De strijd om natuurbescherming intensiveert. Maar steeds meer stemmen waarschuwen dat een te robuuste aanpak van natuurbehoud ook averechts kan werken. Postdoctoraal politicoloog Esther Marijnen en Congolese onderzoeksjournalist Chrispin Mvano zijn twee van de stemmen die waarschuwen voor ‘groene militarisering’.
Met een donatie van acht dollar koop je online een paar nieuwe laarzen voor de Congolese parkwachters van Virunga National Park. Voor 50 dollar steun je een maand lang de weduwe van een vermoorde Congolese ranger. Zo, zegt het park, draag je bij aan de strijd voor het behoud van één van de mooiste natuurgebieden op aarde.
Nu stroperij en handel in bedreigde soorten alsmaar toenemen, vinden strijdlustige oproepen als deze gehoor bij een groot publiek. Toch zet postdoctoraal politicoloog aan de Universiteit van Sheffield Esther Marijnen (1987) vraagtekens bij wat zij de verharding van natuurbescherming noemt. En ze is niet de enige. “In de natuurparken van Oost-Congo woedt een groene oorlog.”
Militarisering
De jonge Marijnen is een actieve stem binnen een opkomende groep wetenschappers en ngo’s, die waarschuwt voor de opkomst van ‘groene militarisering’. “Rangers krijgen meer militaire middelen om de natuur te beschermen”, zegt Marijnen. “Maar tijdens mijn vierjarig onderzoek in Oost-Congo zag ik dat deze aanpak juist averechts werkt. Met een militaire benadering zit je de natuur alleen maar in de weg.”
Op de eerste dag van haar veldonderzoek in Virunga – 8000 vierkante kilometer jungle, moerasland en vulkaanlandschap – deed Marijnen een voor haar elementaire constatering. “Het beeld dat ons wordt gepresenteerd van een park als Virunga, het beeld van ongerepte natuur en wilde dieren die beschermd moeten worden, is heel anders dan de realiteit ter plekke. Die is zoveel complexer.”
Rebellengroepen, stropers, illegale vissers en oliemaatschappijen; ze wedijveren allemaal om het park en haar natuurlijke rijkdommen. Om de flora en fauna tegenover al deze partijen te beschermen, worden parkwachters steeds steviger getraind en uitgerust. De Virunga Foundation, een Britse ngo, co-managet het park met het Instituut van Congo voor Natuurbehoud (ICCN). Marijnen: “De automatische reactie van dat parkmanagement – overigens gesubsidieerd door de EU – is militarisering.”
Zo krijgen de rangers zes maanden training van Belgische ex-militairen. En werken ze samen met het Congolese overheidsleger bij hun missies. Die versmelting van natuurbescherming en militaire operaties heeft gevolgen, ziet Marijnen: “Parkwachters zijn nu een serieuze machtsfactor. Er wordt verwacht dat ze een stabiliserende rol spelen.” Maar wie beschermt wie tegen wat?
Verbannen
Die complexe vraag gaat bijna honderd jaar terug, als de Belgische kolonisten in 1925 het park oprichten. Omdat Virunga exclusief natuurgebied is, werden de oorspronkelijke bewoners in de loop der jaren naar de randen van het park verbannen.“Ook de laatste jaren is de bevolking op militaire wijze hervestigd, maar daar is geen alternatieve manier van levensonderhoud tegenovergesteld.” Tegenwoordig wonen er vier miljoen mensen rondom Virunga. Een groot deel van deze groep is voor voedsel, landbouw en houtskool afhankelijk van het park.
Met eigen ogen ziet Marijnen hoe de bevolking – om de patrouillerende rangers te omzeilen – steeds dieper het regenwoud intrekt om stukjes van het vruchtbare land te bewerken. “Het is ongelofelijk. Soms moeten vrouwen vier uur op-en-neer lopen naar het landje dat ze bewerken in het park.”
Hoe verder de bewoners het park intrekken, hoe meer er gekapt en ontbost wordt. “Als je nu vanuit lucht naar het park kijkt, dan bestaat het nog maar voor een klein deel uit het dichte groen dat we kennen van de filmbeelden. Voor de rest zie je kale heuvels en graasland.”
Vicieuze cirkel
Omdat wandelen door Virunga gevaarlijk is, zoeken de boeren bescherming bij één van de rebellengroepen die nog altijd actief zijn in het park. Tegen betaling beveiligen de rebellen de stukjes bouwland. Sommige boeren vormen volgens Marijnens onderzoek zelf kleine verzetsgroepen. Als protest tegen de ‘koloniale’ parkgrenzen en het verlies van hun traditionele levensstijl van jagen en verzamelen. Marijnen: “Het is een vicieuze cirkel. Bewoners keren gewapend terug naar Virunga en dat creëert juist weer extra onveiligheid voor de rangers. Want die raken in steeds meer gewapende confrontaties verzeild.”
De laatste 20 jaar zijn er al 160 parkwachters omgekomen. “En dan kun je via de site van het park een ranger-weduwe steunen. Maar veel vrouwen zeggen mij; waarom is mijn man überhaupt in een gevecht met rebellen terechtgekomen? Hij is er toch voor de dieren? Elke dag smeek ik hem met dit werk te stoppen.” Maar stoppen willen de meeste rangers niet, het park beschermen is een erebaan. Bovendien zou het desastreus kunnen zijn voor de wilde dieren. De parkwachters van Virunga beschermen 150 van de laatste 720 berggorilla’s ter wereld. En houden de 400 overgebleven bosolifanten – ooit telde de kudde nog achtduizend slurven – continu in de gaten.
Sprookje
Marijnen wil zeker niet suggereren dat de rangers geen goed werk doen. “Ik denk alleen dat de manier waarop de aanpak door het buitenlandse parkmanagement wordt gepresenteerd: een versimpeld sprookje van de heroïsche natuur- en vredebeschermers tegenover de lokale slechteriken, niet klopt. (…) Daarmee verheerlijken we een idee dat misschien niet het beste uitpakt voor de natuur.”
Marijnen heeft gemerkt dat deze boodschap niet overal met gejuich wordt ontvangen. Vooral organisaties die direct bij het park betrokken zijn, vinden het immoreel; hoe durft ze de helden van het park te bekritiseren? Toch is de post-doc niet de enige die pijnlijke vragen stelt. Onder verschillende noemers, van ‘eco oorlog’ tot ‘groen kolonialisme’, bevragen collega-wetenschappers maar ook natuurorganisaties de gevolgen van de steeds robuustere strijd voor natuurbescherming.
Vorig jaar daagde Survival International nog het Wereldnatuurfonds (WNF) voor een klachtencommissie van de OESO. In Kameroen zouden parkwachters – gesteund door het WWF – de mensenrechten van de inheemse bevolking hebben geschonden. En begin dit jaar heeft de EU een flinke subsidie aan een Keniaans waterbeheerproject teruggetrokken nadat een parkwacht een lokale bewoner doodschoot.
Houtskool
“We moeten op weg naar een duurzame strategie voor parkbeheer”, zegt Chrispin Mvano, een Congolese onderzoeksjournalist. Mvano doet net als Marijnen onderzoek in Virunga – en vindt dat de lokale bevolking onvoldoende bij het parkmanagement wordt betrokken.
“Er worden allerlei projecten ontwikkeld. Alternatieven voor de lucratieve houtskoolhandel bijvoorbeeld. Maar tot nu toe heb ik nog niet gezien dat de lokale bevolking daar ook echt van profiteert.” Juist in een complex gebied als Virunga is het belangrijk dat de mensen zelf zeggen hoe ze het willen aanpakken, aldus de journalist. Anders blijf je confrontaties uitlokken over en weer.
Of er snel een omslag zal plaatsvinden in Oost-Congo betwijfelt Marijnen. Wel ziet ze dat er, tegen de stroom in, meer ruimte komt voor een kritische benadering van natuurbehoud. “Je kunt niet zomaar alles doen in naam van natuurbehoud. Ook als je de natuur beschermt, moet je je verantwoorden.”
roland zegt
Welke aanpak stelt Marijnen voor, behalve het vrijgeven van dit natuurgebied voor de lokale bevolking op zoek naar ruimte voor voedselproductie?
sarah haaij zegt
Marijnen stelt ook voor om het parkmanagement allereerst veel dichter bij de omwonenden zelf te brengen. Er moet ook ruimte zijn om met het park te leven. Maar zei me tijdens het interview ook direct; ik ben niet de aangewezen persoon om daar antwoord op te geven. Er zijn al genoeg mensen van buitenaf die bepalen hoe de Congolese natuur moet worden beheerd.