Door de branden in de bossen en op de wijdverbreide palmolieplantages van Indonesië zitten mensen al maandenlang in dikke, giftige smog met rampzalige gevolgen voor hun gezondheid. Unieke planten en dieren, waaronder de orang-oetan, loopt eveneens gevaar. Een belangrijke oorzaak ligt bij bedrijven die hun palmolieplantages laten branden voor een paar centen meer winst.
Een van de grootste milieu- en natuurrampen van de afgelopen decennia teistert al wekenlang Indonesië: de bosbranden die over duizenden kilometers het land in vuur en vlam hebben gezet. De omvang van deze ramp wordt al vergeleken met de olieramp met de Deep Water Horizon, in de Golf van Mexico. Waardevolle natuur die voor altijd in rook opgaat, honderdduizenden mensen die ziek zijn geworden door de dikke, vieze smog: de situatie in Indonesië is met recht rampzalig te noemen. Anouk van Baalen, inhoudelijk medewerker bij Milieudefensie en net terug uit Indonesië: “De afgelopen weken heb ik gezien, geroken en gevoeld hoe desastreus deze branden zijn voor de gezondheid van de mensen. De geur van kampvuur zal nooit meer hetzelfde zijn.”
In tegenstelling tot de olieramp in 2010, is er nu maar weinig aandacht in de media voor de branden. Volgens George Monbiot, columnist van The Guardian, zijn de bosbranden ‘volgens elke objectieve standaard gemeten, het belangrijkste nieuws van vandaag. De media-aandacht is veel te klein voor wat de grootste milieuramp van deze eeuw kan blijken te zijn’.
Veenbranden
Al achttien jaar lang brengen jaarlijks enorme bosbranden verwoesting in Indonesië. Nog nooit echter waren de branden zo omvangrijk als nu. De smog van de branden reikt tot aan Singapore, Maleisië en zelfs Thailand, honderden kilometers verderop. De ergst getroffen provincies zijn Jambi, West-Kalimantan, Centraal-Kalimantan, Zuid-Sumatra en Riau.
Een van de belangrijkste oorzaken waardoor het vuur maar door blijft woekeren, is dat niet alleen bos brandt, maar ook de grond zelf. Indonesië kent veel veenbodem, als die meebrandt komt de daarin millennialang opgeslagen CO2 vrij. Tel daarbij op ook nog eens de uitstoot van methaan uit het veen, een veel krachtiger broeikasgas dan CO2, en de omvang van het probleem wordt duidelijk. Droog veen blijft gemakkelijk dagen en soms zelf weken branden, kan ondergronds nasmeulen en daarna weer opeens oplichten. Veenbranden zijn dus ook nog eens erg moeilijk te bestrijden.
Professor Susan Page, een expert in bescherming van de veengronden, zegt over de oorzaken: “In hun onverstoorde staat zijn veengronden van nature tegen vuur bestand. Maar decennia van slecht beheer, waaronder grootschalige ontbossing en aanleg van kanalen, hebben het veen drooggelegd, waardoor de hele regio groot gevaar loopt wanneer de onvermijdelijke droogte plaatsvindt.”
Recorddroogte
En die droogte is er gekomen. Dit jaar lijkt de ergste El Niño te brengen die ooit is geregistreerd, leidend tot een recorddroogte in Indonesië. Klimaatverandering lijkt dus invloed te hebben op de bosbranden, maar andersom is deze link er zeker. De bos- en veenbranden zorgen voor een gigantische uitstoot van broeikasgassen en leveren daarmee een grote bijdrage aan het broeikaseffect.
Volgens Guido van der Werf, hoogleraar mondiale koolstofcyclus aan de Vrije Universiteit Amsterdam, gaat het om een extra uitstoot van circa 1,5 tot 3 Gigaton CO2. In drie weken stegen vanuit het Indonesische vuur dus evenveel broeikasgassen op als de Duitse economie in een heel jaar produceert. De bosbranden zorgen er eigenhandig voor dat Indonesië dit jaar mondiaal de op een na grootste CO2-vervuiler is.
Palmolieplantages
Maar, kunnen we de schuld leggen bij klimaatverandering alleen? Zoveel branden kunnen toch niet zonder menselijke inmenging ontstaan?
Uit een analyse van World Resources Institute (WRI) blijkt dat een groot deel van de brandhaarden , meer dan eenderde, te vinden is op palmolie- of houtplantages. Lindsey Allen, directeur van het Rainforest Action Network, vindt dit niet verrassend: “Veel van de vuren zijn een direct gevolg van de industriële manipulatie van het landschap om plantages te kunnen ontwikkelen”.
Vorige week kwam bovendien Greenpeace met foto’s naar buiten die laten zien dat palmoliebedrijven snel zijn met het planten van hun palmen in afgebrande veenbossen. Onderzoekers van Greenpeace vernamen van omwonenden dat het veenbos twee keer was platgebrand om het geschikt te maken voor palmen.
Dit is opvallend, aangezien de Indonesische wet verbiedt dat plantages verbrand worden. De grote palmoliebedrijven verweren zich door de schuld te geven aan de kleine boeren die volgens hen de branden zouden aansteken om landbouwgrond vrij te maken. Maar de directeur van WALHI, de Indonesische zusterorganisatie van Milieudefensie, Abetnego Tarigan, stelt hierover tegen de Jakarta Post: “We vinden het mooi dat palmoliebedrijven een belofte doen om geen ontbossing meer te veroorzaken, maar de overheid moet op naleving daarvan gaan toezien. Hun dochterbedrijven schakelen namelijk nog steeds lokale mensen in om het bos plat te branden.”
Daarnaast zegt de Indonesische wet dat de eigenaren van deze plantages moeten voorkomen dat branden uit naburige gebieden naar hun plantages over kunnen slaan. Dat ze hierin niet slagen, wijten de eigenaren aan de droogte en extreme weersomstandigheden.
Lucratieve corruptie
Reza Lubis, een ecoloog van Wetlands International, vertelt aan Mongabay dat het palmoliebedrijf PEAK zich verre van maximaal inspant om het vuur tegen te gaan. Zo hebben ze op een groot gebied van 50 hectare slechts tien man ingezet die met een klein pompje de allesvernietigende vuren moeten bestrijden. Hij zegt: “Het lijkt er meer op dat ze het vuur bestrijden omdat het moet, niet omdat ze het echt uit willen krijgen.”
Toch ontkennen de bedrijven hun aandeel in de bosbranden. “Bedrijven die hun plantages platbranden kunnen tien jaar cel krijgen. Daarnaast verbranden ze hun eigen bezittingen als ze de plantage platbranden. We hebben geen reden om dat te doen”, zegt de voorzitter van de Indonesische Palmolie Producenten Associatie, Joko Supriyono, aan de Sydney Morning Herald.
Dit lijkt inderdaad niet de slimste strategie, maar tegelijkertijd leggen de branden wel land bloot dat nu nog bos is. Land waar nieuwe plantages kunnen worden aangelegd. Ook is bekend dat bedrijven de oorspronkelijke vegetatie wegbranden omdat dat tot tien keer goedkoper is dan wanneer ze de toegestane alternatieve methoden toepassen. Naast het ontbossen leggen de bedrijven ook het veen droog opdat de palmbomen geplant kunnen worden. En tenslotte zijn oliepalmen tussen de 2 en 5 jaar vuurresistent, zodat bedrijven niet zichzelf in de vingers snijden. Sterker nog, omdat door brand de bodemvruchtbaarheid toeneemt, dragen de oliepalmen later meer vruchten. Het afbranden van de jonge palmen lijkt dus wel degelijk onderdeel van de strategie.
Economisch belang
Inmiddels wordt er ongeveer 57 miljoen hectare bos en land door bedrijven beheerd, waarvan 11 miljoen hectare palmolieplantages – ruim tweeënhalf keer Nederland. Het economische belang hiervan is groot: er gaat in de palmolie-industrie zo’n 18,4 miljard dollar om. Indonesië is de grootste producent van palmolie ter wereld en palmolie vormt een van de belangrijkste inkomstenbronnen van het land. Een lucratieve business.
Hoogleraar Herry Purnomo van Center for International Forestry in de Indonesische stad Bogor zegt in het NRC: „Doordat het lucratief is, is op ieder niveau de elite betrokken bij palmolie. Dat zijn machtige mensen.” De lokale elite heeft belangen bij het verkopen van de grond en het leveren van arbeidskrachten, terwijl de landelijke elite in Jakarta belangen heeft in de multinationals die palmolie verhandelen. Het gebrek aan handhaving doet de rest; hoewel de wet verbiedt om bos in brand te steken, treedt de regering hiertegen nauwelijks op. Daarbij lijkt het heel handig te zijn als je vriendjes bent met een lokale politiechef of een minister.
Hebzucht
Het land zelf profiteert niet mee: de kosten voor Indonesië worden op 47 miljard dollar geschat. Vluchten zijn geannuleerd, toeristen blijven weg en in de ergst getroffen gebieden houden winkels hun deuren gesloten. Dat voor een land waar meer dan 10 procent van de mensen beneden de armoedegrens leeft. Het is niet moeilijk te zien dat de arme mensen het meeste lijden onder deze milieuramp.
De hebzucht van de elite gaat ten koste van de andere inwoners van Indonesië. Ten koste van de gezondheid van de mens, ten koste van de bijzondere diersoorten die hier nog leven en ten koste van het mondiale klimaat. En de mensen in Indonesië zijn het zat. In Sumatra gingen honderden leraren de straat op in Pekanbaru om te protesteren. Een van hen zei: “Mensen worden kwaad. Ze accepteerden tot nu toe een bepaalde mate van smog, maar dit jaar is het veel erger.”
Gevaar voor gezondheid
De gevolgen voor de Indonesiërs zijn niet makkelijk te overschatten. Er zijn mensen op Centraal Kalimantan die al twee maanden geen zon meer hebben gezien. Een inwoner van Palangkaya op Centraal Kalimantan vertelde aan de Guardian : “We hebben hier dagen die we ‘Hari Kuning’ (‘gele dagen’) noemen. Dit zijn de dagen waarop de dichte, smog het zonlicht absorbeert en alles een surrealistische sepiakleur geeft”.
Veel erger dan de gele gloed die over het land hangt, zijn de grote gevaren voor de volksgezondheid. Ruim een half miljoen mensen hebben zich bij de dokter gemeld voor problemen aan de luchtwegen. Al 19 mensen zijn zelfs al overleden aan luchtweginfecties.
Niet zo gek, de concentraties van luchtverontreinigende stoffen als fijnstof overschrijden namelijk alle normen; wel bijna honderd keer het maximale daggemiddelde dat we in Nederland verantwoord achten.
Het dodental lijkt nu ‘mee te vallen’, maar de effecten van rookdeeltjes en smog laten zich pas veel later echt zien. Zonder twijfel gaan vele levensjaren verloren: meerdere onderzoeken linken verhoogde fijnstofconcentraties namelijk aan een verhoogd sterftecijfer en een studie koppelt het langdurig inademen van de rookdeeltjes zelfs aan 110 duizend vroegtijdige doden per jaar. Levens staan dus op het spel.
Ook die van duizenden ongeborenen: 1997 kende een extreme El Niño en extreme droogte waardoor dit tot voor kort het jaar was met de meeste bosbranden. Seema Jayachandran, werkzaam bij het Nationaal Bureau voor Economisch Onderzoek in Indonesië, deed onderzoek naar de effecten van de deken van smog die in dat jaar over het land lag. Hij concludeerde dat “de luchtvervuiling tot 15.600 vroegtijdig overleden kinderen in Indonesië heeft geleid. Prenatale blootstelling aan luchtvervuiling was hiervan grotendeels de oorzaak en de armste gebieden hadden hieronder het zwaarst te lijden.”
Stoppen met roken
Evacuaties
Hoe erg sommige Indonesiërs te lijden hebben onder de branden en de smog die daardoor wordt veroorzaakt, blijkt uit verschillende oproepen op Twitter waarin ze de regering smeken hen te evacueren. In Pekanbaru, waar het meisje Hanum overleed (zie kader), hebben lokale ambtenaren schuilplaatsen geopend waar mensen hun toevlucht kunnen zoeken, weg van de branden en de smog. Ze sporen vooral moeders met kleine kinderen en baby’s aan om naar de schuilplekken te komen vanwege de giftige smog die hun gezondheid bedreigt. Niet voor niets noemt een woordvoerder van het Indonesische agentschap voor het klimaat (BMKG) de branden “een misdaad tegen de mensheid van ongekende proporties”.
Orang-oetans
En een misdaad tegen de natuur. De vuurhaarden verspreiden zich niet alleen over de landbouwgronden en de vele palmolieplantages, maar penetreren ook tot diep in natuurgebieden en nationale parken. Dit zijn unieke ecosystemen waar tropisch regenwoud groeit op veengronden en waar de biodiversiteit daardoor ongekend hoog is. Mark Harrison van het Orangutan Tropical Peatland Project (OuTrop) zegt hierover tegen The Guardian: “De dreiging voor de natuur is enorm. Tropische veenbossen behoren tot de belangrijkste ecosystemen ter wereld. Ze bieden plaats aan bedreigde diersoorten als de orang-oetan, de witbaardgibbon en de prachtige nevelpanter. Vuur is hun grootste bedreiging.” Zijn collega Simon Husson, voegt hier aan toe: “Mensen stikken in de rook en een van de laatste grote regenwouden van de aarde is aan het afbranden” .
Van onze neef, de orang-oetan, is bekend dat ze in de veenbossen in veel hogere dichtheden voorkomen dan in andere habitats. Schattingen geven aan dat een derde van de orang-oetans gevaar loopt door de bosbranden. Bijvoorbeeld in Sabangau Forest op Boreno, waar de grootste populatie van orang-oetans leeft, 7000 in totaal, en waar ruim 350 brandhaarden zijn ontdekt de voorbije maanden. Mochten de dieren niet omkomen in de branden, dan wacht ze eenzelfde lot als ons mensen: naar verwachting maakt de rook de orang-oetans ziek en hindert het ze bij het eten.
WALHI, stelt dat de branden een misdaad met voorbedachte rade zijn en dat palmoliebedrijven hiervoor verantwoordelijk zijn. Zij hebben het ironisch genoeg te druk om bewijzen te verzamelen, omdat zij helpen evacueren en evacuatiecentra hebben opgezet voor de mensen in nood.
Ben Manusama zegt
Dank voor het alarmerende artikel. Onderbelicht m.i. is dat de branden ook plaats vinden in oost indonesia m.n. op Seram/Nusa Ina, Midden Molukken.