Naast het veelbesproken TTIP-verdrag onderhandelt de Europese Unie ook over een andere grote vrijhandelsovereenkomst. Via het Trade in Services Agreement, kortweg TiSA, moet specifiek de dienstensector geliberaliseerd worden, wereldwijd.
Het leveren van diensten speelt een cruciale rol in de kenniseconomie. Maar liefst zeventig procent van alle geld wordt wereldwijd verdiend met dienstverlening. Dat varieert van internet- en communicatiediensten, tot gezondheidszorg, transport, financiële dienstverlening of het leveren van logistieke of juridische ondersteuning. Toch dateren de laatste handelsafspraken over internationale dienstenhandel inmiddels alweer uit 1995. De hoogste tijd dus voor een nieuw handelsverdrag, besloten de handelsministers van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in december 2011.
Ruim een jaar later begonnen onder aanvoering van de Amerikaanse en de Australische regering de onderhandelingen voor wat nu het Trade in Services Agreement (TiSA) heet. Via dat TiSA moeten wereldwijde dienstenmarkten opengebroken en nieuwe handelsregels afgesproken worden.
Onder de 23 gesprekspartners, die zichzelf “The Really Good Friends of Services” noemen, onderhandelt de Europese Unie (EU) namens de 28 Europese lidstaten. Alleen al door deel te nemen committeren zij zich in zekere zin al aan de wens om de mondiale dienstenmarkt te liberaliseren, zo stellen insiders enthousiast. Maar inhoudelijk is het verdrag nog behoorlijk schimmig. Want hoe definieer je ‘diensten’ nou precies en wat zal daarmee precies geliberaliseerd worden?
Watervoorziening
Na vijftien onderhandelingsrondes is het nog volstrekt onduidelijk waarover achter gesloten deuren precies gesproken wordt, zegt onderzoekster Satoko Kishimoto van de progressieve denktank Transnational Institute (TNI). Sterker nog, dankzij de door Wikileaks openbaar gemaakte onderhandelingsdocumenten, weten we dat deze documenten tot vijf jaar na het in werking treden van het verdrag geheim zijn – en mochten de onderhandelingen mislukken, tot vijf jaar na het beëindigen van de gesprekken. Dat terwijl de wereldwijde impact van TiSA volgens Kishimoto potentieel nog veel groter is dan die van het veelbesproken vrijhandelsverdrag TTIP: “Dienstenliberalisering kan van alles inhouden. Waterbeheer gebeurt in Nederland bijvoorbeeld door publieke entiteiten; de waterschappen. Ook de drinkwatervoorziening valt al decennialang onder de overheid. Als water in de toekomst niet expliciet wordt uitgesloten van de onderhandelingen krijgen buitenlandse investeerders na ondertekening van TiSA toegang tot de Nederlandse watermarkt.”
En ook verdere liberalisering van de gezondheidszorg kan wel eens het gevolg blijken, vreest Kishimoto. “In mijn geboorteland Japan hebben we een nationaal georganiseerd gezondheidszorgsysteem. Maar door TiSA staat dat systeem op de tocht. Amerikaanse verzekeraars willen toegang krijgen tot de gigantische Japanse verzekeringsmarkt. In de VS zelf zijn immers niet veel meer nieuwe consumentenverzekeringen te verkopen.”
Maar als grootste dienstenexporteur heeft de Europese Unie veel te winnen bij dit verdrag. In het voorjaar van 2015, na twee jaar, werd het onderhandelingsmandaat van de EU eindelijk openbaar. De EU bleek in te zetten op ‘verbeterde regelgeving’ en progressieve dienstenliberalisering ten opzichte van de bestaande WTO-afspraken. Zo staan onder meer privacy en transparantie, de positie van staatsbedrijven, telecommunicatie, financiële dienstverlening, publieke aanbestedingen, subsidieverlening, postbedrijven en maritiem transport allemaal op de onderhandelingsagenda. Zoals verwacht: een ambitieuze Europese liberaliseringsagenda.
Minder idyllisch
De TiSA-onderhandelingen komen voor een deel voort uit frustratie over het hopeloos vastlopen van de pogingen om via de WTO tot internationale handelsafspraken te komen. Het idee om dan maar een apart dienstenverdrag op te gaan stellen, is naar verluidt voor het eerst in 2011 expliciet geopperd tijdens een mondiale conferentie van dienstverlenende bedrijven in Hong Kong. Na afloop van die bijeenkomst pleitten enkele machtige associaties van dienstverleners, samen de Global Services Coalition, in een verklaring onomwonden voor een mondiaal dienstenverdrag. Dat zou volledig los moeten staan van bijvoorbeeld de industriële en de landbouwsector; zoals binnen de WTO nou net níet het geval is.
Nieuwe handelsregels voor de dienstensector zijn alles behalve onbelangrijk, zegt Europarlementariër Jude Kirton-Darling. “Internationale handel is compleet anders dan in 1995. E-commerce bestond toen helemaal nog niet.” De Engelse zit in het Europese Parlement namens de sociaaldemocraten (S&D) en is als lid van het parlementaire handelscomité INTA nauw betrokken bij internationale handelswetgeving. Maar, zo zegt ze: “Wij vinden wel dat die nieuwe handelsregels de markt niet opeens verder moeten liberaliseren dan nu het geval is binnen het kader van de WTO.”
De realiteit van de TiSA-onderhandelingen is dus minder idyllisch dan het simpelweg gebroederlijk beslissen over broodnodige nieuwe handelsregels, geeft Kirton-Darling toe. Het expliciete doel is immers niets minder dan verregaande dienstenliberalisering. Een context waarin elk land uiteindelijk eigen belangen zo goed mogelijk zal behartigen, zegt ze: “Turkije heeft bijvoorbeeld heel agressieve voorstellen gedaan tot liberalisering van de Europese gezondheidszorg die voor de EU niet acceptabel zijn.”
Op 4 juli 2013 nam het Europese Parlement dan ook een resolutie aan waarin een reeks kanttekeningen bij te veel en te snelle dienstenliberalisering geponeerd worden. Een belangrijk bezwaar voor het parlement is de door de VS aangedragen standstill clause; een clausule die vastlegt dat het liberaliseringsniveau in economische sectoren waarover géén overeenstemming wordt bereikt in elk geval niet meer teruggedraaid mag worden. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat de Nederlandse Spoorwegen nooit meer volledig terug in handen van de Nederlandse staat zouden kunnen komen, zelfs als railtransport niet in het verdrag genoemd wordt. Onacceptabel, zegt Kirton-Darling: “Wij hebben specifiek gezegd dat we een dergelijke bepaling niet willen. Er moet wel genoeg ruimte overblijven voor democratische besluitvorming.”
Uruguay
Ondanks alle mooie intenties rond de onderhandelingstafel heeft begin september 2015 het eerste land alweer de handdoek in de ring gegooid. Voor Uruguay was het risico te groot om zijn publieke sector te verliezen, zegt Alberto Villarreal. Hij werkt bij Redes – de Uruguayaanse tak van Friends of the Earth – en heeft sinds het begin campagne gevoerd tegen TiSA. Villarreal: “Via TiSA willen de Verenigde Staten heel Latijns-Amerika tot hun achtertuin maken door handelsliberalisering te institutionaliseren. Ik heb niks tegen wereldhandel, maar het is wel belangrijk dat regeringen beslissingen kunnen blijven nemen over hun land.”
In de economie van Uruguay speelt landbouw een grote rol. Liberalisering van de dienstensector zou absoluut niet zinvol zijn voor het Zuid-Amerikaanse land, zegt Villarreal. Door uit de gesprekken te stappen heeft Uruguay cruciale dienstverlenende sectoren als telecommunicatie of watervoorziening in eigen handen gehouden, vertelt de activist: “Die diensten zijn belangrijk voor de ontwikkeling van mijn land, die willen we niet uit handen geven. In Uruguay is er altijd veel scepsis geweest over TiSA. Uiteindelijk heeft aanhoudende publieke druk van ngo’s, vakbonden en de academische wereld de regering ertoe gedwongen ermee te stoppen.”
Democratische zeggenschap
In Latijns-Amerika bestaat sowieso een langere geschiedenis van verzet tegen neoliberale krachten dan in Europa, lacht Villarreal. Volgens de activist is het dan ook niet vreemd dat Uruguay zich als eerste terugtrekt uit de onderhandelingen voor het trio aan mondiale vrijhandelsverdragen dat op dit moment wordt uitgerold. Naast TTIP en TiSA zit ook nog het transpacifische verdrag TPP tussen onder andere de VS, Australië en andere landen rond de Stille Oceaan, in de pijplijn. Ondanks de fundamenteel andere belangen van de EU wil Villarreal Europa toch waarschuwen: “In tegenstelling tot de rest van Latijns-Amerika in de jaren negentig heeft Uruguay via referenda zijn publieke diensten in handen kunnen houden. Instemmen met TiSA betekent alsnog democratische zeggenschap over belangrijke dienstverlening verliezen.”
Daarom pleit het Europese Parlement voor een specifieke uitzonderingsbepaling van publieke dienstverlening. Maatschappelijk cruciale diensten die publiek belang dienen, zoals watervoorziening, zouden op die manier buiten het door TiSA afgedwongen liberaliseringsregime gehouden moeten worden. Dat algemeen belang wordt gedefinieerd in een bijlage bij het Verdrag van Lissabon uit 2009, waarin in nogal politieke bewoordingen wordt gesproken van ‘niet-economische diensten van algemeen belang’: “De bepalingen in het verdrag beïnvloeden op geen enkele wijze de competentie van de lidstaten om niet- economische diensten van algemeen belang te leveren, in te kopen en organiseren.”
Waterdiensten
Volgens TNI en andere critici blijft het echter onduidelijk wanneer een dienst nou precies wel of niet het publieke belang dient. Voor zover bekend is dat in TiSA heel beperkt geformuleerd; alleen diensten die uitsluitend onder overheidsgezag staan en dus niet concurreren met commerciële bedrijven gelden als publiek. Diensten die niet honderd procent publiek functioneren kunnen derhalve opgevat worden als winstgevend waardoor ze onderhevig worden aan de liberaliseringsbeginselen van TiSA, vreest Kishimoto.
Ze blijft hameren op de watersector als voorbeeld van het gevaar: “We weten helemaal nog niet precies hoe de definitie van een publieke dienst in TiSA geïnterpreteerd zal gaan worden. Veel daarvan opereren deels al op de markt. Ondanks het publieke belang van het spoorwegennet koop je een treinkaartje van een commerciële partij. Volgens die logica blijft er nog maar heel weinig over. Veel waterservices over de hele wereld worden op dit moment terug in handen van de gemeenschap gebracht, omdat privatisering veelal heeft geleid tot stijgende prijzen of slecht onderhoud. Onder TiSA zou dat dus niet meer mogelijk zijn. Terwijl water cruciaal is voor iedereen; het is een mensenrecht.”
Precies om die reden werd watervoorziening mede onder Nederlandse druk uitgesloten van het uit 2014 stammende Europese Concessiedirectief; een EU-richtlijn die zorgde voor de liberalisering van publieke aanbestedingen op de Europese interne markt. Maar de EU als geheel heeft veel offensieve belangen bij het mondiaal opengooien van de watermarkt. Zo kunnen de handelsbelangen van multinationals als het Franse Veolia wel eens de publieke watervoorziening in Nederland in gevaar brengen, denkt Kishimoto: “Dit is een goed voorbeeld van het conflict tussen geld verdienen en publiek belang dat speelt bij dienstensectoren op het snijvlak tussen publiek en commercieel. Welke diensten onder TiSA publiek kunnen blijven is nog maar de vraag.”
W.D.Faasse zegt
Er word steeds te laat ingegrepen b.v. .de hoeveelheid kippen opgesloten in een veel te klein hokje het zijn leg machine geworden met duizenden in een ruimte en hiervan zijn er heel veel dit kan toch niet gezond blijven
Melkvee blijft op stal en krijgt zijn gras aangevoerd met enorme hoeveelheden
lucht vervuiling doorvliegtuigen de toename van personen auto’s wat aan uitgassen zeer toeneemt gevolg bossen moeten gekapt worden voor wegen terwijl we de bossen niet kunnen missen, dit betekend voor mij heel veel vergaderen maar weinig toepassen om het leef klimaat te verbeteren de gevolgen zijn nu al zichtbaar zoals de hoeveelheid regen, geen normale zomer en winters meer, toename waterstanden waardoor dijken verhoogd moeten worden en vergeet niet vervuiling moerdijk en Vlissingen oost als je ziet wat die afvoeren als luchtvervuiling en dit in de hele wereld dit kan niet goed blijven, te laat zie de gevolgen.