De verse pas geoogste doperwt is typisch zo’n seizoensgroente die alleen kan bestaan dankzij succesvolle marginalisering van het efficiëntiedenken. Het gedoe en de tegenslagen bij de teelt kennende, begin je er niet aan.
Ik begin er dus wel aan omdat het zo’n fantastisch lekkere, smakelijke, fijnzinnig-knapperige, groengeurende smaakpareltjes zijn: de vreugde van het eetgenot is niet uit te drukken in een mathematische kosten-batenanalyse, wat trouwens geldt voor alles wat er echt toe doet. Kopen is geen alternatief: erwten uit blik en pot zijn qua smaak universa verwijderd, al zijn ze uit de diepvries enigszins te doen.
Het begin van de zomer is het moment voor de eerste verse doperwten, juist als de asperges zijn afgelopen en mits alle tegenslagen zijn getrotseerd. Tijdens mijn eerste teeltpogingen werden de pas bovengronds ontsproten erwtenkiemen gretig opgepikt door bosrandvogels. Sindsdien kweek ik erwten thuis eerst op om ze later uit te poten. Na eerst met veel gesjor en gedoe een hekwerk met palen in de tuin te hebben opgericht waarlangs de rijsdoperwten omhoog moeten. Dit jaar was het vermoedelijk een konijn dat toch wel de helft van mijn pas gepote erwtenplanten consequent afvrat.
Lukt het ze toch tot volle wasdom te komen, dan gebeurt het nog wel eens dat de plukrijpe doperwtenpeulen leeggepeuzeld worden door muisjes, de peulen keurig op een hoopje achterlatend. Blijft er desondanks voldoende aan de struikjes hangen, dan is het plukken – vaak bij zomerzon – een intens genoegen. Dan komt nog het doppen, een langdurig oefening in mindfullness, met een bergje groenteparels als resultaat.
‘Klaar’, denk je dan eindelijk, maar de ervaring leert dat er zelfs dan nog iets grondig mis kan gaan. Op het tuintafeltje rechts een bak met lege doperwtenpeulen, links een kom met de portie doperwten. Nu vormen die peulen waardevol organisch restmateriaal dat we als rechtgeaarde kringloopaanhanger niet verspillen, maar netjes naar de compostbak brengen alwaar wormen en microben het voorbewerken voor de vruchtbare terugkeer naar de aarde.
‘Ach’, dacht ik die ene keer na afloop van het doppen, gezeten naast de aalbesstruiken op mijn erf, ‘ik sla de fase van het compostvat dit keer maar eens over’ en wierp de peulen onder de bessenstruiken. Althans, dat dacht ik al werpende. Maar ergens hadden de breinsignalen richting mijn twee handen blijkbaar een kruising gemist, want in plaats van de lege peulen bleek ik de vers gedopte erwtjes breedwerpig onder de struiken te hebben gegooid. Na enkele wanhopige verbijsterende seconden wierp ik mezelf ook ter aarde. Om elk erwtje hoogstpersoonlijk nogmaals te toucheren, van de humeuze grond, richting keukenbakje. Nimmer smaakten de erwten ’s avonds zo zoet, bitterzoet.
Geef een reactie