Een biologische melkveehouder produceert melk, maar moet ook zijn veestapel op peil houden. Waar komen de nieuwe kalfjes vandaan? Van topstieren, maar die zijn meestal niet biologisch. Stichting Biologische Veeverbetering (Bio-KI) wil daar verandering in brengen.
De productie van biologische melk brengt een aantal specifieke problemen met zich mee, waarvoor de melkveehouder oplossingen moet zien te vinden binnen de door de EU opgestelde regelgeving. Zoals, hoe kom je aan voldoende biologisch voer? Hoe ga je om met de lagere melkproductie die gepaard gaat met de biologische voederwijze? En wat doe je met de stierkalfjes? Voortplanting op een manier die past bij de biologische landbouw is in dit proces lang geen prioriteit geweest voor boeren. Daarom hebben de meeste biologische melkkoeien ‘gangbare’, niet-biologische vaders. Vaak komen deze vaders voort uit – in de biologische veehouderij verboden – embryotransplantatie.
Een groep biologische melkveehouders, die vindt dat dit niet past bij de biologische visie, wil verder ontwikkelen naar een diervriendelijke biologische fokkerij. Samen met fokkerijexpert Wytze Nauta – die op het onderwerp promoveerde – richtte zij in 2012 de stichting Biologische Veeverbetering (Bio-KI) op. Maar hoewel verreweg de meeste biologische boeren aangeven hun koeien liever te willen insemineren met sperma van een biologische stier, lijkt de sector er nog niet klaar voor te zijn. Hoe kan dat?
Ratrace
Driekwart van de biologische melkveehouders in Nederland laat de veestapel kunstmatig insemineren met stierenzaad uit de gangbare fokkerij. Dat mag, volgens regelgeving van de Europese Commissie. Een kwart van de bioboeren heeft een eigen stier. “En dat zijn onze beste concurrenten” grapt Nauta. Wat hem betreft hoort ook het fokken van dieren onder de biologische productieketen te vallen. “Daarmee wordt biologische melk pas echt biologisch. Het scheelt een hoop dierenleed en het levert efficiëntere productie op”, aldus Nauta.
Hoe veroorzaakt niet-biologisch zaad dan dierenleed bij de koeien die ermee worden verwekt? Dat komt doordat die koeien genetisch worden geselecteerd op een maximale melkproductie, legt Nauta uit. Zogenaamde ‘topkoeien’, koeien met hoge fokwaardes, worden gekruist met ‘topstieren’ die eveneens hoge cijfers halen. “Het is een ratrace. Van de koplopers wordt het uiterste gevraagd, ze geven maximaal melk en kunnen dat aan met veel hulp van de boer. Maar het gros van de koeien die daaruit gefokt worden, zijn na een paar lactaties – de periode na het kalven waarin de koe melk produceert – al over de klink gejaagd. Ze kunnen niet meer, krijgen problemen, en gaan gemiddeld al met twee-en-een-halve lactatie naar de slacht”, licht Nauta toe. En dat gebeurt volgens hem óók op biologische bedrijven.
Ontvangsterkoeien
De fokwaarde is een cijfer afkomstig uit een complexe statistiek met data van onder meer het aantal liters melkproductie, stamboekinformatie en de gezondheid van het dier. De stieren met de gunstigste fokwaardes mogen op een dummy springen en leveren zo tienduizenden rietjes sperma. Die worden tot nader order ingevroren. Een koe is eens per drie weken tochtig en krijgt normaal gesproken één kalfje per jaar. De fokkerij wil de voortplanting van topkoeien omhoog schroeven en heeft daar een technische oplossing voor gevonden: embryotransplantatie. Dat is een vrij algemeen gebruikte methode bij topkoeien volgens de internationale Coöperatie Rundveeverbetering (CRV). Zij transplanteren jaarlijks zo’n 14 duizend embryo’s.
Dat proces gaat zo. Jonge vaarzen – koeien die nog niet gekalfd hebben – met hoge verwachtingscijfers krijgen een hormoonbehandeling, waardoor er veel eitjes tegelijk rijpen. Dit heet superovulatie. Zijn de eitjes klaar, dan wordt de koe verschillende keren geïnsemineerd met het zaad uit zo’n rietje van een topstier. Dat proces kan pijnlijk zijn, volgens Nauta. Na ongeveer een week worden de embryo’s ‘uitgespoeld’. Deze embryo’s worden in draagmoeders, ofwel ontvangsterkoeien geplaatst. “Omdat u mindere dieren als ontvangsterkoeien kunt gebruiken, zet u uw veestapel optimaal in”, zo schrijft de CRV op haar website. Zo kan het gebeuren dat een koe nog voordat ze zelf drachtig is geweest al tientallen kalfjes heeft rondlopen.
Off-road
Mag dat in de biologische landbouw? Nee. Margreet van Brakel – directeur van Skal Biocontrole, de organisatie die in Nederland toeziet op de naleving van de biologische productievoorschriften – zegt er het volgende over. “Het gebruik van hormonen zonder diergeneeskundige curatieve reden en technieken als superovulatie, embryotransplantatie en andere vruchtbaarheidsingrepen zijn verboden. Dieren verliezen direct en voor altijd hun biologische status wanneer deze ingrepen zijn toegepast. Dat is een essentieel verschil met de conventionele sector.” Maar geldt dit ook voor de afkomst van de stieren die het zaad leveren waarmee de biologische koeien geïnsemineerd worden? Of mag deze heer een product van embryotransplantatie zijn? “De verordening schrijft niet voor dat de stier die het sperma levert geen product mag zijn van embryotransplantatie”, aldus Van Brakel. Indirect mag het dus wel.
Geboren op de biologische boerderij blijkt de dochter van zo’n topstier echter niet het verbazingwekkende aantal liters melk te kunnen geven die zij op een gangbare melkveehouderij wel zou leveren. In het intensieve productiesysteem krijgen koeien een dieet met een hoog percentage krachtvoer, waarmee de melkproductie wordt ondersteund. Maar in de biologische landbouw moet het voer voor ten minste 60 procent uit ruwvoer bestaan – bijvoorbeeld gras. En daar worden geen uitzonderingen in toegestaan, valt te lezen op de website van controle-instantie Skal. Werkt die selectie op melkproductie dan eigenlijk wel op een biologisch bedrijf? Over het algemeen niet, zegt Nauta. Zijn vergelijking: het is alsof je race-auto’s off-road gaat gebruiken. Het valt hem op dat met de aankoop van ’topzaad’ het ook op biologische bedrijven vaak een sport is om de melkproductie zo hoog mogelijk te krijgen. “Dat zie je dat boeren toch weer veel – biologisch – voer gaan aankopen. Het lijkt wel alsof het gebruik van deze fokstieren mensen pusht om meer de gangbare kant op te gaan.”
Biologische fokstieren
Bio-KI wil een biologisch alternatief bieden en daarmee de biologische fokkerij stimuleren. Inmiddels biedt de stichting sperma aan van tien KI stieren; zonen van de beste koeien van biologische bedrijven. Het fokdoel ligt niet zozeer op een hoge productie per lactatie, maar op het behalen van een hoge productie in het hele leven van de koe in hun specifieke biologische milieu. “Wat wij willen zien is een koe die in balans is en misschien wel zes, zeven, acht lactaties zonder problemen doorkomt”, aldus Nauta. De stichting fokt haar stiertjes biologisch op. Na de spermawinning op een KI station gaan de stieren als dekstier naar een biologische kudde melkkoeien. De eerste Bio-KI stieren hebben nu een biologische fokwaarde, gebaseerd op de productie van hun dochters op biologische bedrijven. “Een unicum, dat is nog nergens anders op de wereld gedaan!”, zegt Nauta bevlogen. Melkveehouder Sybrand Bouma is al net zo enthousiast. Hij melkt in Grou, Friesland, 130 koeien; 83 daarvan zijn dochters van Bio-KI stieren. “Met Bio-KI heb ik materiaal dat sowieso geschikt is voor de biologische landbouw. De koeien worden sober gevoerd en leven antibioticumvrij in biologische productie omstandigheden. Daarbij hebben ze ook nog een goede melkproductie.”
Beperkte keuze
Hoe staat de biologische sector tegenover Stichting Bio-KI? Heleen Klinkert – projectleider bij Bionext, de collectieve belangenbehartiger van de biologische sector – noemt het werk van Nauta en de zijnen “mooi pionierswerk”. Ze zegt er “in principe positief tegenover staan, omdat we in de biologische sector de wens hebben het hele productieproces biologisch te laten zijn en niet alleen de laatste stappen”. Toch wordt er nog relatief weinig gebruik gemaakt van het biologische stierenzaad.
Vóór de oprichting van de stichting Bio-KI gaf 95 procent van de biologische melkveehouders in een enquête aan over te willen stappen op biologisch, als die mogelijkheid er zou zijn. Waarom staan ze nu niet in grote getale op de stoep? Angst voor het vreemde speelt een grote rol, denkt Nauta. “Angst omdat je overstapt op iets waarvan de cijfermatige zekerheden anders zijn dan men gewend is van het gangbare testsysteem”. Dát de keuze voor biologisch er nu is, verandert de zaak vooral op papier. “Op het moment dat er biologische stieren beschikbaar zijn voor de fokkerij, dan is het verplicht om deze te gebruiken. Dat betekent wel dat er ook voldoende kwaliteit en kwantiteit beschikbaar moet zijn, en met tien stieren valt dat te betwijfelen”, zegt Van Brakel, directeur van Skal.
Biologische melkveehouders die géén gebruik maken van Bio-KI geven inderdaad aan voor gangbaar te kiezen omdat zij de keuze in biostieren te beperkt vinden. Zo vertelt melkveehouder Manon van Balkom dat op haar bedrijf de eigen stieren een deel van het werk doen. Om inteelt te voorkomen kijkt er iemand van een fokbedrijf mee, die hen helpt bij het maken van afgewogen keuzes waar de veestapel beter van wordt. “En die keuze is er voor ons binnen Bio-KI nog niet”, zegt Van Balkom. “De keuze in stieren ís ook nog niet zo groot als we zouden willen”, beaamt Nauta. “Je kunt niet meteen concurreren met een fokkerij die duizenden stieren beschikbaar heeft. Je moet ergens beginnen. Toch heeft Bio-KI met tien stieren al een breed scala aan verschillende fokrassen; dat is een afspiegeling van wat gemiddeld gebruikt wordt.”
Adopteer een stier
Naast angst speelt schaamte ook een rol in het achterblijven van de Bio-KI gebruikersaantallen, denkt Nauta. “Er wordt vaak gezegd dat de consument toch niets weet van moderne voortplantingstechnologieën. En er dus ook niet van wakker ligt. Maar ondertussen durven de biologische veehouders hun klanten eigenlijk niet goed te vertellen dat ze gangbare stieren gebruiken.”
Daarom is Bio-KI de crowdfundingsactie ‘Adopteer een Stier’ gestart, waarmee zij wil laten zien dat consumenten – als zij eenmaal wél weten hoe het zit – willen dat ook de fokkerij biologisch wordt. “Het doel is om met dat geld minimaal vijf nieuwe stieren in te zetten. Zo komen we meteen aan de klacht van de veehouders over ons gebrek aan aanbod tegemoet.”
Meedoen kan nog tot 30 juni, doneren voor meer stieren kan altijd. Meer informatie vind je op adopteereenstier en biologischefokkerij.nl.
Pascal zegt
Link onderin het artikel (adopteer een stier) klopt niet, moet zijn: https://crowdaboutnow.nl/campagnes/adopteereenstier