De Koerdisch-Iraanse schrijver Behrouz Boochani ontvluchtte zijn vaderland in 2013, werd na lange omzwervingen uit zee gevist door de Australische marine, en werd vervolgens jarenlang illegaal vastgehouden op een eiland, samen met andere bootvluchtelingen, uit het zicht van iedereen, ver van de bewoonde wereld.
Zo’n zin is makkelijk geschreven. Eén zin, één verhaal. Je leest het en je weet globaal wat hem is overkomen. Als iemand over hem begint, kun je meepraten. Hij is een asielzoeker. Een vluchteling. Je weet ervan. Je hebt ervan gehoord.
En toch weet je nog niks. Het is ook niet zo makkelijk, want … hoe beschrijf je wat hem echt is overkomen? De pijn. De angst. De onmacht. Hoe breng je zoiets onder woorden?
“De overheid heeft dit systeem in het leven geroepen en creëert namen om haar macht te vestigen en verstevigen”, zegt hij er zelf over. “Ik probeer die taal zo min mogelijk te gebruiken. (…) Ik geef me niet over aan de taal van de onderdrukkende macht. Ik creëer mijn eigen taal om het fenomeen Manus-gevangenis kritisch te analyseren.”
Hij put daarbij uit orale en literaire tradities van Koerdische folklore, en combineert dit met moderne poëzie, ezejournalistiek, filosofie, getuigenverslagen en zelfs politieke analyse. Zo toont hij ons, op zijn manier, het proces van ontmenselijking waar de Australische bewakers hem en de andere vluchtelingen toe dwingen. Heel tastbaar en aangrijpend.
Als het Boochani lukt ongemerkt een mobieltje te bemachtigen, smokkelt hij zijn teksten per app naar de bewoonde wereld, naar bekenden op het vasteland. Daar wordt een uitgever gezocht, terwijl hij zelf in de rimboe zit. In de regen. In de hitte. In gevangenschap. Jaar na jaar na jaar na jaar.
De natuur is hem een toevluchtsoord. Niet alleen in tijden van liefde, rouw of recreatie, zoals we dat in Nederland best vaak zien, maar heel concreet: een plek waar hij zich kan verbergen, waar het systeem geen vat op heeft, waar hij zichzelf weer kan vinden.
“Waar kom ik vandaan?” vraagt hij zich vertwijfeld af. “Uit het land van rivieren, van watervallen, van oeroude gezangen, het land van bergen.”
In zijn jeugd vluchtten de mensen de bergen in, als de gevechtsvliegtuigen hun dorpen bestookten. Ze namen alles wat ze konden dragen mee en vonden zich een toevluchtsoord in de kastanjebossen op de hellingen.
“Alleen de bergen zijn mijn vrienden.”
Alleen de bergen zijn mijn vrienden; verslag vanuit de Manus-gevangenis
Behrouz Boochani.
Uitgeverij Jurgen Maas, Amsterdam, 2019.
ISBN 9789491921698. 384 pagina’s. Prijs € 24,99.
Geef een reactie