‘Maximaal houdbaar tot 3 dagen na 26-12-2010´ staat op het Actieplan Nederland Duurzaam dat werd gepresenteerd bij het 20-jarig jubileum van Vereniging Milieudefensie. Reden voor een terugblik met twee van de auteurs.
Hoeveel energie, grondstoffen, water, landbouwgrond en bos kunnen de naar verwachting 7 miljard wereldburgers in 2010 jaarlijks gebruiken zonder dat deze hulpbronnen hierdoor uitputten? Dit uitrekenen lijkt een onmogelijke opgave, maar op het kantoor van Milieudefensie schrok een aantal medewerkers hier begin jaren negentig niet voor terug. Na ruim een jaar onderzoek, rekenwerk en discussie werden de resultaten opgetekend in het Actieplan Nederland Duurzaam dat in 1992 verscheen.
Directe aanleiding voor het schrijven van het actieplan was de VN-conferentie over duurzame ontwikkeling in Rio de Janeiro in juni 1992. “In de aanloop van de conferentie werd het begrip duurzame ontwikkeling op heel verschillende manieren ingevuld”, zegt Teo Wams, tegenwoordig directeur van Natuurmonumenten en destijds een van de initiatiefnemers. “Politiek en bedrijfsleven plakten het overal op, ook op zaken die helemaal niet duurzaam waren. Om dit te voorkomen wilden we duurzame ontwikkeling concreet en afrekenbaar maken. Hoeveel grondstoffen kan elke wereldburger gebruiken zonder dat deze uitgeput raken?”
Milieugebruiksruimte
Het begrip milieugebruiksruimte dat kort daarvoor door de milieueconoom Hans Opschoor was gelanceerd, bleek hiervoor uitermate geschikt. “Wel verschoven wij het accent van consumptiegoederen naar hulpbronnen”, zegt Wams. “De aarde vraagt zich niet af of jij één of twee auto’s hebt, maar hoeveel staal je hebt gebruikt om die twee auto’s te maken. Het maakt uit of deze gemaakt is of van volledig gerecycled materiaal of van nieuw gewonnen erts. Of hij vijf jaar meegaat of twintig.”
“Daarnaast hebben wij milieugebruiksruimte gekoppeld aan rechtvaardigheid”, zegt Maria Buitenkamp, mede-auteur van het actieplan en tegenwoordig zelfstandig adviseur duurzame ontwikkeling. “Elke wereldburger heeft volgens ons recht op een gelijk aandeel in het gebruik van deze bronnen, een gelijke milieugebruiksruimte. Door deze twee uitgangspunten te koppelen werd de onderzoeksvraag heel concreet: wat zijn de beschikbare hulpbronnen per hoofd van de wereldbevolking? En omdat we beseften dat een duurzamer productie niet van de een op de andere dag geregeld kon worden, kozen we voor de termijn van twintig jaar, de periode dat een nieuwe generatie volwassen wordt.”
Een eenvoudige opgave was het niet, weet Wams. “We waren goed geschoolde activisten, geen wetenschappers. Er waren wel momenten dat we dachten: dit gaan we dus nooit voor elkaar krijgen. Sommigen stelden daarom voor alleen het principe op te schrijven en enkele voorbeelden te geven. Maar ik vond dat niet genoeg. Het moest onweerlegbaar zijn en alle aspecten van de productie behandelen.”
Een luxe leven
Tot hun eigen verbazing bleek dat er in 2010 ook met 7 miljard mensen een goed leven mogelijk kon zijn. In 1972 had de Club van Rome geconstateerd dat doorgaan met de westerse levensstijl al op relatief korte termijn tot een tekort aan grondstoffen zou leiden. Sindsdien heerste er vooral in milieukringen de overtuiging dat alleen een drastische versobering van de westerse levensstijl de wereld van de ondergang kon redden.
“Dit was een onaantrekkelijke en nogal moralistische boodschap en nauwelijks geschikt voor beleid of campagnes”, zegt Buitenkamp. “Wij draaiden de vraag daarom om: wat is er nog wél mogelijk als we rekening houden met de beperkte hoeveelheid grondstoffen en landbouwgrond? Het bleek reuze mee te vallen met die soberheid. Zo kon iedereen een televisie, koelkast en video-recorder hebben, mocht je in een schone zuinige auto ongeveer 5.000 km per jaar rijden, geregeld vlees eten en eens in de tien jaar een vliegreis maken. Niet alleen wij westerlingen, nee alle 7 miljard wereldbewoners die er naar verwachting in 2010 zouden zijn. Wij vonden dat enorm luxe en waren aangenaam verrast.”
“Maar tegelijkertijd moet je wel keuzes maken”, benadrukt Wams. “Met name vliegen, auto rijden en de productie van vlees en zuivel leggen een groot beslag op het milieu. Dat kan dus maar beperkt. Om niet voor zure moraalridders door te gaan legden wij de nadruk vooral op de keuzevrijheid.”
Boze reacties
Toch kon deze optimistische boodschap de zure krantenkoppen niet voorkomen. ‘Wasdroger moet weg van Milieudefensie’. ‘Eén gehaktbal om de drie dagen’, ‘Het milieu op rantsoen’ waren enkele van de krantenkoppen die naar aanleiding van het actieplan verschenen. “We werden met onze eigen voorbeelden om de oren geslagen”, zegt Buitenkamp. “Wij vonden die concrete voorbeelden van belang omdat het mensen weinig zegt dat je per jaar 1,7 ton CO2 uit mag stoten, of 0,25 hectare akkerland tot je beschikking hebt. Hoe vaak kun je de auto pakken, vlees eten, vliegen? Dat is wat mensen willen weten. Maar daarmee hebben we onze eigen valkuil gegraven.”
Wams: “We hebben daar veel van geleerd. Een goed verhaal betekent niet vanzelf een goede respons. Het is ook een moeilijke boodschap. Je moet de moeite nemen om de redenering van a tot z te volgen. Veel mensen, ook journalisten, haken halverwege af of pikken er krenten uit. Vooral dingen waarover ze boos worden.”
Ook uit eigen kring kwam veel kritiek, weet Wams. “Het actieplan was een feitelijke verkenning, maar de reacties waren heel emotioneel. Sommige mensen vonden het belachelijk dat je een video-recorder mocht hebben, auto kon rijden en ook nog af en toe vlees kon eten. Zij geloofden daar niks van. We moesten volgens hen veel radicaler kiezen voor soberheid en kleinschaligheid.”
“Er waren ook hoogleraren en publicisten die de kans schoon zagen om ons te betichten van een communistische soberheid en gelijkheidsmanie”, zegt Buitenkamp. “Dit zei vaak meer over hun reeds van Milieudefensie bestaande beeld dan over het actieplan zelf. Waarschijnlijk hadden ze het niet eens gelezen. Er zaten immers, heel bewust, ook liberale elementen in. Zoals het idee van verhandelbare emissierechten. Dat was toen nieuw. Uit eigen kring kregen we daar weer veel kritiek op, omdat het kapitalistisch zou zijn. Bedrijven mogen gewoon niet vervuilen en dit zeker niet verhandelen, zo was de redenering. We kregen er dus van twee kanten van langs: we waren te communistisch én te liberaal.”
Vrolijke boodschap
Ondanks de wat lauwe en soms zure reacties werd het actieplan bij ‘kenners’ op universiteiten, instituten en ministeries positief ontvangen. De toenmalige Milieuminister Hans Alders nam zelfs Engelstalige samenvattingen mee naar de VN-conferentie in Rio om daar uit te delen aan zijn collega ministers.
Ook de talloze milieu- en ontwikkelingsorganisaties die naar Rio waren afgereisd, reageerden enthousiast. “Juist die uit het Zuiden”, weet Buitenkamp die zelf in Rio aanwezig was. “Het was ook een concreet en redelijk optimistisch verhaal. Er werd uitgegaan van een gelijke milieugebruiksruimte voor iedereen en duurzaamheid werd niet als tegenstelling tussen Noord en Zuid, maar als gezamenlijke opgave opgevat. Zeven miljard mensen konden bijna net zo luxe leven als wij hier gewend zijn, dat was uiteraard een vrolijke boodschap.”
Het Actieplan werd dan ook gretig meegenomen om in eigen land de discussie over duurzaamheid te voeren. In talloze Afrikaanse, Amerikaanse en Aziatische landen zijn nadien nationale actieplannen of verwante publicaties en vertalingen verschenen. In Europa startten, op initiatief van Friends of the Earth Europe en gecoördineerd door Milieudefensie, organisaties uit 31 landen een vier jaar durende campagne die resulteerde in 31 verschillende actieplannen en een door het Wuppertal instituut opgesteld rapport Naar een duurzaam Europa.
Friends of the Earth International voerde de campagne Sustainable Societies. Milieudefensiemedewerker Manus van Brakel was in het buitenland een gewild spreker en reisde jarenlang als ambassadeur van het actieplan de hele wereld af tot een ongeneeslijke ziekte dat onmogelijk maakte. Een boek met een compilatie van alle opgedane inzichten, Sharing the World, verscheen in 1998 en werd onder meer in het Italiaans, Japans en Pools vertaald.
“De royalties waren voor Milieudefensie”, weet Buitenkamp. “Een aantal van de nationale actieplannen werd in eigen land als boek uitgegeven. In Duitsland werd het zelfs een bestseller en zaten de honderden discussieavonden in het hele land afgeladen vol.”
Nog steeds actueel
In Nederland kwam de discussie echter nauwelijks op gang. Milieudefensie organiseerde wel een serie ronde tafelgesprekken met sleutelfiguren uit de politiek, wetenschap, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Daarnaast werden vervolgrapporten voor specifieke sectoren als de varkenshouderij en woningbouw gemaakt, maar na publicatie is hier verder weinig vervolg aan gegeven.
“Milieudefensie heeft het zelf ook laten zitten”, zegt Buitenkamp. “Binnen de organisatie zijn van begin af aan twee stromingen geweest. De ene groep vond de boodschap van het actieplan te ingewikkeld. Die wilden publiekscampagnes met boodschappen die mensen eenvoudig kunnen begrijpen: een sticker op je brievenbus tegen reclamedrukwerk, bijvoorbeeld. De andere stroming, waartoe ik zelf behoor, vindt dat je publieksacties in het kader van grotere verbanden moet plaatsen.”
Toch kijken zowel Wams als Buitenkamp tevreden terug. “Het idee dat duurzaamheid gaat over fysieke eindigheid en dus verdelingsvraagstukken met zich mee brengt is inmiddels breed geaccepteerd”, meent Wams. “Denk ook aan een vergelijkbaar concept als de ecologische voetafdruk dat door het Wereldnatuurfonds is omarmd.”
Een nieuwe versie van het actieplan ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van Milieudefensie in 2011 is volgens Wams en Buitenkamp niet nodig. Milieudefensie-directeur Hans Berkhuizen sluit zich daar bij aan. “Het is nu belangrijker om de ideeën te vertalen in beleid. Want ondanks alle verhalen over de ecologische voetafdruk wordt er meer vlees gegeten, gevlogen en auto gereden dan ooit. Blijkbaar zijn er niet de juiste instrument“Milieudefensie: zet in op bruggenbouwen”en gevonden om dit af te remmen.”
Berkhuizen ziet wel mogelijkheden: “De afgelopen jaren heeft de nadruk gelegen op de rol van de burger als consument. Dat heeft niet of tenminste onvoldoende gewerkt. Daarom moeten we nu het accent verschuiven naar de burger. Er moeten systemen en regels komen om ervoor te zorgen dat mensen vanzelf de goede keuzes maken. Dat is een taak van overheid en bedrijfsleven. Die moeten zorgen voor duurzame producten en diensten waaruit de consument kan kiezen.”
Terwijl we van de regering Rutte op dit terrein geen beleid hoeven te verwachten, wijst hij erop dat veel grote bedrijven duurzaamheid inmiddels tot kern van hun beleid hebben gemaakt. “Die gaan daar ook mee verder, met of zonder steun van deze regering. Duurzaamheid is de toekomst, juist voor het bedrijfsleven.” Teo Wams beaamt dit: “Het feit dat dit inmiddels is doorgedrongen tot de directiekamers, betekent dat we misschien wel verder zijn gekomen dan we destijds, tijdens het schrijven van het actieplan, durfden hopen.”
[…] raakt.” Dit concept, dat bovendien pleit voor een eerlijke verdeling, was onderdeel van het Actieplan Nederland Duurzaam uit 1992 en had wereldwijd […]