Maakt het uit voor de smaak van de wijn hoe je omgaat met de aarde?
Regelmatig bezondig ik me tegenwoordig aan snobistisch vertoon. Het met een bodempje gevulde wijnglas wordt bij de onderkant van de steel gevat en schuin tegen een vel wit papier gehouden: zien we het paarspurper van prille of meer het kersenrobijn van de langer opgevoede rode wijn? Vervolgens laten we de wijn walsen in het glas om er dan diep een neus in te steken: zijn de primaire aroma’s floraal, vegetaal of animaal? Dan spoelen we een flinke slok wijn zes seconden lang door de mond. Daarbij slurpend om met zuurstof de smaakpapillen wakker te prikkelen. Wat proeven we? Zwarte bes, tabak, gebrande koffie of stallucht?
Na het eerste gegiechel over de eigen gekkigheid, komt tijdens de wijncursus toch al snel veel ver- en bewondering. Wat er allemaal niet van invloed is op de smaak: het druivenras, de bodem, het weer, de breedtegraad, het snoeien, het vergisten: tweeduizend beslissingsmomenten zitten er tussen het planten van de druivenstok en het bottelen van de wijn. Wel of niet spuiten met chemische goedjes is er ook eentje.
Maakt het voor de smaak wat uit? Daarover valt dagenlang te discussiëren. Uiteraard, zeg ik: voor zoiets waarin je ambacht en liefde proeft, geldt dat dus ook voor hoe je omgaat met de bodem, de plant, de mens en de wereld. Deze keer maken we Spaanse lasagne, met wijnadvies:
Geef een reactie