Michiel Bussink is dankbaar voor de gulle oogst van zijn moestuin. Is dat zweverig, of juist revolutionair? Je houdt er in ieder geval een lekkere pan soep aan over.
Oranje pompoenen, geurende bossen munt, bonkige rode bieten, volle kroppen andijvie, de laatste tomaten, bakjes frambozen, takken rozemarijn en salie, pastinaken, hazelnoten en kievitsbonen. Een rondje door de moestuin heeft een keukentafel vol eetbaars opgeleverd. Wat een rijkdom, gekregen van de grond. Vergeten zijn de vele uren spitten, zaaien, schoffelen, de mislukte spinaziezaaisels, de naaktslakken die de sla en boerenkoolplantjes opvraten, de schimmels die de tomaten deels deden rotten.
Nu is er overvloed. Dankbaarheid, dat dat nu daar zo allemaal ligt om mij en mijn naasten te voeden. Wie of wat moet ik eigenlijk bedanken? De zon die alles heeft doen groeien? De bodem, die zoveel uiteenlopende gewassen met duizend-en-een smaken weet voort te brengen? De regen, voor de cruciale watertoevoer? De planten, die met hun fotosynthese en zuurstofproductie iets kunnen waartoe wij niet in staat zijn? Mijn dankbaarheid strekt zich tot zoveel uit, dat je er bijna religieus van zou worden. Of misschien zelfs helemaal. Met enige schroom schrijf ik het op, bang om voor soft en zweverig te worden aangezien, maar gesterkt door Robin Wall Kimmerer. De Amerikaanse Kimmerer is botanicus en lid van de Citizen Potawomi Nation. In haar schitterende boek Braiding Sweetgrass combineert ze wetenschappelijke en inheemse kennis over planten. Naar aanleiding van een Onondaga Nation-dankbaarheidsceremonie schrijft ze: “Alhoewel dankbaarheid uitdrukken iets onschuldigs lijkt, is het een revolutionair idee. De erkenning van overvloed, in plaats van schaarste, ondermijnt een economie die drijft op het creëren van onvervulde verlangens. Dankbaarheid cultiveert een ethiek van vervulling, maar de economie heeft leegheid nodig.”
Wie dankbaar is, gaat niet op zoek naar de kortstondige, vluchtige voldoening van nieuw gekochte spullen. Maar hoe kun je nu dankbaar zijn in een wereld waarin tegelijkertijd zoveel misgaat en kapot wordt gemaakt, waar hebzucht en materialisme heersen? “Huilen, laten we huilen!”, zegt Kimmerer daarover. “En dan weer voelen dat we ademen. Merken dat we gevoed worden door de elementen in het universum. Waar we, als dank, goed voor proberen te zorgen.” Amen.
Met een flinke pan van deze verwarmende oogstsoep vieren we het leven.
Pastinaak-bietsoep
* 1 flinke ui
* stukje verse gember
* mespunt sambal of half rood pepertje
* 2 flinke pastinaken
* 2 grote of 3 kleine rode bieten
* bouillon
* biologische sinaasappel
* 2 deciliter volle yoghurt
* peper en zout
Voor de kruidenboter
* half pakje roomboter
* theelepel mosterd
* 1 teen knoflook, uit de knijper
* 3 blaadjes salie
* snuf zout
Fruit de gesnipperde ui met de geraspte gember en de sambal of het gesnipperde pepertje. Voeg de geschilde en in stukjes gesneden pastinaken en bieten toe. Laat even smoren. Voeg de bouillon toe, totdat alles net onderstaat. Laat een half uurtje zachtjes koken.
Maak ondertussen de kruidenboter door de mosterd, uitgeperste teen knoflook, zout en gehakte salie door de zachte boter te prakken.
Schil de sinaasappel met een dunschiller. Pers de sinaasappel uit. Pureer de soep met een staafmixer, breng op smaak met het sinaasappelsap, en peper en zout. Hak de sinaasappelschil met een scherp mes in heel kleine stukjes.
Schenk de soep in een bord of kom. Doe een beetje yoghurt in het midden en garneer met de sinaasappelschil. Serveer met stevig brood en kruidenboter
Geef een reactie