederen en voor investeringen.
“Minder regels is goed voor ondernemers en consumenten”, zegt Tweede Kamerlid Jan Vos (PvdA). Volgens hem zorgt een verdrag voor een groei van 3 tot 4 procent van het besteedbare inkomen. “Dat is hard nodig in deze moeilijke tijden.”
Maar de PvdA maakt zich ook zorgen over mogelijke schadelijke milieugevolgen van de verdragen. Gelijke regels betekent namelijk ook over en weer concessies doen, want op een aantal terreinen liggen de Amerikaanse en Europese regels en normen ver uit elkaar. Vos: “Ik denk aan hormoonvlees, genetisch gemanipuleerde landbouwproducten en REACH, de regelgeving voor chemische stoffen.” Dát er water bij de wijn gedaan moet worden, is duidelijk, zegt Vos. “Ook op punten waar je dat eigenlijk niet wilt. Je moet dus oppassen wáár je water bij de wijn doet.”
De Europese Commissie benadrukt keer op keer geen verlaging van normen te accepteren. Karel De Gucht, EU-Commissaris voor Handel: “Europa gaat deze onderhandelingen enthousiast, maar realistisch in. Onze eigen normen op het gebied van milieu, arbeid, privacy of veiligheid en ons beleid voor de bescherming van consumenten kunnen en zullen niet worden afgezwakt om handel en investeringen te bevorderen.”
Uitwisselen
In het wereldje van kritische volgers maken deze intenties weinig indruk. Volgens Erik Wesselius van de organisatie Corporate Europe Observatory laat de Europese Commissie niet het achterste van haar tong zien. “De truc die altijd wordt toegepast is om alle lastige onderwerpen in één onderhandelingspakket te stoppen en vervolgens uit te wisselen: wij krijgen dit, jullie krijgen dat. Aan de buitenwacht kun je dan laten weten wat je hebt binnen gehaald en wat daar – helaas – tegenover staat.”
Oké, zegt Wesselius, theoretisch zou er een goed verdrag uit de bus kunnen komen, met het handhaven van de hoogste normen in de EU en de VS. “Maar binnen de huidige krachtsverhoudingen kijkt men alleen naar wat het bedrijfsleven wil. De praktijk wijst uit dat in dit soort onderhandelingen de belangen van werknemers en milieu niet meetellen. Niet voor niets zijn de vakbonden en de milieubeweging bijna altijd tegen. Ik heb er totaal geen vertrouwen in.”
Volgens zijn collega Pia Eberhardt zeggen de beloftes van de EU niks. “Vergeet niet dat het om onderhandelingen gaat, dus dat de EU compromissen zal moeten sluiten om iets van de VS gedaan te krijgen.” Uiteindelijk moeten de parlementen van alle EU-lidstaten hun oordeel over het verdrag geven, maar ze mogen alleen voor of tegen stemmen. De druk op parlementariërs om bijvoorbeeld het toelaten van Amerikaans hormoonvlees op de Europese markt weg te strepen tegen een voorgespiegelde banengroei zal immens zijn, denkt Eberhardt.
Daar komt bij, zegt ze, dat handelsverdragen in technische taal zijn gegoten. Controversiële onderwerpen als genetisch veranderde landbouwproducten of hormoonvlees staan niet genoemd in de tekst. “Dan gaat het bijvoorbeeld over fytosanitaire maatregelen. Zijn politici in staat de implicaties daarvan te doorgronden?”
Investeerdersbelangen
Een van de punten die hoog op het lijstje van de Europese onderhandelaars staan, is de bescherming van investeerdersbelangen. Lobbyorganisaties die de belangen van grote internationale bedrijven behartigen hebben laten weten dat ze met minder geen genoegen nemen. Milieuorganisaties en andere kritische volgers van de onderhandelingen zijn juist hiervoor het meest bevreesd.
Het idee om investeringen te beschermen komt voort uit de wens om de ontwikkeling van de mondiale economie te stimuleren. Investeringen van bedrijven zijn goed voor werk, kennisoverdracht en economische groei. “Landen proberen dus een stabiel investeringsklimaat te garanderen, zodat bedrijven kunnen vertrouwen op de beloftes die staten doen”, zegt Freya Baetens, universitair hoofddocent internationaal en Europees publiekrecht aan de universiteit Leiden. Baetens is gespecialiseerd in internationale geschillenbeslechting en treedt voor de Brusselse advocatenfirma VVGB met enige regelmaat op bij arbitragetribunalen waar geschillen tussen investeerders en nationale staten worden beslecht.
Baetens: “Honderd jaar geleden genoten buitenlandse bedrijven alleen diplomatieke bescherming. Als er iets gebeurde – stel dat je bedrijf in de VS in brand werd gestoken en de politie stak geen poot uit – dan was je aangewezen op de diplomatie. Daarbij bepaalde het belang van je bedrijf, de kracht van je lobby en je geld, of diplomaten zich voor je inzetten. Arbitrage, waarbij bedrijven gelijk worden behandeld, is een stuk eerlijker.”
Steeds meer bilaterale handelsverdragen bieden bedrijven de mogelijkheid een slepende en onzekere rechtsgang over te slaan en meteen naar een arbitragetribunaal te stappen. De meeste arbitragezaken worden behandeld in het aan de Wereldbank gelieerde International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) in Washington. (zie kader)
Eberhardt moet weinig weten van arbitrage door tribunalen als het ICSID. Een bedrijf dat schade leidt, kan volgens haar in de meeste gevallen gewoon naar de rechter stappen. Wetgeving in de meeste landen is duidelijk over financiële compensatie bij onteigening. Haar grootste bezwaar is dat een driekoppig tribunaal van het ICSID een beslissing neemt zonder het private belang af te wegen tegen het algemene belang, wat een rechter altijd zal doen.
“In alle Europese landen en in de VS heeft de politiek in het openbaar gedebatteerd over wetten. Ze zijn geamendeerd of ingetrokken. De bemiddelaars van het ICSID kénnen het publieke belang niet eens. Daardoor is het ICSID een heel krachtig instrument in handen van bedrijven om democratische beslissingen aan te vallen. Deze onderhandelingen spelen zich in het geheim af, en ze leiden tot een verdrag dat hetzelfde effect heeft als wetgeving”, aldus Eberhardt.
Ook Pietje Vervest van de progressieve denktank Transnational Institute (TNI) in Amsterdam wijst hierop. “De beslissingen van het tribunaal hoeven geen rekening te houden met nationale wetgeving. En omgekeerd kunnen staten, maatschappelijke organisaties of gemeenschappen geen bedrijven voor het tribunaal brengen.” Financiële compensatie voor geleden schade “tot een bepaalde hoogte” is wat betreft Vervest het probleem niet. “Maar nu claimen bedrijven publiek geld als hun winst wordt ingeperkt door democratisch genomen besluiten. Waarom sluiten bedrijven daar geen verzekering voor af? Investeren brengt risico’s met zich mee. Daarbij hoort ook het inschatten van een politieke situatie.”
Specialisten
Jan Vos vindt arbitrage “in principe goed, omdat het minder kost dan een slepende rechtszaak”. Vos houdt zich voor de PvdA-fractie bezig met het handelsbeleid van Nederland en de EU. “Het is van belang dat disputen snel en tegen redelijke kosten worden beslecht. Maar misbruik moet tegengegaan worden en de PvdA is kritisch over geschillenbeslechting tussen investeerders en staten met goede rechtssystemen: het primaat van de democratisch gelegitimeerde macht mag in die gevallen niet worden verstoord.”
Universitair hoofddocent Baetens deelt de kritiek op arbitrage niet. Internationale bedrijven die zich benadeeld voelen, kunnen er voor kiezen naar de rechter stappen. “Maar nationale rechters zijn vaak niet voldoende ingevoerd in internationaal recht. De arbiters bij de tribunalen zijn specialisten, die het werk vaak al vele tientallen jaren doen. En in veel landen is het rechtssysteem helemaal niet zo onafhankelijk, en kennen nationale bedrijven beter de weg. Een arbitragetribunaal geeft bedrijven de zekerheid dat hun zaak eerlijk wordt beoordeeld. Daar komt bij dat beide partijen een arbiter mogen aanwijzen en de mogelijkheid hebben de arbiter van de ander te wraken, als die in hun ogen niet onafhankelijk genoeg is.”
Dat arbitragetribunalen de democratie omzeilen gaat er bij Baetens niet in: handelsverdragen worden gesloten door gekozen politici en komen dus democratisch tot stand. En een land mag zijn beleid op een terrein echt wel veranderen, mits dat transparant gebeurt en ruim van te voren wordt aangekondigd. “Dat voorkomt dat een bedrijf, dat net heeft geïnvesteerd, onaangenaam wordt verrast.”
Baetens wijst er ook op dat arbitragetribunalen altijd wederzijds aanvaardbare oplossingen proberen uit te dokteren. “De meeste staten zijn er niet op uit bedrijven weg te jagen en omgekeerd wil een bedrijf de staat geen poot uitdraaien. Want in beide gevallen is dat slecht voor hun reputatie.”
Vattenfall
Een van de spraakmakendste zaken bij het tribunaal ICSID is die van het Zweedse energiebedrijf Vattenfall tegen de Duitse staat. Vattenfall claimt 3,7 miljard euro voor geleden én toekomstige schade ten gevolgde van het Duitse besluit om in 2022 helemaal te stoppen met kernenergie. Vattenfall zegt dat de 700 miljoen euro die het heeft geïnvesteerd in twee Duitse kerncentrales waardeloos zijn geworden door de Atomausstieg. Omdat het bedrijf Zweeds is, kan het de Duitse staat voor het tribunaal van het ICSID dagen. Het beroept zich daarbij op een bepaling uit het Europese Energie Handvest, waarin staat dat investeerders een ‘eerlijke en gelijke’ behandeling moeten krijgen. Het is dit soort bepalingen waar Eberhardt en Vervest zo beducht voor zijn.
Waar Duitse energiebedrijven als RWE en E.on zich moeten neerleggen bij democratisch genomen beslissingen in het Duitse parlement, en naar de Duitse rechter kunnen stappen als ze zich benadeeld voelen, kunnen buitenlandse bedrijven aankloppen bij een tribunaal dat zich niks hoeft aan te trekken van de Duitse wetgeving en dat achter gesloten deuren tot een beslissing komt.
Dan biedt een tribunaal als het ICSID kennelijk meer zekerheid. Volgens de VN-organisatie UNCTAD gaf het tribunaal in 2012 in 70 procent van de gevallen investeerders gelijk, in ieder geval gedeeltelijk. Tot nu toe werden 244 zaken afgesloten, waarin staten in 42 procent gelijk kregen, investeerders in 31 procent en 27 procent van de gevallen werd buiten het tribunaal om geschikt. Volgens Baetens komt het zelden voor dat een bedrijf of staat volledig in het gelijk wordt gesteld. “En ook in de Vattenfall-zaak is het nog maar afwachten.”
Schaliegas
Ook Nederland is door al zijn bilaterale verdragen kwetsbaar voor arbitragezaken. Het verzet van Nederlandse gemeenten tegen het boren naar schaliegas loopt het gevaar middels arbitrage onderuit te worden gehaald. Stel dat Nederland, in navolging van Frankrijk en Bulgarije, definitief stopt met schaliegas. Dan kan een bedrijf als het Amerikaanse BNK Petroleum, dat vergunningen heeft aangevraagd voor boringen naar schaliegas in Noord-Holland, Utrecht, Flevoland en Gelderland, een arbitragezaak beginnen tegen de Nederlandse staat omdat zijn concessies en investeringen waardeloos blijken.
Helemaal denkbeeldig is dit niet. Canada en de VS hebben het Noord-Amerikaanse vrijhandelsverdrag (NAFTA). Dat fungeert in een vergelijkbaar geval als een breekijzer voor een bedrijf dat naar schaliegas wil boren. De Amerikaanse vestiging van het Canadese bedrijf Lone Pine Resources claimt schade te leiden door het moratorium op het boren naar schaliegas van de Canadese provincie Quebec. Het eist 191 miljoen euro compensatie.
Omgekeerd kan een Europees-Amerikaans handelsverdrag ook tot gevolg hebben dat Amerika schaliegas gaat exporteren naar Europa. De huidige Amerikaanse wetgeving maakt dat onmogelijk, maar er is een uitzondering gemaakt voor landen met wie de VS een vrijhandelsakkoord hebben.
Bedenkingen
Sociale bewegingen in Europa beginnen zich te realiseren wat er op het spel staat met het nieuwe handelsverdrag. Friends of the Earth Europe (FoEE) smeedt aan een coalitie om de onderhandelingen te beïnvloeden. Paul de Clerck van FoEE: “Zodat de goede bepalingen erin komen en de risico’s eruit gaan. Als er een slecht verdrag uitrolt zullen we het Europees Parlement vragen het af te keuren.” De coalitie wil ook dat de bestaande standaarden, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en milieu, niet omlaag gaan en dat het onderhandelingsproces transparanter wordt.
De tweede onderhandelingsronde begint op 7 oktober in Brussel. “Dan willen we aanwezig zijn en de al te rooskleurige beeldvorming in de media nuanceren. Bovendien plannen we een actie.” Speerpunt van de campagne wordt de paragraaf over geschillenbeslechting tussen investeerders en staten. “Die bepaling mag níet in het verdrag komen!”, aldus een strijdbare De Clerck.
Willem de Vries zegt
Inderdaad een zeer gevaarlijk handelsakkoord, dat internationaal opererende concerns (die belastingtechnisch ook al vrij spel hebben) de mogelijkheid biedt om landen aan te klagen als ze (of: omdat ze) hun burgers willen beschermen tegen de kwalijke producten van die concerns. Vergelijk het Trans-Pacific Partnership (TPP) aan de andere zijde van de VS, dat gelukkig nog niet de status van een akkoord heeft bereikt (maar daar wel heel dicht bij was).
Het lijkt me heel goed dat MD hier veel aandacht aan geeft.