Dat zegt Barbara van Paassen, beleidsadviseur land en biobrandstoffen bij ActionAid.
Kleinschalige boeren en boerinnen in ontwikkelingslanden – zo’n 2,5 miljard mensen in 500 miljoen bedrijfjes – produceren gezamenlijk zo’n 70 procent van het voedsel in de wereld. Helaas worden ze steeds vaker van hun land gezet om plaats te maken voor buitenlandse bedrijven die op commerciële schaal gewassen voor onder andere biobrandstoffen exploiteren voor de Europese markt. Dit terwijl onderzoek aantoont dat kleinschalige landbouw met de juiste ondersteuning zelfs hogere opbrengsten per hectare op kan leveren en socialer en duurzamer is.
Opvallend, want in Nederland wordt gezegd dat grootschalige landbouw de toekomst is?
“Internationaal is de leidende gedachte dat het stimuleren van de kleinschalige landbouw de belangrijkste prioriteit is voor voedselzekerheid. Ook de FAO, de landbouworganisatie van de Verenigde Naties, en de Wereldbank zijn het hier mee eens. De Nederlandse overheid erkent dit, maar lijkt tegelijk ook het Nederlandse grootschalige denken internationaal sterk uit te dragen. Dit is vaak gebaseerd op controversiële cijfers over hoeveel méér voedsel er geproduceerd zou moeten worden om de wereldbevolking te voeden. Hoewel de groeiende vraag absoluut een uitdaging is, verbloemen dit soort cijfers en oproepen het belang van het terugdringen van verspilling en het belang van aanpassingen in consumptie en lifestyle.
Er zijn eigenlijk weinig voorbeelden van succesverhalen van grootschalige landbouwinvesteringen in ontwikkelingslanden. Juist geleidelijkere groei van boerenbedrijven is vaak succesvol gebleken. De handelsorganisatie van de Verenigde Naties, UNCTAD, waarschuwde eind 2013 dat grootschalige landinvesteringen weinig kansen bieden voor economische ontwikkeling. Volgens hen moeten overheden alles op alles zetten om duurzame kleinschalige landbouw te bevorderen, voor het te laat is.
Ook de Nederlandse overheid erkent dat het ondersteunen van kleinschalige boeren en boerinnen de meest effectieve manier is om honger tegen te gaan. Maar het beleid wat hierop is gericht is nog onvoldoende. Het lijkt bovendien incoherent, omdat de Nederlandse overheid ook beleid voert dat grootschalige landinvesteringen aantrekkelijker maakt. Dit kan weer leiden tot landroof en het ondermijnen van deze zelfde boeren en boerinnen.
De focus van kleinschalig boeren ligt grotendeels bij ontwikkelingslanden. Hoe zit het met het gebruik van land in Nederland en Europa?
“In Nederland is weinig land beschikbaar. De vraag naar landbouwgrond is groter dan het aanbod. Dat beïnvloed het gebruik van land in ontwikkelingslanden. De milieucommissaris van de Europese Commissie heeft recentelijk erkend dat Europees beleid landdegradatie buiten de EU tot gevolg kan hebben. Het risico hiervan is dat competitie om beschikbaar land groter wordt. De verliezers hiervan zijn de lokale gemeenschappen en vrouwen in het bijzonder.”
Hoeveel van de grond die voorheen gebruikt werd voor de productie van voedsel voor de lokale bevolking wordt nu gebruikt voor biobrandstoffen?
“Biobrandstof is één van de grootste drijvende krachten van landroof. Geschat wordt dat ongeveer de helft van de grootschalige land verwerving of onteigening in de afgelopen jaren bedoeld was voor de productie van gewassen voor biobrandstof. In Afrika alleen al hebben wij als ActionAid zo’n 6 miljoen hectare land in handen van – veelal Europese – biobrandstofbedrijven gedocumenteerd. Omdat deze deals vaak niet transparant zijn is het echter lastig het volledige overzicht te krijgen. Soms gaat een deal niet door, maar raakt de gemeenschap toch het land kwijt.
Het is ook steeds minder duidelijk voor welk doeleinde een gewas verbouwd wordt. Zo heb je de zogenaamde ‘flexcrops’, zoals suikerriet. Dit gewas kan zowel voor de productie van suiker als voor de productie van biobrandstof gebruikt worden, afhankelijk van de marktprijzen.
Zonder de Europese biobrandstof richtlijnen, die voorschrijven dat diesel en benzine voor tien (binnenkort mogelijk zeven) procent uit biobrandstof mogen bestaan, hadden veel bedrijven hun investeringen niet gemaakt en was een hoop gemeenschappen waarschijnlijk landroof bespaard gebleven. Landroof is dus voor een belangrijk deel EU gestuurd, hoewel dit vaak niet direct te zien is omdat we niet rechtstreeks importeren. Veel van deze grootschalige investeringen zijn failliet gegaan of hebben zich teruggetrokken. Er is dan geen opbrengst, maar het land is wel geroofd en de gemeenschap krijgt het zelden terug. Het beleid van de EU is hiervoor dus medeverantwoordelijk. Zonder dat er daadwerkelijk iets op de markt komt in Europa. Gelukkig wordt dit steeds meer erkend en kleine stappen genomen om dit tegen te gaan, maar we zijn er nog niet.”
Neemt door grootschalige landbouw honger toe, in plaats van af?
“Zo stellig wil ik dat niet zeggen, maar er zijn helaas veel voorbeelden van problematische of gefaalde grootschalige landbouwinvesteringen ondanks grote beloften. Er zitten gewoon hele grote risico’s aan het pushen van grootschalige landbouw in landen waar landrechten van huidige landgebruikers – veelal boeren en boerinnen die voedsel voor de lokale markt produceren – nauwelijks beschermd worden. En de exportfocus van veel van deze investeringen botst vaak met lokale voedselzekerheid. Logischer zou het dan zijn lokale voedselproducenten te steunen in hun groei.”
Zouden we meer moeten betalen voor ons voedsel?
“Ik denk van wel. Negatieve gevolgen, onder andere voor het milieu, worden niet meegenomen in de prijs die de consument betaalt. Wanneer de negatieve impact meegenomen zou worden in de prijsbepaling dan zou de prijs hoger uitvallen. Ook is er een probleem in de verdeling van de kosten en baten tussen de verschillende spelers in de markt. Producenten, boeren, verdienen verhoudingsgewijs te weinig. Ook is het belangrijk om je te realiseren dat wij hier een fractie van ons inkomen aan voedsel uitgeven in vergelijking met de meeste mensen in Zuidelijke landen, zeker de allerarmsten die hier soms wel 80 procent van hun inkomen aan kwijt zijn. Voor hen is het wel een probleem als voedselprijzen stijgen en het inkomen niet meegroeit, wat overigens ook vaak gebeurt als gevolg van grootschalige investeringen.”
ActionAid pleit voor investeren in kleinschalige landbouw. In welke aspecten daarvan zou geïnvesteerd moeten worden?
“Door overheden en private investeerders zou geïnvesteerd moeten worden in zaken die bijdragen aan het succes van een boer of boerin. Daaronder vallen kennisoverdracht en advies op het gebied van landbouwpraktijk, duurzame landbouw en marketingtechnieken, maar ook financiële diensten. Andere investeringen waaraan je kunt denken zijn gelijke toegang tot en controle over land en water, toegang tot markten en in praktische zin materialen zoals werktuigen, zaden en mest. Ook verbetering in infrastructuur en opslagcapaciteiten kunnen bijdragen aan succes. Dat dit werkt blijkt ook uit onze eigen ervaring. Zo heeft ActionAid bijvoorbeeld in Mozambique duurzame landbouwprojecten opgezet met 2500 boeren, waarmee de oogst met 35 procent is gestegen.”
Wie zie je als investeerders?
“Allereerst de kleinschalige boeren en boerinnen zelf die veel tijd, geld en kennis stoppen in het verbeteren van hun productie. In de praktijk wordt vaak al samengewerkt in producentengroepen. Investeren in het versterken van deze landbouwcollectieven kan veel opleveren. Naast het maatschappelijke middenveld is er ook een belangrijke rol voor overheden en particuliere investeerders om zowel hun rechten te respecteren als hun kansen te vergroten.”
Geef een reactie