Een regionale economie heeft grote ecologische en sociale voordelen, zegt Milieudefensie in haar nieuwe visie. Klein is nog steeds fijn, maar komt er nog wel een boterham met roomboter en kaas op tafel?
Hoe leven we als olie en gas honderd of tweehonderd keer zo duur zijn als nu? En hoe ziet ons land er dan uit? Een interessant gedachte-experiment. Er rijden véél minder auto’s en vrachtwagens rond, er vliegen stukken minder vliegtuigen en er varen minder vrachtboten over de zeeën.
De aanvoer van van alles en nog wat wordt te duur, zoals veevoer uit Amerika, wat het einde van de intensieve veehouderij betekent. Onze melk en boter worden te duur om naar Rusland en China te exporteren en bovendien hebben we de grond dan in de eerste plaats nodig om eigen graan te verbouwen, want importeren is niet aantrekkelijk. De fiets is het meest vanzelfsprekende transportmiddel voor boodschappen bij de winkel en de boer. Productie en consumptie liggen veel dichter bij elkaar, kortom de economie is geregionaliseerd.
Het aardige van het gedachte-experiment is dat er een tijd komt waarin olie en gas inderdaad helemaal op zijn. Bovendien zouden we, willen we de klimaatverandering te lijf te gaan, onze economie nú al zo moeten inrichten dat die met veel minder olie en gas toe kan, oftewel regionaliseren.
Niet zo gek dus dat Milieudefensie in haar nieuwe visie pleit voor een politiek van regionalisering als alternatief voor de globalisering die nu door het grootste deel van het establishment wordt gepropageerd. “Globalisering van de economie en de bovenmatige macht van multinationale bedrijven leiden ertoe dat de collectieve belangen van mens en milieu het onderspit delven tegen het winststreven van enkelen”, zo valt te lezen in de visie. Bij regionalisering daarentegen, “vinden productie en consumptie zo dicht mogelijk bij elkaar plaats. Dat vergroot de betrokkenheid en zeggenschap van de samenleving, voorkomt milieubelastende transportkosten, vergroot de transparantie in de (kortere) keten en leidt tot eerlijker prijzen voor de producenten.”
Small is beautiful
Pleidooien voor regionalisering zijn niet nieuw. Mahatma Gandhi zag swadeshi (‘zelfvoorziening’ in Hindi) bijvoorbeeld als cruciaal onderdeel van zelfbeschikking. Door Britse producten te boycotten en binnenlandse producten te stimuleren, kon India zich volgens hem losweken van het Britse rijk.
Gandhi was op zijn beurt een van de inspiratiebronnen voor de Duits-Britse econoom E.F. Schumacher, die zijn ‘boeddhistische’ economie bedacht. “Productie met lokale bronnen voor lokale behoeften is de meest rationele manier van economisch leven”, vond hij. Zijn visie kreeg wereldwijde bekendheid met zijn in 1973 verschenen Small is Beautiful: a Study of Economics as if People Mattered, waarin hij pleit voor menselijke maat in de economie, op basis van aangepaste, gedecentraliseerde technologieën.
Een hedendaagse navolger van Schumacher is de Brit Rob Hopkins (hij ontving in 2008 de E.F. Schumacherprijs) die in zijn Zuidwest-Engelse woonplaats Totnes de Transition Town-beweging begon, met inmiddels initiatieven in zo’n duizend steden wereldwijd. Het Transition Town-concept staat voor: “Een aanpak om op lokaal niveau te werken aan vermindering van de olie-afhankelijkheid, door de bevolking actief te betrekken bij initiatieven voor zelfbeheer van vitale behoeften als voedselproductie, energieopwekking, duurzaam bouwen en versterking van de lokale economie.”
Veerkracht
Opvallend is dat ‘regionaliseringsaanhangers’ bijna altijd meerdere problemen tegelijkertijd willen aanpakken. Geen ‘one-issue’-bewegingen dus, maar het streven sociale en ecologische problemen in samenhang te zien. Productie en consumptie dichter bij elkaar brengen heeft niet alleen ecologische voordelen. Doordat bijvoorbeeld supermarkten en verwerkende industrie zijn verdwenen of een veel kleinere rol spelen, zijn voedselketens korter en dus transparanter en kan een groter deel van de marges bij de boeren terechtkomen (eerlijke prijzen) en ter plekke worden geïnvesteerd, in plaats naar aandeelhouders ver weg te verdwijnen.
Rob Hopkins benadrukt in zijn pleidooien voor regionalisering en zelfvoorziening vooral het belang van ‘veerkracht’ of ‘weerbaarheid’ (‘resilience’) van lokale gemeenschappen. Volgens hem een bruikbaarder concept dan ‘duurzaamheid.’
Als voorbeeld gebruikt hij het fenomeen supermarkt. Die kan ‘duurzamer’ worden door minder verpakking te gebruiken, energiezuinige koelkasten te gebruiken en zonnepanelen op het dak te leggen. Maar de veerkracht van de lokale gemeenschap is met de komst van supermarkten juist afgenomen: lokale winkels hebben moeten sluiten, het voedsel moet van grote afstanden worden aangevoerd en de winst gaat naar het hoofdkantoor elders in de wereld en wordt niet opnieuw in de lokale gemeenschap geïnvesteerd. Door een transitie te maken en het voedsel van boeren uit de buurt te kopen, wordt de gemeenschap minder kwetsbaar voor de grillen van de wereldmarkt en lekt de winst niet weg naar elders.
In Totnes (8.000 inwoners) is berekend dat daar 22 miljoen pond jaarlijks wegvloeit uit de lokale economie door de import van voedsel. Als 10 procent daarvan lokaal wordt besteed krijgt de lokale economie een impuls van twee miljoen pond.
Eigenschaligheid
Transition Town gaat vooral over ‘lokalisering’. ‘Regionalisering’ is een stuk breder en nogal vatbaar voor discussie en interpretatie. Want hoe groot is een regio?
Milieudefensie zegt het in zijn visie zo: “De specifieke bodemkundige en klimatologische omstandigheden én het product waarom het gaat, bepalen de ‘regio’ waarin productie en consumptie samenkomen. We gebruiken hiervoor het woord ‘eigenschaligheid’: ieder product heeft zijn eigen schaalniveau.” Sperziebonen kunnen we goed zelf telen, dus die hoeven we niet uit Kenia te halen. Kruidnagel groeit hier niet, dus mag wel van elders komen.
Guus Geurts van Swadeshi – Bureau voor andersglobalisering, schreef in 2008 het rapport Regionalisering als alternatief voor neoliberale globalisering. Hij ziet de regio vooral als Europese Unie, als het gaat over Europa. Want daar worden de cruciale afspraken over handel, milieu en sociale normen gemaakt en die bepalen op welke schaal er wordt geproduceerd en geconsumeerd. “Voor duurzame regionalisering heb je bijvoorbeeld importheffingen nodig om de Europese producenten te beschermen.” Diametraal het tegenovergestelde dus van het huidige Europese handelsbeleid, dat op steeds grotere vrijhandel en verdere globalisering gericht is.
Mediterraan dieet
Regionalisering is uit ecologisch en sociaal opzicht misschien wenselijk, maar kán het ook, zonder dat we op een houtje hoeven te gaan bijten? Zit een boterham met roomboter en kaas er dan nog in?
De Nederlandse zuivelindustrie is bijvoorbeeld nogal afhankelijk van de import van soja uit Zuid-Amerika als veevoer voor de melkveestapel. Milieudefensie liet het Wageningse onderzoeksinstituut Alterra in 2012 uitrekenen of de Nederlandse landbouw ook zonder die importen toe kan. Daaruit rolden verschillende scenario’s.
Het bleek mogelijk om net zoveel dierlijke producten te eten als nu, met veevoer dat alleen op Nederlandse bodem wordt verbouwd en zonder dat er kunstmest aan te pas komt. Maar in dit scenario voor een ongewijzigd dieet bleef er niet genoeg Nederlandse grond over om groenten en graan te verbouwen. Bovendien zou de export van vlees, zuivel en eieren volkomen wegvallen, wat een flink kleinere veestapel met zich mee zou brengen.
Bij het scenario waarin er een ‘Mediterraan’ dieet gevolgd zou worden (twee à drie dagen in de week vegetarisch), is het mogelijk zonder kunstmest ook nog voldoende groenten en graan te verbouwen. “Als het in zo’n klein land als Nederland al voor een volwaardig voedselpakket kan, dan kan het op Europees niveau dus zeker”, concludeerde Milieudefensie destijds.
Zelfvoorzienend
Dat Nederland in principe grotendeels zelfvoorzienend kan worden voor zijn energiebehoeften, staat volgens nogal wat regionaliseringsdenkers buiten kijf. Daarbij wordt er gewezen op de opkomst van de plaatselijke energiecoöperaties die met zonnepanelen, windturbines en biomassa in de lokale energiebehoefte voorzien.
In percentages stelt dat op de totale energievoorziening nog niet zoveel voor, maar met stimuleren, gerichte overheidsmaatregelen én ondernemingszin van burgers en bedrijven kunnen we in 2030 een honderd procent duurzame energievoorziening hebben, volgens bijvoorbeeld Urgenda. Of de zonnepanelen – laat staan de grondstoffen voor de panelen – ook uit eigen land komen, laat Urgenda in het midden.
Volgens Guus Geurts is dat ook niet per se nodig voor een geregionaliseerde economie: “Handel tussen continenten wordt niet verboden, maar gereguleerd. We kunnen bijvoorbeeld koffie en cacao blijven importeren, maar dan voor eerlijke kostendekkende prijzen en niet ten koste van de lokale bevolking in de landen waar de mijnbouw of exportlandbouw plaats vindt.”
Bovendien kan er in onze eigen steden aan mijnbouw worden gedaan: urban mining. Oftewel de vele grondstoffen (zoals edelmetalen) die verborgen zitten in onze gebouwen, elektronica en voertuigen bij het afdanken niet weggooien, maar slim winnen en opnieuw gebruiken.
De huidige (en toekomstige) informatietechnologie maakt het makkelijker om lokale productie en consumptie op elkaar af te stemmen. Initiatieven zoals Thuisafgehaald.nl, waarbij inmiddels dagelijks 7.500 thuiskoks hun maaltijden met buurtgenoten delen, zijn een succes dankzij het online-gemak waarmee kookliefhebbers en buurtgenoten die geen tijd of zin hebben om te koken, elkaar weten te vinden.
Vrijhandelsverdrag
Tegelijkertijd zijn er nogal wat belemmeringen die verdere regionalisering in de weg zitten. De hele infrastructuur van opslag, wegen, silo’s, schepen, trucks, havens, vliegvelden is ingericht op grondstoffen vervoeren, handel en de verwerkende industrie, in plaats van op lokale en regionale behoeften. Degenen die belang hebben bij het huidige systeem (zoals supermarkten en multinationals) hebben via hun economische netwerken een veto gekregen op verandering.
Zij zijn bijvoorbeeld een van de drijvende krachten achter het vrijhandelsverdrag TTIP waaraan de EU met de VS en Canada werken. De Nederlandse landbouwsector, waaronder boerenbelangenorganisatie LTO, werkgeversorganisatie VNO-NCW en het grootste deel van de Haagse politiek zijn voorstander van het verdrag. “Als dat er doorkomt, zie ik het somber in voor het werken aan regionalisering”, zegt Guus Geurts.
Vergelijkbare obstakels en belemmeringen waren er ook al in de jaren zeventig van Schumachers Small is Beautiful, toen de wereld nog veel minder geglobaliseerd was dan nu. Maar Schumacher vond dat burgers en sociale bewegingen zich niet moeten laten ontmoedigen en verlammen door beschuldigend naar grote anonieme machten te wijzen. “De essentie van zelfvoorziening is juist dat je niet wacht tot er iets komt opdagen, maar nu begint.”
Lees ook: Landbouwrevolutie in Nederland
Geef een reactie