Natuur heeft zo zijn eigen ritme, wat de moderne consument daar ook van vindt. En het duurt nu eenmaal even voor een bos als bos beleefbaar is.
We hadden ruim honderd jongens en meiden uitgenodigd om bomen te planten. 16 tot 18 jaar.
“Als je maar weet waar je aan begint”, werd mij hoofdschuddend toegefluisterd. “Op die leeftijd zegt natuur ze niets.”
De scepsis onder de deskundigen werd groter toen ze de boompjes zagen. Het waren er veel (enkele duizenden) en ze waren klein (amper een halve meter hoog). Vrijwel iedereen voorzag problemen.
“Besef je wel dat de jongeren al lang volwassen zijn voordat die boompjes bomen zijn?”
De eerste jaren zou er weinig bos te zien zijn. Dunne, onooglijke takjes met iele blaadjes die nauwelijks opvielen in de eindeloze niksigheid.
“Je kunt pubers niet vragen tien jaar lang geduld te hebben. Die leven van dag tot dag. Vandaag bestellen, morgen aan de deur. Snel. Tempo. Geen gezeur.”
Het deed me denken aan één van de stripverhalen van Asterix en Obelix, waarin de druïde eikels in de toverdrank gedoopt had. Toen Asterix een eikel op de grond gooide, schoot er meteen een volwassen boom uit. Asterix was vol ontzag. Obelix niet. “Hoezo?”, zei hij. “Heb jij dan ooit een boom op een andere manier zien groeien?”
Maar zelfs met alle door het kabinet Rutte-Verhagen gestimuleerde innovatiekracht is geen bedrijf er in geslaagd zo’n wonderdrank voor bomen te ontwikkelen.
Natuur heeft zo zijn eigen ritme, wat de moderne consument daar ook van vindt. En het duurt nu eenmaal even voor een bos als bos beleefbaar is.
Onderwijl kwamen de jongeren er aan. Er klonk gelach, geklets, gejoel. Fietsen werden neergesmeten of tegen elkaar aan gezet.
“Zijn dat de boompjes?”, vroeg één van de meiden, met een meewarige blik op het rijtje sprietjes die voor haar in de berm waren klaargezet. Er verzamelde zich een groep vrienden en vriendinnen om haar heen.
“Hoe lang duurt het voor het een echt bos is?”
Ik aarzelde.
“Dat kan wel even duren,” zei ik. “Dat gaat zomaar niet.”
“Hoelang dan?”
“Nou, voor het echt een goed bos is… ik denk… zo’n… zevenduizend jaar.”
Verbazing alom.
“Zolang?”
“Ja, dat snappen jullie vast wel. Ze moeten flink groeien voor je metersdikke eiken hebt. Als reuzen in het woud. En dan de wilde dieren, sluipend in de schaduwen van het kreupelhout. En kruiden en mossen en paddenstoelen en bosplanten en zo. Daar gaan flink wat jaren overheen.”
“Zevenduizend jaar?”
Van alle kanten klonken enthousiaste kreten.
“Wauw!” “Stoer!”
Snel gingen ze planten.
Geef een reactie