Dat zegt Arjen Wals, hoogleraar sociaal leren en duurzame ontwikkeling aan Wageningen Universiteit.
Volgens Arjen Wals is er een enorme kloof tussen duurzaam denken en duurzaam doen. We weten dat onze ecologische voetafdruk te groot is, dat er een klimaatprobleem is, we willen er ook wel iets aan doen, maar dat lukt ons niet of nauwelijks. Een belangrijke reden is dat ons niet wordt geleerd om duurzaam te handelen.
Wat gaat er mis?
“Verschillende dingen”, zegt Arjen Wals via de telefoon vanuit een bus op weg naar Uppsala in Zweden. “We delen de werkelijkheid op in steeds kleinere eenheden. Dat zie je terug in het onderwijs. We hebben verschillende disciplines, met zelfs elk een eigen vakdidactiek. Dat versnippert enorm en maakt het voor leerlingen moeilijk om relaties te zien, verbindingen te leggen en oog te hebben voor de gevolgen van ons handelen. Terwijl dat wel nodig is voor duurzaamheidsvraagstukken.
Ten tweede is het onderwijs steeds meer een verlengstuk van de globaliserende economie. Het leidt op voor een leven lang werken. Dat merk je aan het soort competenties dat wordt benadrukt: innovatie, flexibiliteit, snel schakelen, multitasken.
Ook de prestatiedruk is groot, de nadruk ligt op scoren, op ranking. Onderwijs is slechts een voorbereiding op het examen. Harde onderwijsvakken als wis- en natuurkunde, aardrijkskunde en biologie worden steeds belangrijker, ten koste van ervaringsvakken. Bovendien leidt de nadruk op toetsing tot een enge invulling van die vakken.”
Leerlingen krijgen toch ook natuur- en milieueducatie?
“Ja, maar dat is schaars en bovendien een apart domein, zonder relatie met de ‘harde’ onderwijsvakken. Ik bepleit juist deze te verbinden zodat duurzaamheid een integraal onderdeel wordt van het curriculum. Bovendien is het curriculum gericht op bewustwording, op kennis en nauwelijks op doen, op handelen. Dat zou je moeten omdraaien. Laat kinderen eerst experimenteren, dan krijgen ze vanzelf vragen. Nu wordt het curriculum centraal vastgesteld en krijgt iedereen dezelfde ‘harde’ vakken. Veel leerlingen interesseert het weinig, zien het nut er niet van in. Waarom begint het curriculum niet bij het kind en zijn omgeving zelf en bekijk welke kennis het nodig heeft om die te begrijpen?
Nu is die omgeving vaak niet groen, is het eten in de kantine niet gezond, het energieverbruik niet efficiënt, ontbreekt afvalscheiding. Leerlingen komen dag in dag uit met een onduurzaam systeem in aanraking. Dan kun je wel milieulessen geven, maar als dat op geen enkele wijze gekoppeld is aan de dagelijkse omgeving en praktijk prikken leerlingen daar heel snel doorheen.”
Hoe ziet duurzaam onderwijs er concreet uit?
“Laat kinderen een oud mobieltje meenemen of een Happy Meal van McDonalds en deze uiteenrafelen. Wat zit daar allemaal in? Waar komt het vandaan? Hoe wordt het gemaakt en wat doet het met je lichaam en je omgeving? Daar kun je in alle vakken aandacht aan besteden. In de aardrijkskundeles onderzoek je waar de verschillende ingrediënten vandaan komen en verbouwd worden, tijdens scheikunde onderzoek je welke stoffen er in zitten en wat die doen met het milieu waarin ze uiteindelijk weer terecht komen, in de wiskundeles rekenen je uit hoeveel voedselkilometers er zijn afgelegd, economie onderzoekt de kosten. Wie verdient er aan zo’n Happy Meal of zo’n mobieltje, wat heeft dat voor gevolgen voor mensen, landen en de wereldeconomie? Tijdens de biologieles onderzoek je de gezondheidseffecten.
Zo kun je heel veel onderwerpen uit de vakdisciplines behandelen en tegelijkertijd krijg je een bewustzijn van de schade die zo’n product aanricht, aan onze omgeving, elders op de wereld en aan onze eigen gezondheid.
Vervolgens kun je kinderen laten nadenken en leren over alternatieven. Voor het Happy Meal betekent dat wellicht aandacht voor lokale producten, gezondere ingrediënten een eerlijkere prijs, minder klimaatbelasting. Vergeet daarbij niet te vragen wat hun oplossingen voor gevolgen hebben elders op de wereld. Dat is een belangrijke duurzaamheidscompetentie: perspectiefwisseling in ruimte, tijd en culturen. Wat wij hier gebruiken of verzinnen, welke gevolgen heeft dat elders. Niet alleen nu, maar ook over tien of honderd jaar. En wat wij een duurzame, acceptabele oplossing vinden in Nederland hoeft dat niet te zijn in Oeganda.”
Dat vereist heel ander onderwijs. Ik denk niet dat leraren er momenteel op zitten te wachten dat hun vak volledig overhoop wordt gehaald?
“Vakinhoudelijk verandert er niet veel. Het gaat er om het curriculum anders te organiseren. Nu komt bijvoorbeeld klimaatverandering bij aardrijkskunde in de brugklas aan bod, bij natuurkunde in de derde en bij biologie weer een jaar later. Maar als je het curriculum rond dit soort duurzaamheidsvraagstukken organiseert kun je dezelfde stof aanbieden, maar dan in samenhang, met aandacht voor andersoortige leerdoelen. Je kunt beter aansluiten bij de leefwereld van kinderen en jongeren waardoor de interesse toeneemt. Bovendien bied je zo hoop in plaats van onmacht en angst.”
Onmacht en angst?
“Duurzaamheidsvraagstukken zijn ingewikkeld, complex en groot. Het risico bestaat dat je denkt, we kunnen er toch niets aan doen. Dat maakt mensen machteloos, angstig soms. Dat komt mede doordat het natuuronderwijs, maar ook voorlichting, zich teveel richt op bewustwording op kennis en te weinig een handelingsperspectief biedt. Dat leidt tot apathie. Daarom is het goed om in je eigen omgeving te beginnen, om te experimenteren en dingen zichtbaar te maken en daar dingen te veranderen. We moeten niet alleen naar school om te leren hoe de wereld in elkaar zit, maar ook hoe we die kunnen veranderen.”
Full File
“Het onderwijs leidt kinderen niet op tot duurzame burgers” – Down To Earth Magazine