Het massaal klimaatneutraal maken van bestaande woningen kan een groot verlies aan biodiversiteit in de stad met zich meebrengen. Een aantal architecten werkt aan een nieuwe trend die dit kan keren: natuurinclusief bouwen. Over gekookte vogeleieren, pop-up natuur, ‘bruine’ daken en bomen aan de muur.
“De natuur is afgelopen decennia langzaam uit de stad verdwenen. Onder andere door de manier waarop wij tegenwoordig bouwen”, vertelt Stefan Vreugdenhil van Vogelbescherming Nederland. “Het aantal huismussen is bijvoorbeeld in dertig jaar tijd gehalveerd, uit de binnensteden zijn ze nagenoeg verdwenen.” Dat komt, zegt Vreugdenhil, doordat ze in de stad geen broedplaatsen meer vinden. “Huizen hebben geen kieren en spleten meer. Alles is strak en dicht.”
Nieuwe huizen bieden steeds minder broed- of verblijfplekken voor vogels en vleermuizen. Maar ook goedbedoelde milieumaatregelen voor bestaande huizen kunnen nadelig uitpakken. Om de klimaatdoelen te halen, moeten we op korte termijn honderdduizenden huizen isoleren. Die zogenoemde na-isolatie heeft echter grote gevolgen voor de stadsnatuur. Het maakt broedplaatsen ongeschikt en verrast soms vleermuizen die in de spouwmuur overwinteren.
Maar er is hoop voor de gevleugelde stadsbewoners. Vreugdenhil wil, samen met de Zoogdiervereniging, de bouwwereld bewust maken van de mogelijkheden om natuur te integreren in de bouw: natuurinclusief bouwen dus. En dat gaat om meer dan ergens een vleermuiskast aan de muur hangen. Voorzieningen voor stadsnatuur moeten worden opgenomen in het gebouw zelf. Neststenen bijvoorbeeld; perfect ontworpen voor de beoogde functie maar van buitenaf vaak nauwelijks te zien. Dat laatste is ook belangrijk, want de voorzieningen van nu zijn vaak lelijk. En dat is nergens voor nodig.
Het juiste moment
Als het aan Vogelbescherming Nederland en de Zoogdiervereniging ligt, zijn voorzieningen voor stadsnatuur straks onderdeel van elk huis en elk kantoorpand dat in Nederland wordt gebouwd. In een groot project in de provincie Noord-Brabant zitten beide organisaties met gemeenten, woningcorporaties, aannemers, architecten en projectontwikkelaars om de tafel, om te kijken waar plaats is voor vogels en vleermuizen. De eerste pilot in Tilburg is al van start: daar krijgen deze zomer de eerste woningen ingebouwde nestmogelijkheden. Vreugdenhil: “We willen vooral laten zien dat het helemaal niet moeilijk en niet duur is. Je moet er alleen op het juiste moment over nadenken.”
“Wat er momenteel in de stad gebeurt, doet denken aan de ruilverkaveling op het platteland van de vorige eeuw”
Dat is vooral nu hard nodig, omdat de gebouwde omgeving snel en ingrijpend verandert. Vreugdenhil: “Wat er momenteel in de stad gebeurt, doet denken aan de ruilverkaveling op het platteland van de vorige eeuw.” Door het vergroten van de landbouwgronden, ontwatering van natuurgebieden, het rechttrekken van beken en het verwijderen van heggen en houtwallen, ging destijds veel biodiversiteit verloren. “Als we niet opletten, riskeren we opnieuw een groot verlies. Terwijl we juist nu een enorme stap vooruit kunnen zetten.”
Bouwagenda
Om op het juiste moment invloed te kunnen uitoefenen op bouwprojecten, heeft de Vogelbescherming in tientallen steden actieve stadsvogeladviseurs. Zij overleggen bij nieuwe projecten met gemeenten en projectontwikkelaars. Maar ook bij grotere plannen weet de Vogelbescherming het thema inmiddels onder de aandacht te brengen. Toen Bernard Wientjes van drie ministers de opdracht kreeg om in de Taskforce Bouw te werken aan een Bouwagenda tot 2025, stond biodiversiteit niet bepaald hoog op het prioriteitenlijstje. “We hebben onszelf gewoon uitgenodigd om mee te praten”, vertelt Vreugdenhil.
“Innovatief en duurzaam bouwen staan wel centraal in de Bouwagenda. Om de afspraken uit het klimaatakkoord van Parijs te halen, moeten er allerlei energiemaatregelen worden genomen in honderdduizenden, misschien wel miljoenen woningen. Als je dan toch bezig bent, kun je op een eenvoudige en goedkope manier diersoorten laten meeprofiteren. Gewoon af en toe een kiertje inbouwen, of een ander soort stenen inmetselen, zoals de vogelvides die we voor de huismus hebben bedacht. Zo’n neststeen kost 30 euro, dat stelt relatief gezien natuurlijk niets voor.” Tot zijn verrassing kreeg hij veel bijval, hoewel hij de enige uit de natuurhoek was. “Nu is natuurinclusief bouwen een van de randvoorwaarden in de Bouwagenda geworden, naast energieneutraal bouwen en het gebruik van circulaire materialen. Als dit plan echt wordt uitgevoerd, hebben we een hele grote slag gemaakt.”
Theemuts
Je met de bouwwereld bemoeien loont: dat bleek ook bij het initiatief Stroomversnelling, opgezet door een aantal grote bouwbedrijven en woningbouwcorporaties. “Zij willen op korte termijn enkele honderden woningen – uiteindelijk honderdduizenden woningen – helemaal energieneutraal maken”, licht Vreugdenhil toe. “Dat doen ze door een soort theemuts over een huis heen te zetten: een nieuwe gevel ertegenaan en een nieuw dak erbovenop. Maar als in die spouw vleermuizen zitten, of onder die dakpannen mussen of gierzwaluwen, dan heb je een probleem. Normaal gesproken moet een bouwer eerst onderzoek doen welke soorten er voorkomen en zo nodig maatregelen nemen.”
“Bij dit project wilden de bouwbedrijven geen onderzoek doen, maar overal een aantal standaardmaatregelen voor vogels en vleermuizen meenemen. Op zich is dat precies wat wij willen. Alleen waren hun maatregelen totaal ongeschikt. Zo wilden ze een broedgelegenheid in de nok van het dak, onder een kunststof kap. Maar als de zon daar de hele dag op schijnt, wordt het zo 70 graden. Dan stolt het eiwit in de eieren!” Inmiddels hebben de Vogelbescherming en de Zoogdiervereniging hun expertise kunnen inbrengen en worden de plannen bijgesteld. “Op papier ziet het er nu een stuk beter uit. Als straks ook de uitvoering deugt, kan dit als voorbeeld dienen voor andere projecten.”
Toch gaat het nog niet soepel. Afgelopen weken werd het voorgenomen besluit over de ‘Gedragscode natuurinclusieve renovatie’ bekend. Die gedragscode moet het project Stroomversnelling mogelijk maken. Maar met name over de bescherming van vleermuizen zijn nog grote zorgen bij de Zoogdiervereniging en het Netwerk Groene bureaus. Daarop hebben verschillende organisaties een zogenoemde zienswijze ingediend.
Stadsnatuur maken
Dat natuurinclusief bouwen verder kan gaan dan nestkasten en beschutting voor enkele soorten, blijkt uit het recent verschenen boek Stadsnatuur maken van de Rotterdamse stadsecoloog Niels de Zwarte en architecten Piet Vollaard en Jacques Vink. In hun boek staan 53 voorbeelden van plaatsen en gebouwen waarbij groen vanaf het eerste begin in het ontwerp is meegenomen. Van vleermuistorens, insectenmuren, totaal begroeide gevels en daken tot ‘pop-up natuur’ op industrieterreinen: het kan allemaal. Het boek is vooral bedoeld om architecten bij te spijkeren over natuur in de stad en te laten zien wat er mogelijk is. Natuurinclusief bouwen is onder architecten nog lang geen gemeengoed, zeggen Vollaard en Vink, maar er is wel veel interesse. Zijzelf begonnen al eerder het collectief ‘De Natuurlijke Stad’. Vink: “Ik ben geïnspireerd geraakt door de Franse architect Édouard Francois. Hij maakt ontwerpen waarbij natuur en gebouw onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Half-verdiept, begroeid met bomen die het huis door de seizoenen en jaren heen een ander gezicht geven. En dat met een architectuur die karakter heeft en die zichzelf niet wegcijfert. Dat was voor mij een eye-opener.”
Win-win
Ecoloog Niels de Zwarte, mede-auteur van het boek, probeert al langer zijn kennis met architecten en stedenbouwers te delen. Ook hij wil bij nieuwe projecten liefst vroeg in het proces aanschuiven.
“Als stadsecologen roepen en vinden we wel van alles, maar vaak mogen we er alleen een groen sausje overheen doen wanneer iets al klaar is. Dan wordt het er allemaal aan of onder gehangen, of erop geplakt. En dat is bijna altijd lelijk.” Precies zo ging het bij de opbouw van zonnepanelen, herinnert architect Vollaard zich. Pas toen zulke maatregelen in het architectuurontwerp zelf werden geïntegreerd, zijn de panelen onopvallend geworden.
De auteurs hebben geleerd om elkaars taal te spreken en vanuit andere perspectieven naar gebouwen te kijken. “Het schrijven van dit boek heeft me geleerd dat het resultaat ook gewoon mooi moet zijn”, aldus De Zwarte. “Ik ben een eenvoudig ecoloog die denkt ‘timmer gewoon zo’n vleermuizenkast tegen de gevel’, verder tellen voor mij alleen de formaten. Maar een architect schrikt daarvan en denkt ‘o jee, daar gaat mijn plint’. Ik kende het begrip plint niet eens voor we aan dit boek begonnen.” Samen ontdekten ze dat je heel mooie dingen kunt maken die tegelijkertijd waardevol zijn voor de natuur.
Zaadbom
Dat is volgens De Zwarte precies wat het boek moet uitdragen. “Het mooie is dat we niet met een belerend vingertje roepen dat iets niet deugt. Kansen creëren voor de natuur en een mooi ontwerp maken kan wél samengaan, als je het er met elkaar over hebt – vanaf het allereerste begin. Daarom hebben we in het boek allerlei projecten opgenomen ter inspiratie. Dat zijn geen artist impressions maar echte gebouwen, waar je gewoon heen kunt gaan, om te zien dat het kan. We hebben ons wel beperkt tot Noordwest-Europa. Er zijn ook enorm inspirerende voorbeelden uit Azië, maar die situatie is niet te vergelijken met hier. Al was het maar omdat wij hier met andere soorten te maken hebben.”
Toch biedt het boek grensverleggende voorbeelden, waarbij natuur groeit en bloeit op plekken waar je dat niet verwacht. Vink laat een ontwerp van zijn favoriete architect Francois in Parijs zien. “Dit is een fantastisch gebouw, het hoogste in de omgeving. Het hele gebouw is gegroeid met vegetatie die lokaal goed aanslaat en dus ook goed kan aarden in openbaar groen en privétuinen. Het idee is dat de zaden zichzelf vanaf de toren verspreiden. Het is dus eigenlijk een soort zaadbom die in de stad is geplaatst.” Andere foto’s in het boek laten een gebouw zien dat is omgeven met gaas waarin klimplanten slingeren. “Maar er groeien ook bomen aan de gevel van die toren, die in grote cilinders geworteld zijn. Er zijn zelfs eiken geplant die over tientallen jaren kunnen uitgroeien tot grote, dikke bomen.”
Bruine daken
Een nieuwe trend die meekomt met het natuurinclusief bouwen is het zogenaamde bruine dak. Vink: “In ons boek staat een voorbeeld uit Londen. Daar zijn een aantal bedrijfspanden gesloopt. Dat gaf een rommelige ondergrond, waarop een nieuw ecosysteem is ontstaan. Nu worden er nieuwe gebouwen geplaatst waar datzelfde puin op de daken wordt gelegd. Schrale, braakliggende terreinen vormen een heel interessante biotoop voor bepaalde vogels, insecten en pionierplanten, legt ecoloog De Zwarte uit. “Maar zulke grond wordt meestal weer snel volgebouwd. De natuurwaarde lees je niet makkelijk af aan dat soort terrein, dat is meer iets voor gevorderden. Je moet er echt een bordje bij zetten – ‘dit is stadsnatuur’ – en uitleggen waarom dit terrein er zo bij ligt. Maar bruine daken zijn een goed alternatief. Ik vind ze leuk. Dit is echt hardcore stadsnatuur.”
Uiteindelijk zal natuurinclusief bouwen even gewoon worden als duurzaam bouwen nu is, vermoedt Vollaard. “Het inbouwen van allerlei energiezuinige toepassingen was 30 jaar geleden helemaal niet zo vanzelfsprekend. Toen had je hooguit een paar architecten die zich duurzaamheidsarchitecten noemden. Nu heeft zo’n titel geen enkele betekenis meer, want elke architect die een beetje aan de bak wil, moet duurzaam te werk gaan. Het zou mij niets verbazen wanneer dat met natuurinclusief bouwen ook zo gaat.”
Kiki Wals zegt
Je idee om een bruine dak te maken spreekt me aan. Ik heb altijd een eigen huis willen laten bouwen, en dit jaar laat ik mijn droom eindelijk uitkomen. Ik probeer meer milieubewust te leven, daarom wil ik mijn huis zo goed mogelijk verduurzamen. Misschien volg ik een paar tips uit je artikel op!