De kater na Kopenhagen, het coverartikel van ons papieren magazine over de mislukte klimaattop van Kopenhagen, deed redacteur Freek Kallenberg denken aan de kraakbeweging van eind jaren tachtig. De klimaatbeweging lijkt in een soortgelijke spagaat te zijn beland.
Tijdens het lezen van het coverartikel van ons papieren magazine over de mislukte klimaattop van Kopenhagen, De kater na Kopenhagen, moest ik denken aan het nog altijd lezenswaardige Bewegingsleer (1990).
In dit boekje stelt het illustere schrijverscollectief Bilwet (stichting ter bevordering van de illegale wetenschap i.o.) zich de vraag waarom de roemruchtige Amsterdamse kraakbeweging er eind jaren tachtig maar niet in slaagt te verdwijnen. Deze beweging was volgens velen toen al ver over haar hoogtepunt heen, maar zelf wilde ze daaraan nog niet toegeven. Door bij ontruimingen gewelddadig politie-ingrijpen uit te lokken, hoopte ze in ieder geval voldoende spektakel te creëren om zich de volgende dag in de media terug te vinden. Hét bewijs dat de kraakbeweging inderdaad nog steeds bestond.
Alternatieve economie
Met kraken zelf had dit weinig meer te maken, meent Bilwet. Behalve een strijd tegen de woningnood was kraken ook een poging om ten tijde van een economische crisis je leven in eigen hand te nemen en te werken aan alternatieve vormen van wonen en leven. Achter het spektakel dat de kraakbeweging van zichzelf in de media en politiek creëerde, ging een netwerk schuil van talloze initiatieven: tijdschriften, drukkerijen, film- concert- en theaterzalen, eethuizen, winkeltjes, crèches, sauna’s, bouwbedrijfjes, noem maar op. De ‘politieke’ krakers vonden deze ‘alternatieve’ economie maar niks. De strijd moest worden gestreden met de politiek, met het gezag, mediabelangstelling was hiervoor essentieel. Toen de media ondanks verwoede pogingen haar belangstelling verloor, haakten veel krakers gedesillusioneerd af.
Spagaat
De milieubeweging lijkt in zo’n zelfde spagaat beland. Enerzijds probeert een groot aantal milieuorganisaties voldoende spektakel te creëren om zichzelf in de politiek en media terug te vinden en te kunnen zeggen: kijk we bestaan nog! (Wilt u doneren, alstublieft?) Anderzijds is er – veelal buiten het zicht van de media en politiek – een enorme beweging van burgerinitiatieven, collectieven en kleine start-ups die werkt aan een alternatieve, fossielvrije en circulaire economie. Zij werken concreet aan verandering en kunnen daarbij de nodige hulp goed gebruiken. Volgens Jan Rotmans zouden de grote milieuorganisaties in plaats van zich te richten op Den Haag (en het daarmee verbonden mediaspektakel) deze burgerbeweging te hulp moeten schieten (lees mijn interview met Rotmans hier). Door te verbinden en hen te helpen de talloze barrières die er zijn (meer hierover in het artikel Obstakels voor cleantech) uit de weg te ruimen.
Uiteraard moeten ‘het milieu’ en ‘het klimaat’ op de politieke agenda blijven en dus kan het geen kwaad straks in Parijs voor het nodige spektakel te zorgen. Maar we moeten spektakel niet verwarren met maatschappelijke verandering. Zo voorkom je alvast een kater na Parijs.
Geef een reactie