Suggereren dat het Wereldnatuurfonds de praktijken van bedrijven in ruil voor geld van een groen randje voorziet, is stemmingmakerij en leidt af van een belangrijkere vraag: namelijk of de strategie van het WNF wel verstandig is.
Het Wereldnatuurfonds ligt onder vuur. Aanleiding is de in de zomer van 2011 in Duitsland uitgezonden documentaire Der Pakt mit dem Panda. Volgens filmmaker Wilfried Huismann geeft het WNF notoire milieuvervuilende giganten als Monsanto en Wilmar in ruil voor een financiële bijdrage een groen imago. Ondertussen gaan deze bedrijven gewoon door met hun natuurvernietigende activiteiten.
De film leidde bij onze Oosterburen tot veel commotie, mede omdat het WNF – tevergeefs – heeft geprobeerd verdere verspreiding van de film via de rechter te laten verbieden. Reden voor het Vara-onderzoeksprogramma Zembla om ‘dubieuze’ praktijken van het WNF ook onder de aandacht te brengen van het Nederlandse publiek. Maar zijn deze praktijken ook dubieus?
In ieder geval niet om de redenen die Huismann en Zembla aandragen. Dat het WNF samenwerkt met het bedrijfsleven en zo een deel van haar inkomsten verwerft – volgens haar jaarverslag overigens nog geen 5 procent – is geen verrassing. Dat doet ze al sinds haar oprichting en daar heeft ze nooit een geheim van gemaakt. Zeker de laatste jaren staat samenwerken met het bedrijfsleven, het liefst met de grootste spelers, zelfs centraal in haar strategie om de natuur te redden. Dat er hierbij wel eens iets mis kan gaan, weet het WNF zelf ook. Suggereren dat ze hiervan vooral zelf rijker wordt en in ruil de praktijken van bedrijven ‘greenwashed‘ is stemmingmakerij en leidt af van een belangrijkere vraag, namelijk of deze strategie wel verstandig is.
Het WNF streeft naar een groene economie. Producenten en consumenten zijn de grootste vervuilers, dus door de productie te verduurzamen kun je de verdere vernietiging van natuur en ecosystemen keren. Daarom probeert ze met vooruitstrevende bedrijven – haar strategische partners – concrete afspraken te maken en doelen te stellen, in de hoop de hele sector in beweging te krijgen. Daarnaast werkt ze samen met maatschappelijke organisaties, vakbonden en bedrijven in rondetafelgesprekken over duurzamere productie van grondstoffen, zoals palmolie en soja.
Op deze strategie is de nodige kritiek. Zo gaan de afspraken aan de ronde tafels veel milieu- en mensenrechtenorganisaties niet ver genoeg. En ook op WNF’s keuze van strategische partners als de Rabobank en KLM is het nodige aan te merken. WNF-directeur Johan van de Gronden lijkt – in ieder geval in Zembla – deze kritiek af te doen als ideologische scherpslijperij. Daar doet het WNF niet aan, zegt hij, zij werkt aan praktische oplossingen.
Dat is me te gemakkelijk. Het WNF en andere voorstanders van de ‘groene economie’ suggereren dat het adagium People, Planet, Profit de oplossing is voor zowel de ecologische als economische crisis. Dat is het niet, het is een probleemstelling. Daarover zou de discussie moeten gaan, verdachtmakingen dragen daar niet aan bij.
Geef een reactie