Wie het nieuws volgt, krijgt de indruk dat boer en burger steeds minder van elkaar (willen) weten. Hoe brengen we die werelden dichter bij elkaar? Deze boeren doen alvast hun best: van een open dag op het erf tot aan community supported agriculture.
Het landbouwsysteem in Nederland moet grondig op de schop: de manier waarop wij ons voedsel verbouwen is verre van toekomstbestendig. Dat besef dringt inmiddels in brede kring door. Gelukkig maar, want om die omslag te kunnen maken, hebben we iedereen nodig: consumenten, de overheid, leveranciers, supermarkten, investeerders… én de boeren zelf.
Sommige boeren proberen via sociale media en open dagen met burgers in gesprek te gaan. Zij zien het verkleinen van de afstand tussen boer en burger als een belangrijke eerste fase in de verduurzaming van het Nederlandse landbouwsysteem. Anderen gaan een stapje verder en zoeken naar manieren om de voedselketen te verkorten om dichter bij de burger te komen. Immers: als consumenten weten waar hun voedsel vandaan komt, zullen ze er ook meer waardering voor krijgen en er (hopelijk) meer voor willen betalen. Hogere prijzen maken dat de boer duurzaam kan verbouwen. Dan zijn er nog de pioniers, die werken aan een compleet nieuw systeem waarin de burger medeverantwoordelijk is voor de milieuvriendelijk geproduceerde oogst van dat seizoen. We spraken verschillende boeren over hun poging de afstand tussen boer en burger te verkleinen. Van een voorzichtige kennismaking tot aan een hechte samenwerking.
Een eerlijk gesprek
Melkveehouder Arjen Vernooij is een van die boeren die zijn bedrijf openstelt voor publiek. Hij is aangesloten bij Kromme Rijn Boert en Teelt Bewust, een samenwerkingsverband van boeren uit de streek, onder Utrecht. ‘We stimuleren ondernemers in de land- en tuinbouw om contact te zoeken met hun omgeving. Alleen zo ontstaat er een dialoog, wederzijds respect en betrokkenheid van consumenten bij hun voedsel’, schrijft de organisatie op haar website. Vernooij organiseert jaarlijks een open boerderijdag. Daar is veel interesse voor: afgelopen jaar trok hij zo’n 500 bezoekers. Ook komen er regelmatig schoolklassen bij hem op bezoek.
Op het erf van zijn boerderij krijgt hij soms kritische vragen over zijn kijk op duurzaamheid en dierenwelzijn.’Mensen vragen bijvoorbeeld waarom ik zulke jonge kalfjes weghaal bij hun moeder’, vertelt hij. ‘Ik zeg dan dat ik van mijn dieren houd, maar ook genoeg moet verdienen om voor mijn eigen kinderen te kunnen blijven zorgen.’ Vernooij behoort tot de best producerende melkveehouders van Nederland en benadrukt dat hij door zo efficiënt mogelijk te werken al veel duurzamer produceert dan zijn vader. Toch houdt hij rekening met het scenario dat het aantal dieren naar beneden moet en is hij al bezig met plannen voor een aantal windmolens op zijn land. Daar krijgt hij dan weer kritiek op van andere bewoners in het buitengebied, vanwege de horizonvervuiling. ‘Ik vind het interessant om met verschillende groepen in gesprek te gaan en probeer ook begrip op te brengen voor andere overtuigingen’, zegt hij. ‘Als ik eerlijk uitleg waarom ik bepaalde keuzes maak, hebben de meeste mensen daar uiteindelijk toch wel respect voor.’
Een nieuwe stal
‘Het openstellen van boerenbedrijven voor burgers is een belangrijke eerste stap, mits boeren eerlijk zijn over hun belangen en beweegredenen’, zegt onderzoeker Mariska van Asselt. Zij promoveerde op de verschillende opvattingen van boeren en burgers over dierenwelzijn in de pluimveehouderij en zet zich als onderzoeker en docent aan Aeres Hogeschool Dronten in voor een beter begrip tussen beide groepen. ‘Veehouders zijn meestal gebonden door investeringen en contracten, waar ze niet zomaar onderuit kunnen’, zegt ze. ’Ze kunnen bijvoorbeeld één keer in hun leven een nieuwe stal neerzetten en zullen de keuze daarvoor dan ook willen verdedigen.’
Een beter begrip van die gebonden positie van boeren is belangrijk, zegt Van Asselt, maar met het overdragen van kennis alleen kom je er niet. ‘Boeren en burgers kunnen op basis van dezelfde feiten toch een andere conclusie trekken omdat ze een ander gewicht aan die feiten toekennen.’
Bovendien zal de sector ingrijpend moeten veranderen om tot een landbouwsysteem te komen dat zowel economisch als ecologisch houdbaar is. Voor die transformatie zal meer nodig zijn dan begrip voor de benarde positie van de boer. We hebben voorlopers nodig die laten zien hoe het ook anders kan.
Melk van Bella 109
Eén van die voorlopers is Matthijs Baan, oprichter van ElkeMelk. Sinds 2019 staat zijn melk in de schappen van Albert Heijn, verpakt per koe. Zo kun je bijvoorbeeld kiezen voor de melk van Bella 109, ‘romig en zoet van smaak’. Die smaak is bepaald aan de hand van de hoeveelheid vet, lactose en eiwitten die de melk bevat. Baan ontwikkelde samen met een fabrikant een nieuw systeem dat de melk in nog geen tien minuten verwerkt, van uier tot fles.
‘Ik geloof dat het iedere melkveehouder diep vanbinnen niet lekker zit dat zijn product in een grote tank verdwijnt”, zegt Baan. ‘Tijdens een Masterclass platteland liet een perenteler alle medecursisten haar product proeven. Die peren waren super lekker en zij was trots. Dat wilde ik ook.’
‘Boeren hebben de fout gemaakt om alles via één groot systeem te laten lopen. Voedsel is daarmee een anoniem fabrieksproduct geworden,’zegt Baan. Met zijn slimme marketing speelt hij perfect in op de toenemende behoefte aan ‘beleving’ achter een product. Zo bereikt hij een bredere groep consumenten en past daarmee binnen de trend van korte ketens en lokaal geproduceerd voedsel, die de afgelopen jaren een flinke vlucht heeft genomen. Zeker sinds de uitbraak van corona hebben initiatieven als Support your locals, streekboeren en de zelfpluktuin enorm aan populariteit gewonnen.
Keurmerk
Draagt Baans nieuwe concept werkelijk bij aan de verandering naar een toekomstbestendiger landbouwsysteem? ElkeMelk nodigt de consument in ieder geval uit om direct contact op te nemen. Het bedrijf kreeg via de site, sociale media en mail al duizenden beoordelingen en vragen binnen. Baan beantwoordt alle vragen persoonlijk en legt de overwegingen achter zijn keuzes uit. Andersom zetten pittige vragen van consumenten hem ook aan het denken, bijvoorbeeld over het gebruik van Zuid-Amerikaanse soja in zijn veevoer. ‘Veel bedrijven gebruiken keurmerken om de consument gerust te stellen. Ik heb dat niet nodig, want ik sta direct in contact met mijn klanten’, zegt Baan. Labels als ‘On the way to planetproof’ en ‘Weidemelk’ vindt hij beperkend en misleidend. Die zijn volgens Baan bedacht door het bedrijfsleven als slinkse marketingtruc. ‘Ze beloven dingen die de consument graag wil horen, maar kunnen die niet waarmaken. Weidemelk is bijvoorbeeld helemaal niet duurzamer dan melk van koeien uit de stal. Bovendien doet het keurmerk geloven dat die koeien permanent in de wei staan, terwijl het maar 8% van de tijd hoeft te zijn, wil je zo’n sticker verdienen.’
Ook biologische landbouw is wat Baan betreft niet de oplossing: ‘Die manier van boeren is zeker een voorbeeld voor de gangbare landbouw, zegt hij, ‘maar uiteindelijk is het niet duurzaam omdat we te weinig grond hebben om volledig over te schakelen naar biologische landbouw. We kunnen de wereld er dus niet mee voeden.’ Biologische boeren halen via marketing extra omzet uit de markt en suggereren ten onrechte dat biologische landbouw de toekomst is, vindt hij.
Maar geldt dat niet ook voor ElkeMelk? Een beetje, moet Baan toegeven. ‘Ik worstel met de vraag of we allemaal ons eigen merk moeten willen opzetten’, zegt hij.’Duurzamer en efficiënter is het niet.’ Maar net als biologisch kunnen naar de boer herleidbare producten als ElkeMelk wel een inspiratie zijn voor de bredere markt’, denkt hij. ‘Ik wil de consument in de supermarkt in ieder geval de keuze voor echte melk, zoals de koe die geeft, aanbieden, in plaats van gestandaardiseerde massaproductie van zuivel. En het blijkt dat men bereid is om meer te betalen voor een lokaal en traceerbaar product.’
Gemeenschappelijke verantwoordelijkheid
We worden ons meer en meer bewust van dat de verantwoordelijkheid voor een transformatie naar een toekomstbestendig landbouwsysteem niet alleen bij de boer ligt. Alle partijen moeten bereid zijn om samen zorg te dragen voor dat veranderproces, erkent ook het ministerie van landbouw. Dat geldt zowel voor ketenpartijen als de leveranciers van materialen en de supermarkt, voor banken en investeerders, voor de overheid en voor burgers.
Een kleine groep pioniers roept de gemeenschap dan ook op mee te werken aan de omslag naar een duurzaam systeem mogelijk te maken. Bijvoorbeeld via het principe van community supported agriculture, waarbij burgers vooraf een bijdrage aan de boer betalen en gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor de milieuvriendelijk geproduceerde oogst van dat seizoen. Zo delen de leden bij Herenboeren niet alleen in de oogst, maar bepalen ze ook samen wat er wordt verbouwd en nemen daarvoor een boer in dienst. Leden investeren eenmalig 2000 euro en delen de productiekosten, zoals de pacht voor de grond, het salaris van de boer en de materialen. Herenboerderij Wilhelminapark in Boxtel ging 5 jaar geleden als eerste van start. Op het lommerrijke oude landgoed hebben de 190 leden en hun boer een gemengd bedrijf gerealiseerd, met een tuinderij, een boomgaard, kippen, varkens en koeien. Inmiddels is Stichting Herenboeren Nederland een snel groeiende beweging met bijna 8 boerderijen die al produceren en 20 in ontwikkeling.
Ook bepaalt op een herenboerderij niet de consument, maar het ecosysteem hoeveel groente, eieren en vlees er gegeten kunnen worden. Als een oogst mislukt, krijgen de leden niks. ‘Je leert met de seizoenen te leven. In de zomer hebben we overvloed en in de winter is er minder’, zegt herenboerin Monic Holman. In de zomer staat ze na de wekelijkse uitgifte van de oogst dus groente in te maken, om een voorraad aan te leggen voor de winter.
Sociale cohesie
‘Herenboeren biedt een concreet alternatief voor het gangbare landbouwsysteem dat zijn grenzen bereikt heeft”, denkt herenboer Douwe Korting. “Burgers kunnen zelf het verschil maken en hoeven niet te wachten tot het beleid verandert.” Naast zijn rol als bestuurslid in Boxtel helpt Korting nieuwe Herenboerderijen op te starten en het verhaal van de beweging te vertellen.
Die betrokkenheid vraagt veel van burgers. ‘Je moet er volledig in geloven, met een gewone consumentenhouding kom je er niet’, zegt Holman. ‘Mijn omgeving vindt het machtig interessant, maar de meesten durven de stap toch niet te zetten.’Hoewel de Herenboerderij volop in de belangstelling staat en delegaties ontvangt vanuit de hele wereld, lukt het maar niet genoeg leden te werven.
‘Dichtbij de grote steden lukt dat makkelijker’, zegt Korting. ‘Een bezoek aan de Herenboerderij is daar ook een manier om in contact te zijn met de natuur en met elkaar.’ Voor Korting zit de winst in de sociale cohesie op de boerderij. Hij zou gezamenlijke activiteiten als commissies, workshops voedselverwerken en meewerken op het land nog verder uit willen bouwen. ‘Ik geloof dat deze coöperatieve beweging een belangrijk nieuw perspectief kan brengen in de samenleving, ook voor andere sectoren, zoals de zorg,’ zegt hij. ‘Het stelt betrokken burgers in staat om met professionele ondersteuning samen in een alternatief systeem te investeren. En dat systeem heeft ook nog eens allemaal gunstige neveneffecten, zoals meer sociale cohesie, plezier en biodiversiteit.’
De landbouw van de toekomst
‘Pioniers kunnen laten zien dat het ook anders kan’, zegt Van Asselt. ‘Maar de burger moet ook begrijpen dat het voor die boeren vaak een enorme worsteling is om het hoofd boven water te houden. In het huidige systeem is het voor de meeste boeren heel moeilijk om zomaar het roer om te gooien.’ Om tot een duurzaam (en dus houdbaar) model te komen waar de hele samenleving achter staat, zullen we op zoek moeten naar een gemeenschappelijke toekomstvisie. Makkelijk is dat niet. In het huidige debat worden vooral de verschillen benadrukt en voeren de extremen aan weerszijden de boventoon.
Boeren en burgers hebben hun eigen waarden als het gaat om duurzaamheid en dierenwelzijn’, zegt Van Asselt. ‘Bijvoorbeeld bij de vraag of een dier zijn natuurlijke gedrag moet kunnen uitoefenen of vooral gezond moet zijn.’Volgens Van Asselt moeten we op zoek naar gemeenschappelijke waarden als startpunt van de dialoog over een economisch en ecologisch houdbaar landbouwsysteem. ‘Zowel boeren als burgers geloven in de intrinsieke waarde van dieren en vinden dierenwelzijn belangrijk’, zegt ze. Ook op het gebied van duurzaamheid zijn zulke gemeenschappelijke waarden te vinden, zoals het belang van een gezonde leefomgeving. Vanuit die basis kunnen we zoeken naar een gezamenlijk beeld van de landbouw en veehouderij van de toekomst.
A. Laporte-Strijdhorst zegt
Prachtig initiatief die Herenboerderijen. Ik lees er nog te weinig over in de media en vraag me af of er in mijn omgeving ook een Herenboerderij wordt opgezet. Ook vraag ik me af of er nog een andere bijdrage van de consument wordt gevraagd, dan de investering van € 2.000,- en de afname van de producten, bijvoorbeeld in de vorm van meewerken op het bedrijf. Dat zou in mijn geval moeilijk worden. Ik ben 80 jaar en heb mijn eigen biologische moestuin en kamp met rugproblemen.
Janne Opmeer zegt
Beste mevrouw Laporte-Strijdhorst,
Meer informatie over herenboeren en waar initiatieven worden opgestart is te vinden via http://www.herenboeren.nl .
Met vriendelijke groet,
Janne Opmeer
Tseard zegt
Kom, kom, CSA nieuw? Staat me iets van bij dat ik al in de vorige eeuw – voor Milieudefensie – een reportage over CSA maakte. Tip voor de journalist: check-check en – inderdaad! – dubbel check!
Bente Meindertsma zegt
Beste Tseard,
CSA is inderdaad niet nieuw en ik ben blij dat daar al langer aandacht voor is. Met een nieuw systeem doel ik hier op het model van Herenboeren, waarbij de leden samen een boer in dienst nemen en geld inleggen om de boerderij als groep op te kunnen starten. Dat is volgens mij wel nieuw, maar als dat niet klopt hoor ik het heel graag.
Vriendelijke groet,
Bente