Niet minder, maar méér Europa. Dat is volgens GroenLinks Europarlementariër Bas Eickhout de enige uitweg uit de huidige economische en politieke crisis. Een pleidooi tegen het euroscepticisme.
From words to action luidt de titel van het actieplan dat Europa uit de huidige crisis moet leiden. “Europese Groenen doen wat EU-leiders nalieten”, staat er stoer boven het persbericht, namelijk, de structurele oorzaken van de crisis aanpakken. In het door groene Europarlementariërs uit de Beneluxlanden opgestelde actieplan staan 39 concrete maatregelen die binnen een jaar kunnen worden goedgekeurd en geïmplementeerd. Maar dan moet er wel worden gekozen voor een sterker Europa, voor een fiscale en politieke unie naast de monetaire unie. Een geluid dat, zeker in ons land, momenteel niet populair is.
“Toch ontkomen we daar niet aan als we de euro willen behouden”, zegt GroenLinks Europarlementariër Bas Eickhout door de telefoon vanuit Brussel. De houding van bijvoorbeeld premier Rutte, die suggereert dat de eurocrisis kan worden opgelost door alleen in de zuidelijke eurolanden streng te bezuinigen en hervormen, noemt hij “volksverlakkerij”. “Suggereren dat je de euro kunt behouden zonder op Europees niveau de begrotingen en belastingen op elkaar af te stemmen, zonder een investeringsprogramma, dat is praten met dubbele tong. Daarmee zaai je alleen maar meer euroscepsis”, aldus Eickhout.
Deze toenemende Nederlandse euroscepsis wordt volgens Eickhout door zijn Europese collega’s met verbazing, maar ook zorgen, bekeken. “Nederland is een van de founding fathers van de Europese Gemeenschap en van oudsher, als kleinste van de grote landen en grootse van de kleine landen, een bruggenbouwer in Europa. Die rol van bruggenbouwer en voorloper heeft Nederland opgegeven. Dat wordt niet begrepen.”
Zelf is hij van jongs af aan geïntrigeerd door het Europese project. “De Europese eenwording is een proces waarin landen op een vrijwillige manier samenwerken en soevereiniteit delen, dat vind ik fascinerend. Europa is het enige continent dat tijdens internationale bijeenkomsten het multilateralisme verdedigt. Het is groot voorstander van internationale afspraken over klimaat, duurzaamheid, mensenrechten, et cetera. Natuurlijk is er inhoudelijk genoeg kritiek mogelijk, maar vergeleken met andere continenten doen we het stukken beter.”
Maar het Europese project is, zeker de laatste twintig jaar, toch vooral een neoliberaal project om de Europese landen, maar ook de rest van de wereld te onderwerpen aan de tucht van de vrije markt. Kan een GroenLinks-politicus daar nog steeds enthousiast over zijn?
“Uiteraard is Europa onderdeel van de westerse wereld waarin economische groei de centrale drijfveer is. De Europese Unie is begonnen als gemeenschap van Kolen en Staal, met als doel Europa er na de Tweede Wereldoorlog economisch weer boven op te helpen. Destijds ook goed te begrijpen. Nu hebben we moeite om een nieuw model te ontwikkelen dat gebaseerd is op een ander soort economie. Maar die discussie wordt hier in ieder geval gevoerd. In de VS is die volledig afwezig en ook veel zuidelijke landen willen vooral het westerse kapitalistische groeimodel kopiëren.”
Tijdens de recente duurzaamheidstop Rio+20 pleitte Europa voor een groene economie. Maar tijdens de grote demonstratie van landlozen, vakbeweging en talloze ngo’s luidde de belangrijkste leus: ‘weg met de groene economie!’
“Dat is begrijpelijk. Het begrip groene economie wordt net als duurzaamheid enorm misbruikt. Er zijn veel kapers op de kust die, nadat ze de fossiele brandstoffen hebben uitgeput, nu overgaan tot het vermarkten en uitputten van natuurlijke grondstoffen zoals bossen, zeeën en landbouwgronden. Hiervoor moet je enorm uitkijken.
Daarbij komt dat in Rio de zuidelijke landen Europa terecht verweten te pleiten voor groene groei, maar zelf nauwelijks het goede voorbeeld te geven. Mijn conclusie is daarom: Europa moet eerst zelf maar eens aan de slag. In ons actieplan pleiten we daarom voor groene investeringen om de huidige crisis te keren.”
Dit pleidooi voor investeringen is ook een pleidooi voor economische groei. Moesten we daar niet juist van af?
“Het is natuurlijk wel van belang waarin je investeert. Het is fijn dat de Franse president Hollande een ander geluid laat horen in het debat dat wordt gedomineerd door begrotingsfetisjisme en pleit voor investeringen. Maar hij wil vooral investeren in klassieke infrastructuur als snelwegen. Sorry, maar we hebben ook nog andere problemen, zoals de klimaatcrisis, de grondstoffencrisis… Dus als we gaan investeren, dan wel in een omslag naar een andere groene economie.”
In Europa wordt momenteel druk gedebatteerd over de vergroening van het landbouwbeleid. Volgens jou is vergroening echter niet genoeg. Wat zou er nog meer moeten veranderen?
“Europa heeft een grootschalig hoogtechnologisch landbouwsysteem. Nu wordt vooral gediscussieerd over de vraag hoeveel procent van de landbouwsubsidies moet worden aangewend om deze te vergroenen. We komen nu op 30 procent, dat betekent dat 70 procent nog steeds gaat naar niet groene, niet duurzame vormen van landbouw. Ook is het de vraag wat we onder vergroening moeten verstaan. Dat landbouwgrond plaats maakt voor ecologische structuren is prima. Maar de landbouworganisatie LTO wil bijvoorbeeld ook luchtwassers op stallen meetellen als vergroening.
Het probleem is dat we nu een door en door getechnologiseerd voedselsysteem nog verder gaan optimaliseren, maar dan op een groenere manier. Je kunt je een heel groen en milieuvriendelijk model voorstellen met varkensflats op de Maasvlakte, maar is dat de landbouw die we willen? De fundamentele discussie zou in onze ogen moeten gaan over de vraag: hoe willen we dat ons eten wordt gemaakt en waar komt het vandaan? Daarom zijn we het initiatief ‘Baas op eigen bord’ gestart, een discussie over de toekomst van ons voedselsysteem. Hierin willen we het hebben over kleinschaligheid, regionalisering, de verbinding tussen stad en platteland en over eerlijke handelsstromen met zuidelijke landen.”
Heeft zo’n discussie kans van slagen?
“Ik denk van wel. De ideologie om steeds meer aan de markt over te laten is op haar retour. Alleen de liberalen bepleiten dat nog. Bij christen- en sociaaldemocraten wordt al gedraaid, al is de ouderwetse landbouwlobby nog steeds dominant. Maar er komen steeds meer boeren die niet meer in de molen van steeds groter en meer willen meedraaien. Zij weten steeds beter hun weg te vinden naar Brussel. Met hen moeten we samenwerken.
Momenteel wordt het landbouwbeleid voor de komende zeven jaar vastgesteld. Als we nu een vergroeningsslag kunnen maken binnen het huidige model, kunnen we dat gebruiken om de komende zeven jaar die fundamentele draai wel te maken zodat we vanaf 2020 een werkelijk ander landbouwbeleid hebben. Europa verandert traag, vaak zou je dat liever sneller zien.”
In jullie actieplan ter beteugeling van de crisis, roepen jullie op tot een sterkere Europese Unie. Een echte bankenunie, een begrotingspact dat Europa de mogelijkheid geeft nationale regeringen op de vingers te tikken en zelfs te straffen. Gaat dit niet ten koste van de democratie? Nationale parlementen worden geconfronteerd met ‘dictaten’ vanuit Brussel.
“Integendeel. Juist in het huidige debat is de democratie de grote verliezer. De angst om de financiële en economische problemen Europees aan te pakken leidt tot schimmige compromissen.
Neem het veelbesproken Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Dat is niet geregeld in een EU-verdrag, maar in een verdrag tussen de zeventien eurolanden. Omdat het geen EU-verdrag is staat het Europees Parlement volledig buiten spel. Tegelijkertijd heeft men, omdat het een noodfonds is dat zo nodig snel moet kunnen worden ingezet, gekozen voor een stemverhouding van 85 procent. Een klein land als Nederland heeft hierdoor geen vetorecht meer. Kortom, de keus om het niet op het niveau van de Europese Unie te regelen, leidt tot het recht van de sterkste. Het zet het Europees Parlement én de nationale parlementen van de kleinere landen buiten spel. Daarom zeggen wij, als je kiest voor de euro, voor een interne markt, moet je ook de belastingen en nationale begrotingen op elkaar afstemmen.”
Dat kan er dus ook toe leiden dat landen zoals Griekenland, Italië, Spanje, maar ook Nederland, een bezuinigingsbeleid moeten voeren dat ten koste gaat van mens en milieu.
“Daarom pleiten we eveneens voor een Europees gecoördineerd belastingbeleid. Dat is er nu niet, met als gevolg dat landen elkaar hierop kapot concurreren. De afgelopen 10 jaar is de gemiddelde vennootschapsbelasting in de Europese Unie gedaald van 35 naar 25 procent. Leuk voor bedrijven, maar overheden krijgen hierdoor minder inkomsten. Ondertussen zijn ze door de euro gedwongen een stringent begrotingsbeleid te voeren. Wat is het gevolg? Overheden snijden in de grootste kostenpost: de sociale uitgaven. Dus, wel de euro, maar geen Europese begroting- en belastingpolitiek, zoals de SP voorstelt, is geen oplossing. Dat is je kop in het zand steken. Dat is winst voor bedrijven, verlies voor mensen. Daarom kiezen wij voor meer Europese integratie.”
Een andere optie is uit de euro stappen. Is het voor Griekenland niet beter dat ze de drachme weer terug krijgen?
“Griekenland is een verhaal apart. Als je me nu vraagt of Griekenland bij de euro had gemoeten, dan zeg ik nee. Maar ze nu uit de euro gooien is lastig, dat is onontgonnen terrein. De kracht van de euro is haar stabiliteit. Als er nu een land afhaakt, wordt de euro een keuzemogelijkheid waar je in en uit kunt stappen. We weten niet wat er dan gebeurt. Het hoeft geen ramp te worden. Maar, ik maak de politieke keuze om die gok niet te wagen. De consequentie is wel dat je in Griekenland moet investeren.”
Dat lijkt taboe, alle nadruk ligt op bezuinigingen.
“Ja, terwijl men weet dat dat niet kan. De Griekse economie is kapot bezuinigd, die kan niets meer hebben. Europa moet daarom nu eerst proberen de kapitaalvlucht te stoppen. De groei van Griekse investeringen in Duitsland is momenteel het grootst! De rijke toplaag brengt haar geld naar het noorden van Europa en de rest van de Grieken blijft berooid achter. Tegen die kapitaalvlucht van zuid naar noord kun je niet op bezuinigen.
Hetzelfde geldt voor Spanje. Sinds de vastgoedbubbel daar is geklapt, trekken alle noordelijke banken hun geld terug. Dat is zoveel privaat geld, dat kun je met bezuinigingen en noodfondsen niet aanvullen. Om deze kapitaalvlucht van zuid naar noord tegen te houden zullen we de schulden via euro-obligaties gezamenlijk moeten maken, dat is onvermijdelijk.
Maar het is niet genoeg, want de afgelopen tien jaar is ook de arbeidsproductiviteit enorm uit het lood gelopen. Vooral Duitsland, maar ook Nederland, hebben de afgelopen tien jaar hun lonen gematigd, in het zuiden zijn deze juist gestegen. Als je geen beleid maakt dat de arbeidsproductiviteit weer naar elkaar toe trekt hebben euro-obligaties ook geen zin. Daarom is een totaalpakket nodig. Dat betekent in Zuid-Europa hervormingen, maar ook investeren. En Noord-Europa moet eveneens aan de bak, ook wij moeten investeren. Maar wel in een groene economie.”
Het bedrijfsleven slaagt er echter vaak in om met hun effectieve lobby groene maatregelen uit Europa tegen te houden. Zijn milieuorganisaties in Brussel wel voldoende zichtbaar?
“Bedrijven kunnen zich meer veroorloven, zij zitten er met meer mensen dan consumenten en milieuorganisaties. Maar milieuorganisaties zijn Europees zeer goed georganiseerd, werken goed samen en voeren goede campagnes waardoor ze relatief veel invloed hebben. Ondanks dat ze minder mensen hebben weten ze het bedrijfsleven uit elkaar te spelen. Dat is belangrijk, want de ervaring leert dat als het bedrijfsleven ergens eensgezind tegen lobbyt, je als groene ngo’s kunt lobbyen wat je wilt, maar je het altijd verliest. De crux is dus om op elk dossier het bedrijfsleven uit elkaar te spelen. Je moet daarom heel goed kijken welk bedrijf serieus aan de slag wil met een groene economie, met de schaarste van grondstoffen en een circulaire economie, en voor welk bedrijf het slechts greenwashing is. Vervolgens moet je zorgen dat je deze grote groene spelers meekrijgt zodat je conservatieve lobbyclubs als VNO-NCW kunt breken. Dat is het spel dat we als ‘groenen’, en daar bedoel ik ook de milieubeweging mee, serieus moeten gaan spelen. Dat bepaalt of we echt de omslag naar een groene economie gaan maken.”
Geef een reactie