Doemscenario’s van “vogelgehaktmachines” en door onderwatergeluid gedesoriënteerde zeezoogdieren zorgden ervoor dat niet iedereen enthousiast was over het plaatsen van windmolenparken op zee. Inmiddels zijn in aan de Noordzee grenzende landen diverse studies naar de effecten van windmolenparken op het mariene ecosysteem gedaan. Een overzicht van de bevindingen in drie delen, met vandaag het bodemleven.
Het eerste grote Nederlandse offshore windmolenpark, voor de kust van Egmond aan Zee, heeft op haar website een uitgebreide database waarin de effecten van dit park op de omgeving gemonitord worden. Er worden effecten verwacht van het toevoegen van hard substraat (de windmolenbases) aan de zandige omgeving en het uitsluiten van visserij, scheepvaart en ander gebruik in een straal van 500 meter rondom het park.
Hard substraat
Het toevoegen van een harde ondergrond in een zandige omgeving verandert het lokale bodemleven volledig. Waar een zandige bodem zich kenmerkt door zijn driedimensionale eigenschappen, is de harde ondergrond die er voor in de plaats komt ondoordringbaar. Dat zorgt voor een andere soortensamenstelling.
Joop Coolen, onderzoeker naar de effecten van kunstmatige riffen bij Imares, legt uit dat op de schaal van de Noordzee het effect hiervan minder dramatisch is dan je zou denken.
“Het oppervlak van de Nederlandse Noordzee bedraagt ruim 57.000 vierkante kilometer. De op het Nederlands Continentaal Plat gebruikte windmolens meten vier tot vijf meter doorsnede. Wanneer er duizend windmolens komen te staan, zou dat minder dan 1 procent van de totale oppervlakte van de Nederlandse Noordzee aan hard substraat toevoegen. Of dat op het ecosysteem een effect heeft? Ik schat zo in van niet”.
Overigens was er in het verleden veel meer harde ondergrond in de Noordzee, vertelt Coolen. “Op een historische kaart uit 1883 is te zien dat op het Nederlandse en voor een deel Duitse deel van de Noordzee een oesterbank heeft gelegen ter grootte van 25.000 vierkante kilometer. Soorten zoals anemonen en zeepokken konden zich er vestigen en mobielere soorten zoals krabben konden zich er tussen verschuilen. De bank verdween in een rap tempo als gevolg van de opkomst van mechanische bodemberoerende visserij aan het einde van de negentiende eeuw. Wat overbleef aan hard substraat zijn de Klaverbank en de Texelse en Borkumse stenen.”
Steppingstones
Daarbij komt dat het plaatsen van windmolens niet de enige menselijke toevoeging van harde ondergrond onder water is.
“In de Noordzee bevinden zich 10 duizend scheepswrakken en daarbij komen nog olie- en gasplatforms die hard substraat toevoegen. De windmolens voegen dus hard substraat toe, maar relatief gezien ook weer niet zo veel”, zegt ook onderzoeker Oscar Bos (Imares).
“De fauna die we vinden op scheepswrakken lijkt in samenstelling veel op de fauna die op de oesterbanken voorkwam. Op het onder water staande deel van een windmolen zal de aangroei vergelijkbaar zijn. Een belangrijk verschil is dat er in het geval van een windmolen contact is met het wateroppervlak, dus dat er zich andere soorten zoals mosselen vestigen dan op een wrak dat geheel onder water ligt”, vult Coolen aan.
Het begroeien van nieuw hard substraat gaat heel snel. Coolen vertelt: “Wanneer je een steen in het water gooit en hem na een week omdraait, zitten er al een krab onder en een vis naast. Het ligt ook aan het seizoen hoe snel dat gaat. Het precieze proces is nog niet onderzocht, maar het begint bij bacteriën die in aanraking komen met het nieuw toegevoegd substraat. Het kan een kwestie van weken zijn voordat de eerste larven zich erop vestigen.Voor bepaalde soorten, zoals mosselen, maakt het voorkomen van hard substraat wel veel uit voor hun vermogen zich te verspreiden over de Noordzee. Deze organismen hebben een larvaal stadium van enkele weken. In die korte tijd moeten ze iets vinden om zich op te kunnen vestigen. Een windmolen kan daarbij als ‘steppingstone’ fungeren. Door de windmolens kan iedere volgende generatie zich weer een stukje verder verspreiden. Deze theorie wordt nu door ons in de praktijk onderzocht.”
Bodemberoering
Ook het sluiten van het gebied rond offshore windparken voor onder andere bodemberoerende visserij heeft uiteraard effect op het leven op en in de zeebodem. De onderzoeken zijn ten opzichte van de levensduur van sommige schelpdiersoorten echter nog van te korte duur om een duidelijk effect te kunnen meten. Sommige schelpdiersoorten hebben een levensduur van meer dan twintig jaar, een enkele zelfs van tachtig tot honderd jaar. De effecten van het windmolenpark voor de kust van Egmond aan zee werden vijf jaar lang gemonitord.
Volgens het Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek kunnen er vijf jaar na sluiting van het gebied “slechts subtiele effecten op lokale benthosgemeenschappen worden gemeten”. Toch kunnen die effecten mogelijk het begin van het herstel van het bodemleven zijn. Dat dit nog moeilijk te zien is, kan meerdere oorzaken hebben, menen de onderzoekers. De soorten in de wijde omgeving kunnen sterk achteruit zijn gegaan door intensieve bodemberoerende visserij, maar ook de patchgewijze verspreiding van de soorten kan een rol spelen.
Positieve uitwerking
Voor het bodemleven op en rondom de windmolens lijken de parken dus, afgezien van de verschuiving in soorten tijdens de aanbouw en afhankelijk van de lokale omstandigheden, misschien juist wel een positieve uitwerking te hebben. Niet alleen doordat er een schaars type ondergrond toe wordt gevoegd, maar ook omdat de sluiting van een gebied voor veel menselijke activiteiten bepaalde kwetsbare soorten een kans op herstel biedt.
Geef een reactie