Hoi, hoi, de kachel mag weer aan. Op de stoffige, droge warmte van de CV-radiatoren verheug je je niet. Wel op de behaaglijke comfortabele van de speksteenkachel. Gevoed met eigenhandig gewonnen hout uit het bos, zodat we op de klimaatvriendelijke weg zijn.
Nu gaat dat niet allemaal vanzelf. Liever gezegd: het is een gigantische klus. Het gezegde dat je het met een houtkachel drie keer warm krijgt, is mild uitgedrukt. Ook al vriest het vijftien graden, na een half uurtje bomen hakken, gutst het zweet over rug en ledematen. Heel wat litertjes lichaamsvocht worden vervolgens afgegeven als de boomstammen in voor de kachel behapbare stukken worden gezaagd en gekloofd. Houthokken moeten worden getimmerd, voor de benodigde twee jaren drogen en dán pas krijg je waar het om te doen was: het verjagen van de Hollandse herfst- en winterkilte.
Daarmee is mijn persoonlijke kringloopje nog niet helemaal rond. Want een deel van het geproduceerde zaagsel gaat als strooisel in kippen – en konijnenhok, wat vervolgens, na vol te zijn gescheten, weer dienst doet als mest voor de tuin. Zodat die tuin mooie bieten, wortels en pompoenen levert. Die gaan de keuken in, samen met het laatste restje zaagsel.
Ken je dat eten dan? Dat zit zo. In culinaire winkels kun je ‘mot’ kopen, zaagsel waarmee je eten rookt. Voor een jampotje mot betaal je zo acht euro. Terwijl ik het honderdvoudige in zakken in de schuur heb staan. Het roken van eten is eeuwenoud, werd vooral gedaan om vis en vlees houdbaar te maken en tegenwoordig omdat het zo lekker is. Maar wat ik nu heb ontdekt: het gaat ook heel goed met groenten. Pompoen bijvoorbeeld, krijgt er een waanzinnig smakelijke boost door.
Geef een reactie