Kinderen spelen in giftige oorlogsresten, industriegebieden worden geplunderd terwijl er gevaarlijke chemicaliën liggen opgeslagen. Oorlog is verwoestend, ook voor het milieu. Milieuschade nu al in kaart brengen, kan het herstel ná het conflict bespoedigen. Voorkomen is nog een grotere uitdaging. Maar het kan ook mensen bij elkaar brengen. “Strijdende partijen zijn het er meestal wel over eens dat een milieuramp ingedamd moet worden.”
“‘Milieu’ wordt vaak geassocieerd met boompjes en bloemetjes. Maar in conflictgebieden zie je goed dat milieu letterlijk de leefomgeving van mensen is. Met ons werk willen we dat duidelijk maken.” vertelt projectleider bij PAX Wim Zwijnenburg. Hij nam namens zijn organisatie afgelopen september in Nairobi de prestigieuze Green Star Award in ontvangst. PAX won de prijs wegens haar aandacht voor milieucrises als gevolg van oorlog en gewapend conflict. Zwijnenburg is blij verrast. “Het is een mooie beloning voor ons werk. Voor veel organisaties heeft milieu in conflictgebieden weinig prioriteit.”
In 2016 werd een zwavelfabriek nabij Mosul in Irak in brand gezet door IS. Een zwavelwolk verpreidde zich over de regio, met alle gezondheidseffecten van dien. Het was een van de milieurampen die wél de pers haalde, vertelt René Nijenhuis, plaatsvervangend directeur van United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (UN-OCHA) in Irak. Hij is een van de oprichters van de Green Star Award, die hij in het leven riep om aandacht te vragen voor milieurampen in conflictgebieden. Nijenhuis: “Satellietbeelden van deze zwavelwolk kregen redelijke internationale aandacht. Dat geldt voor milieucrises in Irak in het algemeen. Maar dat geldt lang niet voor alle conflictgebieden.” Terwijl er zo veel werk te verrichten is. “Grondwater wordt vervuild met giftige stoffen, ziektes breken uit omdat afval niet wordt opgehaald”, vertelt Zwijnenburg. Het beste – en moeilijkste – is om al tijdens het conflict te beginnen met inperken of voorkomen van schade. En juist die aanpak zorgt voor onverwachte solidariteit in tijden van oorlog.
Ontoegankelijk
Nijenhuis haalde begin dit jaar Zwijnenburg, die hij kende uit de kleine wereld van milieubescherming in conflictgebieden, naar Irak om met eigen ogen te zien wat daar gebeurt. Wat de zaken moeilijk maakt, is de ontoegankelijkheid van veel gebieden: er wordt vaak gevochten en Nijenhuis ziet hoe lastig het is voor organisaties om zich te verplaatsen met de beperkte middelen die beschikbaar zijn. “Er is een beperkt aantal voertuigen. Je moet steeds opnieuw kijken waar de prioriteiten liggen. Het zijn ontzettend complexe situaties.”
Zwijnenburg ging daarom op zoek naar manieren om, zonder op de grond te hoeven zijn, in kaart te brengen waar zich milieucrises afspelen, of waar ze dreigen. Voor zijn onderzoeksmethodes is hij geïnspireerd door Bellingcat, een platform voor online onderzoek. “Veel militairen en gewapende groepen maken zelf filmpjes tijdens conflicten, die ze online zetten. Wij sporen deze filmpjes op en analyseren ze. Via geo-locating gaan we de informatie vervolgens checken. Is er een fabriek aangevallen? Dan kijken we welke fabriek, en zoeken we er satellietbeelden bij.” Met behulp van deze satellietbeelden, open source bronnen en verhalen uit het veld probeert Zwijnenburg een overzicht te maken van de frequentie en grootte van milieucrises.
Voorlopig richt hij zich alleen op Syrië, Irak en de Oekraïne. “Wij willen zorgen dat, ook als verdere middelen nog niet beschikbaar zijn, je al wel onderzoek kunt doen. We proberen gezondheidseffecten zoveel mogelijk te visualiseren, bijvoorbeeld door middel van satellietbeelden.”
Communicatie met de strijdende partijen is praktisch onmogelijk. Toch is overleg, ook met IS bijvoorbeeld, uiteindelijk wel nodig. Want de beslissingen van de strijdende partijen – zoals welke soorten munitie ze gebruiken, of de doelwitten die ze uitkiezen – hebben grote gevolgen voor het milieu. Dit overleg lijkt nu steeds meer effect te gaan hebben.
Golfoorlog
In 2011 begon PAX voor het eerst met dit werk. De organisatie zat dat jaar in Irak vanwege een programma rondom mensenrechten. Zwijnenburg: “Partners hadden zorgen over de schade die de Amerikanen aan het milieu hadden toegebracht, door in de oorlog verarmd uranium af te schieten. Dit uranium is licht radio-actief, en volgens de Amerikanen vormt het geen probleem. Maar er is wel degelijk veel discussie over of het de gezondheid aantast. Ons werd gevraagd of wij de gezondheidseffecten eens konden uitzoeken. We hebben toen met veel mensen in het veld gesproken: onderzoekers, medici, bewoners van dorpjes waar verontreinigd materiaal lag.”
Terwijl PAX daarmee bezig was, kwam de organisatie allerlei andere zaken tegen die ten grondslag konden liggen aan gezondheidsproblemen. Zwijnenburg: “De Iran-Irak oorlog verwoestte complete palmboombossen in het zuiden van het land. En aanvallen van beide kanten op olie-industrieën leidden tot lokale verontreiniging van het milieu. Ook werd een groot moerasgebied door Saddam Hussein bijna volledig verwoest. Tijdens de Golfoorlogen kwamen veel giftige oorlogsresten in het milieu, die lang niet allemaal zijn opgeruimd.”
In 2003 viel de overheid in Irak weg, wat leidde tot verval van milieuregulering. “Toen er later een overgangsregering kwam, bleef milieuregulering zwak en werd die niet afgedwongen. Dat resulteerde in verdere vervuiling van rivieren omdat giftig afval vervolgens overal gedumpt werd.” Dit voorbeeld laat zien hoe milieuschade en (politiek) conflict elkaar wederzijds beïnvloeden.
Illegale olie
Ook in Syrië zie je dat gebeuren, vertelt Zwijnenburg: slecht watermanagement heeft daar bijvoorbeeld geleid tot werkloosheid in de landelijke, uitdrogende gebieden, en daarmee tot massale urbanisatie. Dit alles was een voedingsbodem voor het conflict dat in 2011 de kop opstak. De oorlog zorgde vervolgens voor weer geheel eigen milieuproblemen.
In 2013 begonnen verhalen over illegale olieraffinaderijen in Syrië naar buiten te komen via journalisten die in het gebied werkten. Door het grotendeels stilvallen van de professionele olieraffinaderijen zagen veel burgers zich gedwongen in hun inkomen te voorzien door zelf olie te raffineren. De journalisten stuurden foto’s en korte filmpjes, waar Zwijnenburg zijn onderzoeksmethode op losliet: “Via Google Earth zijn we die plekken gaan bekijken. We zagen toen meer van die raffinaderijtjes. Omdat je met Google Earth geen beelden kunt opslaan of opvragen, hebben we bij de Verenigde Naties satellietbeelden opgevraagd. We bekeken zo hoe groot de toename van die ‘pop-up’ raffinaderijen over een bepaalde tijdsperiode was.”
Die bleek enorm te zijn: in Oost-Syrië zijn alleen al sinds 2012 bijna 5800 geïmproviseerde raffinaderijtjes ontstaan. In totaal zal het aantal volgens PAX in de tienduizenden lopen en zijn de gevaren voor de volksgezondheid en milieu niet te overzien: van exploderende olievaten, gruwelijke brandwonden en acute en chronische blootstelling aan giftige dampen en chemische stoffen, tot lekkages die het grondwater en landbouwgrond verontreinigen. Het grote probleem blijft dat er vaak niet zomaar hulpverleners naar deze gebieden toe kunnen. Online onderzoek kan echter wel altijd, waardoor uiteindelijk toch levens gered worden.
Veldwerk
Zwijnenburg en zijn stagiair schreven bijvoorbeeld twee rapporten over de situatie in Syrië. Ze konden, op basis van kennis over de aanwezige giftige stoffen in fabrieken of energiecentrales, een inschatting maken van de impact als deze stoffen in het milieu terecht zouden komen. “We hebben ons gebaseerd op de Flash Environmental Assessment Tool, een analysemodel voor de risico’s voor gezondheid en milieu bij chemische incidenten. De verificatie van onze data moet uiteindelijk op de grond gebeuren met de juiste methodes en technieken.”
Dat kan pas als het gebied weer toegankelijk is. Het doel van Zwijnenburgs rapporten is om aan te geven waar dit veldwerk moet beginnen. Zwijnenburg: “Dan hoeven de expert-organisaties die dit werk normaal gesproken doen, zoals United Nations Environment Programme (UNEP), niet vanaf nul te beginnen als het conflict voorbij is. Uiteraard zitten er ook veel beperkingen aan onze methodes, omdat je niet alles kunt zien vanuit de lucht of omdat niet alles online staat. Maar we maken vast een begin.”
Apocalyps
Begin dit jaar was Wim Zwijnenburg in Irak, waar hij met eigen ogen de effecten van de oorlog zag. “Ik zag een soort apocalyptisch landschap, met overal enorme oliebronnen waaruit vuur omhoog schoot, donkere rook die de lucht zwart maakte. De aarde was zwart, gebouwen waren kapotgeschoten, de aardolie stroomde over de grond. Veel mensen wonen daar gewoon, die kunnen niet weg.” Beelden van zieke, door roet zwart geworden schapen gingen de wereld over.
Zwijnenburg besloot om de verschillende organisaties die op dat moment los van elkaar in het gebied opereerden – bijvoorbeeld UN Habitat, United Nations Development Programme, Oxfam en Norwegian Refugee Council – bij elkaar te brengen. Binnen een paar maanden ontstond een samenwerking, gefaciliteerd door PAX. Sindsdien deelt PAX informatie over mogelijke vervuiling in de gebieden waar de organisaties actief zijn.
Zwijnenburg hoopt dat iemand op de grond zijn werk zal voortzetten, en roept humanitaire organisaties daartoe op. Daarnaast geeft hij voorlichting aan getroffen gemeenschappen over de gevaren en risico’s, zodat zij zich hier beter tegen kunnen beschermen. In theorie tenminste. “In oorlogssituatie is dat uiteraard lastig,” aldus Zwijnenburg. “Omdat mensen vooral bezig zijn met overleven. Maar als er acuut risico is, moeten zij dat weten. Zo komt er vaak plundering voor van industriegebieden, terwijl daar gevaarlijke chemicaliën liggen opgeslagen. Dit gebeurde veel in Irak in 2003. Bij risico’s op de lange termijn moeten getroffen gemeenschappen rekening houden met mogelijke verontreiniging van grondwater of landbouwgrond.”
Eind november lanceerde PAX het rapport Living under a black sky, over de nasleep van vervuiling die is ontstaan door het het conflict in Noord Irak. Zwijnenburg: “De oliebronnen in Irak zijn sinds afgelopen maart door de overheid gedoofd. Eerder was dit niet mogelijk omdat IS boobytraps had neergelegd, er nog gevochten werd en er weinig blusmateriaal aanwezig was. Nu is het probleem niet acuut meer. Maar het moet wel een punt op de agenda blijven.” PAX maakt zich hiervoor sterk, bijvoorbeeld bij de Verenigde Naties.
Solidariteit
Voorkomen is uiteindelijk altijd beter dan genezen. Communicatie met de strijdende partijen is daarom van groot belang, en zelfs daar wordt vooruitgang geboekt. Bij staten in conflict kaart Zwijnenburg aan welke beslissingen ze maken en welke gevolgen voor het milieu dit heeft. Dit aankaarten gaat voornamelijk via juridische en politieke wegen, zoals VN-resoluties. Zwijnenburg: “Afgelopen jaar ging bijvoorbeeld van de Verenigde Naties een waarschuwing uit dat in de Oekraïne een grote ecologische ramp dreigt. Waterzuiveringsinstallaties, waarin tonnen chloride liggen opgeslagen, worden daar beschoten.” Als zo’n installatie kapot gaat, stroomt die chloride het milieu in, met alle bijkomende gevolgen. Doordat er een expliciete resolutie over is uitgegaan, zullen separatisen dit volgens Zwijnenburg willen voorkomen. Een ramp zal nu immers direct negatief op hen afstralen. “Daarnaast willen de VN hiermee ook de strijdende partijen op het hart drukken wat de gevolgen zullen zijn van deze beschietingen, voor zover ze dat nog niet wisten. Het is in niemands belang dat daar veel onschuldige burgers bij omkomen.”
Naast hun functie als waarschuwing aan de strijdende partijen, zijn VN-resoluties ook nodig om de link tussen milieu, conflict en gezondheid onder aandacht te brengen, en versterken ze het internationale debat. Deze extra aandacht voor milieucrises is volgens René Nijenhuis uniek. “Een paar jaar geleden zag je dat niet of nauwelijks. Nu zijn er organisaties als PAX en Toxic Remnants of War. Ecologische rampen zijn moeilijk te voorkomen, maar het is mooi om te zien dat er steeds meer onderlinge solidariteit is.” Binnen een groter conflict zijn strijdende partijen het er meestal wel over eens dat een milieuramp moet worden ingedamd, observeert Nijenhuis. Zo kregen de Verenigde Naties in 2006 toestemming om de milieu-effecten in kaart te brengen die de strijd tussen Israël en Hezbollah teweeg brachten. Nijenhuis: “Terwijl daar op dat moment een no-fly zone gold, konden we voor het eerst een ecologische verbindingszone opzetten en vanuit de lucht onderzoek doen naar een olieramp in de Middellandse Zee. Een milieuramp kan een voedingsbodem zijn om mensen dichter bij elkaar te brengen.”
Geef een reactie