“Smalbladige Es spreekt u mee, met wie?”
“Met Vincent Bijlo, dit is toch het nummer van de Kaukasische Peer?”
“Ja, maar die heeft even zijn telefoon naar mij doorgeschakeld, hij is een beetje moe van alle aandacht en zijn bladeren vallen dit jaar veel harder dan anders, de peer heeft het gewoon heel zwaar op dit moment, zit tegen een burn-out aan, vandaar dat u het even met mij zal moeten doen.”
“U staat beiden in het Haagse Bomenmuseum in de wijk Wateringse Veld, hoe bevalt dat?”
“Als ik heel eerlijk ben, en dat ben ik, daar staat de Smalbladige Es om bekend, dan zeg ik: een boom is een boom is een boom. Hij staat, verankerd in de grond, ziet seizoen na seizoen na seizoen na seizoen de jaren verglijden en hoopt dat de bliksem hem zal sparen. De lente is lente, museum of niet.”
“Is dat uw favoriete seizoen?”
“O ja, jaja, jajajajajaja meneer, als ik er alleen al aan denk voel ik mijn sappen al omhoogkomen. Maar het duurt nog wel even, eerst moeten we die hele klotenwinter nog door. Het is nu een kwestie van geduld en met je kale takken zwaaien naar de zon en hopen dat hij terugzwaait. Ach wat zal het weer koud worden, er komt een Elfstedentocht, dat zie ik aan het blad van Tony.”
“Wie is Tony?”
“Tony Eik, die staat hier vlak naast me, ik heb deze kleur eerder gezien, in de herfst van 1996, vier maanden voor de laatste Elfstedentocht.”
“Mag ik u eens komen opzoeken?”
“Ja hoor, u komt maar, ik sta hier nog wel effe, en het museum is nooit dicht. En als u dan komt, zou u dan misschien ’s nachts willen komen en even lekker tegen me aan willen zitten, en dat u dan misschien even uw armen om me heen slaat en iets liefs in mijn bast fluistert?”
“Ja, dat zal ik doen, dag lieve Es.”
“Dag lieve meneer Bijlo.”
Geef een reactie