De soja die we ons vee voeren komt van ver en gaat gepaard met ontbossing, milieuvervuiling en mensenrechtenschendingen. Er wordt gewerkt aan certificeren van soja, maar Milieudefensie heeft een andere oplossing: het voer weer lokaal produceren van eiwitgewassen. Terug naar bonen van eigen bodem.
Op een mooie zomerse dag, ergens afgelopen augustus, oogstte een combine op een akker in het Groningse Beerta voor het eerst sinds tientallen jaren weer lupinen. Een paar maanden eerder stonden de planten nog mooi blauw te bloeien, druk bevlogen door hommels en bijen. De eerste oogst van de eiwitrijke lupinezaden was reden voor een barbecuefeestje: tussen de oogstresten zaten genodigden te proeven van de eerste karbonades van de Lupinevarkens van Annechien ten Have. De lupine die haar varkens aten, kwam nog uit Australië, maar voortaan van haar zojuist geoogste eigen grond.
Veevoer van eigen bodem, dat is – zeker in de varkens- en kippenhouderij – nog een behoorlijke rariteit: het gros van het voer dat de Nederlandse veestapel eet, komt in de vorm van soja uit Zuid-Amerika. Met de inmiddels genoegzaam bekende akelige gevolgen: de sojateelt gaat ten koste van het Amazonewoud, waarbij kleine boeren van hun land worden verdreven. De genetisch gemodificeerde sojabonen putten daar op den duur de bodem uit en worden via de Rotterdamse haven hier in zúlke grote hoeveelheden aan de beesten gevoerd, dat het mestoverschot voor een erbarmelijke staat van de Nederlandse natuur heeft gezorgd.
Voor Milieudefensie reden een campagne te starten voor gebruik van veevoer uit de eigen regio, zodat de kringloop wat meer gesloten wordt. Waarbij die regio voor het gemak even ruim wordt genomen, dat wil zeggen ‘Europees’. Met als grote vraag: kan dat eigenlijk wel: hier genoeg eiwit verbouwen voor onze toch flinke veestapel?
Soja, duurzaam of niet?
Er is eigenlijk niemand meer die vol durft te houden dat de teelt in Zuid-Amerika níet controversieel is. Maar, zeggen grote bedrijven die intensief bij die productie betrokken zijn, het gaat de goede kant op. Zaad- en chemiebedrijven als Monsanto, veevoerbedrijven als Cargill, banken als de Rabobank, voedingsmiddelenconcerns als Albert Heijn, FrieslandCampina en Unilever wijzen steevast naar de zogenaamde ‘duurzame’ RTRS-soja. Die afkorting staat voor ‘Round Table on Responsible Soy’. Sinds 2006 werken daarin de grote bedrijven samen met het Wereldnatuurfonds en ontwikkelingsorganisatie Solidaridad aan normen voor de verbouw van soja. Vanaf 2015 moet alle in Nederland gebruikte soja aan-RTRS normen voldoen.
Maar die normen stellen volgens Milieudefensie weinig voor. “Bovendien: als je kringlopen wilt sluiten, zul je de soja-import moeten stoppen en híer veevoer verbouwen”, vindt campagneleider Voedsel bij Milieudefensie, Klaas Breunissen.
“Ja maar”, is een ander veel gehoord argument in de soja-discussie: “Het sojameel dat wij in het veevoer stoppen, is een restproduct van de productie van soja-olie voor de voedingsmiddelenindustrie.” Juist efficiënt gebruik van grondstoffen dus, die helemaal niet ten koste gaat van Amazonewoud, is het verhaal van voedingsmiddelenindustrie en gangbare landbouw. “Het onderzoek dat wij hebben laten uitvoeren, prikt die mythe door”, reageert Breunissen. De productie van sojameel en soja-olie zijn bedrijfseconomisch nauw met elkaar vervlochten, concludeerde onderzoeksbureau Profundo. “De vlees- en zuivelsector blijkt hiermee een grote drijvende kracht achter het verdwijnen van Zuid-Amerikaans oerwoud voor sojaplantages.”
Mediterraan dieet
Kan het anders? Dat kan, bijvoorbeeld door minder vlees en zuivel te eten. Maar het kan zélfs met de huidige hoeveelheden zuivel en vlees die we met z’n bijna zeventien miljoenen naar binnen werken. Dat blijkt tenminste uit berekeningen van het Wageningse onderzoeksinstituut Alterra: net zoveel dierlijke producten eten als nu, met veevoer dat alleen op Nederlandse bodem wordt verbouwd en zonder dat er kunstmest aan te pas komt.
Er zitten wel twee mitsen aan dit scenario: er blijft dan niet genoeg grond over om groenten en graan te telen. En aan export van vlees, zuivel en eieren doen we in dat geval niet, wat een flink kleinere veestapel met zich meebrengt: 44 tot 85 procent. Gaan we mínder dierlijke producten eten, zeg maar een ‘Mediterraan’ dieet volgen (twee à drie dagen in de week vegetarisch),dan kunnen we in de Lage Landen niet alleen zelf al het veevoer verbouwen, maar blijft er ook genoeg grond over over onze eigen groenten en graan.
Met een nog kleinere veestapel, dat weer wel, volgens Alterra. “Als het in zo’n klein land als Nederland al een volwaardig voedselpakket kan opleveren, dan kan het op Europees niveau dus zeker”, is de conclusie van Breunissen van Milieudefensie.
Lupine
Maar goed, dat is de theorie van de rekenmodellen, gemaakt vanachter de laptop. In de dagelijkse praktijk van zand en klei, weer en wind, zijn er inmiddels verschillende Nederlandse en andere Euroepse boeren die zélf eiwitrijke planten zaaien om de oogst aan hun vee te voeren.
“Lupine heeft een goed effect op de smaak van het vlees en door zelf voer te verbouwen werken we aan de kringloopgedachte”, verklaart Annechien ten Have uit Beerta haar motivatie om Lupinevarkens te gaan houden. “De varkensmest gaat terug naar de lupine-akkers, waardoor de varkens dus voor hun eigen voer zorgen.” Daarbij komt dat lupine – net als alle bonen – een zogenaamde stikstofbindende plant is: met behulp van bacterieën in de grond maakt de plant de bodem dus zelf extra vruchtbaar. Het Lupinevarken krijgt een uitloop naar buiten, mits de provincie de vergunning afgeeft voor de te bouwen ‘dartelstal’, waar de familie ten Have al lange tijd op wacht.
Annechien ten Have is behalve varkenshouder ook scheidend woordvoerder varkenshouderij van boerenbelangenorganistie LTO. De vraag ligt dus voor de hand of andere Nederlandse varkensboeren haar benadering zou moeten volgen, er van uitgaande dat haar Lupinevarken een succes blijkt: “Het is interessant als het vlees een meerwaarde heeft.”
Oftewel: als er meer aan kan worden verdiend, want zelf voer verbouwen is duurder dan geïmporteerd sojavoer inkopen.
Handelspolitiek
Daarmee hebben we een belangrijke schakel in de veevoerketen te pakken. En een groter verhaal: handelspolitiek. “De afgelopen twintig jaar is de verbouw van veevoer in Europa verdrongen door dump van goedkope gentechsoja uit Amerika. Onze eigen markt is kapotgemaakt: economische maar ook morele dumping”, vindt Rob van Haren, hoogleraar productinnovatie aan de universiteit van Groningen en directeur van Kiemkracht. Dat laatste is een alliantie van onder andere de LTO, de Nederlandse Akkerbouwersvakbond, en InnovatieNetwerk. In die hoedanigheid is hij een enthousiast pleitbezorger van het Lupinevarken.
In de landbouw van enkele decennia geleden was het volstrekt normaal dat boeren hier veevoer verbouwden: bijna iedere akkerbouwer had tot zo’n twintig jaar geleden wel een stuk grond met erwten of bonen er op, ook vanwege de gunstige effecten op de bodem. Maar in ruil voor bescherming van de eigen graanmarkt, deed de EU Amerika de concessie de Europese markt open te gooien voor eiwitgewassen. Toen in de jaren negentig vrijhandelsorganisatie WTO werd opgericht, deed de EU nieuwe concessies waarna gewassen als erwten, lupinen grotendeels van de Euroepse akkers werden geconccureerd, door goedkope Zuid- en Noord-Amerikaanse soja. Deze overeenkomst werd, dankzij de import via de Rotterdamse haven, het ‘Gat van Rotterdam’ genoemd. Het werd de kurk waarop de Europese vee-industrie drijft.
Behalve dat dat volgens Van Haaren in ecologisch en sociaal opzicht niet deugt, vindt hij het ook gevaarlijk: “Het maakt onze voedselproductie erg kwetsbaar: de wereldhandel in soja is in handen van maar vier bedrijven.” De druk op het systeem wordt nóg groter omdat ook China steeds grotere hoeveelheden soja uit Latijns-Amerika importeert. “Als we nu niet beginnen dit systeem te veranderen, is het te laat”, is Van Haren bang. En dat veranderen betekent concreet: weer eigen veldbonen, lupinen, erwten verbouwen voor ons vee: “Back to the boon.”
Onderzoek
Alleen hoe? Economisch is dat voor Nederlandse agrariërs nu nog niet aantrekkelijk: voor een varkens- of kippenboer zijn Braziliaanse sojabonen goedkoper dan Nederlandse velderwten. En een akkerbouwer kan aan graan en aardappelen meer verdienen dan aan lupine.
“Doordat de teelt van eiwitgewassen twintig jaar heeft stilgelegen is er sindsdien ook geen onderzoek gedaan. Door opnieuw onderzoek en ontwikkeling te gaan doen, kan ook de productiviteit van de eiwithoudende gewassen omhoog”, volgens Van Haren. Waardoor het voor boeren ook weer interessanter wordt om hun akkers in te zaaien met bonen en dergelijke.
Behalve in Beerta gebeurt dat ook op andere plekken, al dan niet experimenteel. Het bedrijf Agrifirm, bijvoorbeeld, is niet alleen veevoerproducent, maar ook zaadleverancier. Twee takken van het bedrijf werken samen bij experimenten met sojateelt op Nederlandse bodems. Dat klinkt in eerste instantie misschien vreemd: soja groeit toch in warmere gebieden? Dat klopt, maar steeds minder: hetzelfde gold van oudsher voor maïs en daarmee staat Nederland ’s zomers inmiddels vol. Net als vorig jaar heeft Agrifirm op akkers in Brabant, Limburg en Flevoland soja verbouwd.
Nu moeten er nog afnemers gevonden worden die bereid zijn een wat hogere prijs te betalen. “Als dit lukt, dan is er met soja uit Noordwest-Europa een duurzaam alternatief voor soja uit Zuid-Amerika”, zegt het bedrijf. Elders in de Europese Unie wordt overigens jaarlijks meer dan 600 duizend ton soja geproduceerd. Aardig wat, maar weer een schijntje in vergelijking met de 40 miljoen ton soja die wordt geïmporteerd.
Koeien
Het grootste deel van de Zuid-Amerikaanse soja verdwijnt hier in de kippen- en varkensmagen. Het voer van melkkoeien bestaat voor een kleiner deel uit krachtvoer, waaronder soja. Want runderen grazen van oudsher flink wat gras en krijgen in de winter ook Hollandse maïs. Het is dus het makkelijkste om de koeien aan de ‘boskapvrije’ voeding te krijgen.
Her en der zijn er melkveehouders die de soja al de deur uit hebben gedaan. Manfred en Alien Holtslag uit het Gelderse Hall geven hun biologische melkkoeien bijvoorbeeld helemaal geen krachtvoer. Dat leidt tot een lagere melkproductie, maar daar staat tegenover dat er minder hoeft te worden ingekocht én dat de koeien veel robuster en sterker zijn en niet na vier jaar al zijn ‘uitgemolken.’ (Zie kader: ‘En biologisch veevoer dan’).
Landliefde
Bij onze voedselbewuste Oosterburen is er zelfs een hele zuivellijn op de markt die zonder soja in de Duitse schappen belandt: melk, yoghurt, karnemelk, slagroom, boter, griesmeelpudding. “Onze Landliebe-boeren hebben zich verplicht hun koeien met traditionele veevoergewassen zoals gras, maïs en rapen te voeren. Planten die ze in hun eigen weiden en op eigen akkers verbouwen”, aldus de Duitse website van het bedrijf.
Landliebe is inmiddels in handen van zuivelmultinational FrieslandCampina. Het Nederlandse moederconcern vertelt met trots op haar website over Landliebe: “Het is het eerste Duitse zuivelmerk dat samen met de veeboeren het initiatief heeft genomen om koeien uitsluitend te voeren met gewassen van eigen land (zonder gentechnologie). En dat is precies waar we bij FrieslandCampina voor staan.”
In de Nederlandse praktijk blijkt van dat laatste niet zo veel. Hier is de zuivel van de voedselgigant helemaal niet gentechsojavrij en het bedrijf bagatelliseert de problemen die de sojaproductie met zich meebrengt: ‘dat beetje soja in het koeienvoer is toch duurzaam geproduceerd en bovendien eigenlijk een restproduct’, gebruikt het bedrijf als argumenten.
Blijft de vraag: waarom in Duitsland wel en hier niet? “Als we dat in Nederland zouden willen doen, zouden we veel meer grond nodig hebben. Het gaat maar om duizend Duitse boeren, terwijl we het in Nederland over 13 duizend hebben. Die Duitse koeien produceren ook nog eens minder: het gaat helemaal niet zo goed met de Duitse melkveehouderij”, aldus woordvoerder Jan-Willem ter Avest van FrieslandCampina. “Maar we staan open voor experimenten met Europees veevoer.” Voorlopig is het in de praktijk te duur, meent het bedrijf.
Importheffing
Daarmee zijn we terug bij de veevoereconomie. Moet er niet wat aan de handelspolitieke knoppen worden gedraaid? Want dáár ligt toch ook de oorzaak van de sojastromen die de wereld overgaan? Dus bijvoorbeeld weer een importheffing op Amerikaanse soja? Zodat Europese veevoer – met bijbehorende ecologische kringloop – een echte kans krijgt?
Hoogleraar Rob van Haren gelooft niet dat dat haalbaar is: “Dat is vechten tegen de bierkaai, verloren energie, niet aan beginnen.” Liever focust hij op de eigen kracht van sojavrije producten als het Lupinevarken: “Ik was op de Slow Food beurs in Italië en daar vonden de Italianen het erg lekker. Je moet je concentreren op smaak en kwaliteit.”
Maar dat is een ‘nichemarkt’, vindt Hans van Kessel, akkerbouwer en bestuurslid van de Nederlandse Akkerbouw Vereniging, opgericht omdat akkerbouwers zich niet meer thuisvoelden bij de LTO: “Die offert andere agrarische belangen op aan de machtige intensieve veehouderij.”
De NAV is een groot voorstander van het opnieuw verbouwen van veevoer in Nederland en vindt een importheffing op Amerikaans veevoer wél een goed idee. “Toegegeven, daar krijg je nog niet veel handen voor op elkaar. Maar ik ben een jaar of zes met dat onderwerp bezig. Eerst was ik daarin een eenling, dat is al lang niet meer zo.” Vanuit consumenten, supermarkt en Europese politici komt er een steeds grotere roep om, vanwege de voedselzekerheid, weer meer eigen veevoer te verbouwen. “De overheid kan stimuleren dat akkerbouwers weer een fatsoenlijke prijs krijgen voor bonen en erwten. Ik ben daar positief over: er vindt een kentering plaats.”
Geef een reactie