
Samenwerking met partnerorganisaties van over de hele wereld heeft de afgelopen jaren tot mooie resultaten geleid. Europese wetgeving werd versterkt, schijnoplossingen werden ontmaskerd. Nu staat dat internationale werk door bezuinigingen onder grote druk.
“Het is echt een trend. De Verenigde Staten zijn gestopt met USAID, inclusief natuurprojecten. De Europese Commissie en Europese overheden – het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland – zetten het mes in de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking. Dat geld wordt in het Verenigd Koninkrijk overgeheveld naar de defensiebegroting.” Aan het woord is Danielle van Oijen, bossenexpert bij Milieudefensie. Ook in Nederland heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken draconische bezuinigingsmaatregelen aangekondigd.
Die bezuinigingen treffen ook de internationale programma’s waar Milieudefensie onderdeel van is. Voor een van die programma’s, de Green Livelihoods Alliance (GLA), was Danielle de afgelopen 8 jaar actief. Binnen het programma werken meer dan 70 organisaties over de hele wereld samen. “Alle groepen in de alliantie hebben nauwe banden met de mensen wier land wordt bedreigd met ontbossing door sojaboeren, houtkap of palmoliebedrijven. Die bedrijven zijn vaak grote multinationals, door Europese banken en pensioenfondsen gefinancierd. Het is heel lastig om zo’n bedrijf aan te pakken als iedereen dat in z’n eentje gaat doen. Juist door internationaal samen te werken kunnen we die bedrijven echt raken.”
‘Duurzame’ palmolie
Behalve het GLA-programma komt eind dit jaar nog een tweede internationaal samenwerkingsverband te vervallen: de Fair, Green and Global alliantie. Milieudefensie maakt gelukkig ook nog deel uit van het Friends of the Earth International-netwerk (FoEI). “En dat blijft wél bestaan”, benadrukt FoEI-coördinator bossen en biodiversiteit Nele Marien. “De kruisbestuiving tussen alle zusterorganisaties zal dus ook zeker blijven bestaan.”
“Juist door internationaal samen te werken, kunnen we bedrijven echt raken”
De meerwaarde van die kruisbestuiving heeft zich in het verleden al vaker bewezen. Een goed voorbeeld is de zogenaamde Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO), een organisatie die in 2004 werd opgericht om de productie van palmolie te verduurzamen. “Dat was totale greenwashing”, vertelt Nele. “De bedrijven die het keurmerk kregen, bepaalden zelf of ze aan de voorwaarden voldeden. Daar was geen controle op; zelfs als er klachten werden ingediend, kwamen er geen sancties. Het was een schijnoplossing.”
Maar hoe onderbouw je zo’n verhaal? “Daarvoor hadden we het onderzoekswerk van Milieudefensie. Samen met de FoE-partner in Liberia is heel precies in kaart gebracht: dit stuk land is ingenomen door dat palmoliebedrijf, zoveel hectare is ontbost en dit zijn de mensenrechtenschendingen die hebben plaatsgevonden. Met ons netwerk hebben we ogen en oren ter plaatse.”
“Dat laatste is de crux”, beaamt Danielle. “De relatie met de gemeenschappen is de basis, want daar zit alle informatie. Zij weten precies welke overtredingen er zijn geweest, waar illegaal is gekapt. Op basis van die informatie kun je bedrijven verantwoordelijk houden voor de schade en erger voorkomen. De lobbymacht van bedrijven is enorm. Wat je daar het beste tegenover kunt zetten, is een concreet verhaal van mensen die vertellen: ons land is ingenomen door palmoliebedrijven met RSPO-certificering, dat keurmerk betekent helemaal niets.”
Bossenwet
Die verhalen hebben ook een rol gespeeld bij de totstandkoming van de Europese Bossenwet die in 2023 werd aangenomen, vertelt Danielle. “Mensen uit Liberia en Indonesië kwamen in Brussel vertellen over landroof en ontbossing door palmoliebedrijven die – bleek uit onderzoek van Milieudefensie – aan de Europese markt leveren of met Europees geld uitbreiden. Dat verhaal brachten zij rechtstreeks naar de Europese Commissie en het Europees Parlement.” Die gesprekken zijn erg belangrijk geweest, denkt Danielle. “Een gesprek tussen Tweede Kamerleden of de Europese Commissie en een Nederlandse ngo zoals Milieudefensie blijft heel formeel en technisch. Maar als zij mensen spreken die doodsbedreigingen krijgen omdat ze hun rechten verdedigen, en daar dag in dag uit mee leven, komt dat echt binnen. Dat zie je gewoon gebeuren tijdens zo’n gesprek. Daarna gaat het niet meer over technische komma’s en punten, maar over wat we willen bereiken met zo’n wet. En hoe we dat voor elkaar krijgen.”

Het doel van de Bossenwet is helder: ervoor zorgen dat er voor producten die in de Europese Unie verkocht worden geen ontbossing heeft plaatsgevonden of wetten worden overtreden. En zonder de inbreng van mensen uit Liberia – en Indonesië, Colombia en nog veel meer landen – was dat nooit gelukt, betoogt Danielle. “Zij kwamen steeds opnieuw vertellen dat certificering niet werkt, dat er nog steeds ontbossing was en dus nog steeds landroof. Ik weet zeker dat als die groepen niet zo hard tegen certificering hadden geageerd, het zomaar onderdeel van de wet had kunnen worden. Dan hadden we de belangen van de industriële landbouwsector ook nog eens in wetgeving verankerd. Nu is letterlijk in de wet opgenomen dat certificering niet voldoende is om te voldoen aan de Bossenwet. Dat is enorme winst.”
Meer schijnoplossingen
Ook WALHI, de Indonesische tak van Friends of the Earth waar Milieudefensie al tientallen jaren nauw mee samenwerkt, heeft zich de afgelopen jaren geroerd in de campagne tegen certificering van palmoliebedrijven. Maar er zijn meer schijnoplossingen die zij proberen te ontmaskeren. “Ook LNG (liquid natural gas – red.) is een vorm van greenwashing, net als de koolstofmarkt”, zegt Agus Dwi Hastutik, coördinator internationale samenwerking bij WALHI. Op de koolstofmarkt kunnen koolstofkredieten – vergunningen of emissierechten – gekocht en verkocht worden. Bedrijven kunnen zo CO2 blijven uitstoten, zolang ze dat maar compenseren. “Er zijn veel groepen die dat als oplossing zien, omdat zij zich focussen op CO2-uitstoot als oorzaak van klimaatverandering”, vervolgt Agus. “Natuurlijk dragen fossiele brandstoffen veel bij aan de klimaatcrisis, maar als je koolstofhandel als oplossing ziet, dan zie je de dagelijkse realiteit van heel veel mensen over het hoofd. Mensen wier natuurlijke hulpbronnen – hun land, de bossen – worden gebruikt voor CO2-compensatie, waardoor ze in conflict komen met grote bedrijven.”
“Ook in de internationale klimaatonderhandelingen wordt de koolstofmarkt een belangrijke oplossing genoemd”, vult Danielle aan. “Maar hoe wordt die CO2 gecompenseerd? Met projecten in zuidelijke landen bijvoorbeeld, waar land wordt ingenomen van inheemse en lokale gemeenschappen, hun bosgebruik aan banden wordt gelegd en schadelijke industriële houtplantages worden uitgebreid. Milieudefensie eist in haar campagne dat bedrijven zich houden aan het klimaatakkoord van Parijs, maar bedrijven willen daaraan voldoen door CO2-compensatie. We moeten – en dat geldt voor alle noordelijke ngo´s – heel goed doordrongen zijn van de negatieve gevolgen van de koolstofmarkt. “Verschillende FoE-groepen slaan nu alarm over deze ontwikkeling die ze razendsnel zien uitbreiden in hun landen.”
Verdienmodel
Een van die groepen is Censat, de Friends of the Earth-partner in Colombia. Zij voeren al jaren campagne tegen koolstofkredieten. Veel van de CO2-compensatieprojecten in Colombia maken deel uit van het VN-initiatief REDD+ (Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation). Het idee erachter: de CO2-voorraden die in de bossen liggen opgeslagen, krijgen een financiële waarde toegekend, zodat landen worden gestimuleerd hun bossen te beschermen.

“Die projecten zijn nauwelijks effectief, het is gewoon handel. Maar het klinkt mooi om over natuurbehoud te praten”, zegt Linda Gonzalez, coördinator regenwoud en biodiversiteit bij Censat. “Wat de koolstofmarkt werkelijk inhoudt, hebben we de afgelopen jaren duidelijk weten te maken. We hebben gemeenschappen geïnformeerd – met documentaires, websites en onderzoeken – over de gevolgen als ze met zo’n project in zee gaan. Meer extractivisme bijvoorbeeld, en landroof. Daarnaast zien we een verband tussen de komst van koolstofprojecten en gewapende groepen, en het verdrijven van mensen van hun land.”
Ook de ombudsman heeft onlangs alarm geslagen vanwege de dreiging van gewapende groepen. Toch is het in sommige gevallen gelukt om een project terug te draaien, nadat een gemeenschap er al voor getekend had. “Twee jaar geleden was het nog een gegeven dat REDD+-projecten belangrijk waren voor natuurbehoud en het tegengaan van klimaatverandering. Nu is er ook op overheidsniveau zicht op de werkelijke sociale en milieu-impact ervan.”
Nelson Ravelo, coördinator energie en klimaatrecht bij Censat, vult aan: “Onze regering was heel ambitieus op milieugebied, maar op dit onderwerp hebben ze toegegeven. Koolstofcompensatie wordt nu juist gepromoot, de regering ziet het als een manier om een energietransitie te financieren. En dat is dan een linkse regering. Er komen verkiezingen aan – stel je voor wat er gebeurt als rechts weer wint.”
Nog meer schijnoplossingen
Niet alleen de handel in koolstofkredieten is een verdienmodel, ook het schaden van biodiversiteit kan worden gecompenseerd. “Naast klimaatverandering zijn er natuurlijk ook andere grote redenen waarom de biodiversiteit achteruit holt, zoals palmolie, mijnbouw, pesticiden”, zegt Nele. “En bovendien: als je biodiversiteit verliest, verlies je ook klimaatstabiliteit.” Biodiversiteitscompensatie wordt door sommige organisaties aangeboden als dienst aan bedrijven, vertelt Nele, en daarbij hanteren ze twee opties. “Een bedrijf dat een stuk natuur kapotmaakt, omdat het een mijn wil aanleggen bijvoorbeeld, kan een ánder stuk land beschermen. Hypothetisch gezien, want in de praktijk is dat stuk land vaak niet bedreigd. Het bedrijf belooft een eventuele, toekomstige aantasting te vermijden, en krijgt daarvoor het recht om dat eerste stuk natuur kapot te maken.”
“De handel in koolstofkredieten is een verdienmodel”
Optie twee is: het herstellen van onbewoond land. “Maar waar vind je dat? Dat komt meestal neer op landroof”, legt Nele uit. “Bovendien zal er nooit genoeg land zijn om al het biodiversiteitsverlies te compenseren, omdat bedrijven blijven groeien en alsmaar meer land nodig hebben. In de praktijk is er trouwens geen enkel voorbeeld van succesvol herstel van bijvoorbeeld een stuk regenwoud.” Ook de schuldenlast van landen waar die projecten plaatsvinden, speelt een rol. “Zij hebben meestal geen middelen om hun biodiversiteit te beschermen en springen dan maar op de kar van biodiversiteitscompensatie. Een bedrijf steekt geld in het herstel van een stuk land, ter compensatie, en dat geldt dan als biodiversiteitsfinanciering. Maar als ik jouw huis platbrand en ik bouw ergens anders een nieuw huis, dan kan ik toch niet zeggen dat ik jou geld heb gegeven? Het klopt van geen kanten en toch wordt het steeds meer gepromoot.”
Wetgeving
Anders dan schijnoplossingen als certificatie en compensatie, kan strengere wetgeving wel echt een stap vooruit betekenen. “Zo’n wet trekt alles gelijk”, zegt Danielle. De afgelopen jaren zijn er op Europees niveau verschillende wetten aangenomen die bedrijven moeten dwingen zich aan de regels te houden. Naast de al genoemde Bossenwet werd in 2024 de anti-wegkijkwet aangenomen, waarmee bedrijven die diensten of spullen aanbieden in de Europese Unie verantwoordelijk zijn voor misstanden in hun productieketen – zoals slechte arbeidsomstandigheden of milieuvervuiling. Dat bedrijven zich ook echt aan de wet moeten houden, is met de laatste uitspraak in de rechtszaak van Milieudefensie tegen Shell nog eens vastgelegd. “Dat we dat zo moesten bevechten, is eigenlijk absurd”, verzucht Daniëlle.
Helaas komt ook die strengere wetgeving door politieke verschuivingen nu onder druk te staan. De Bossenwet is uitgesteld de anti-wegkijkwet wordt afgezwakt tot de zogenaamde Omnibuswet. “De aanval op de Bossenwet hebben we deels af kunnen slaan. Ook weer door veel lobby vanuit activisten die gewoon gingen praten en brieven sturen. Dat was echt een gezamenlijke inspanning.”

Het grote voordeel van wetgeving, vindt Danielle, is dat het de mogelijkheid biedt om bedrijven aan te klagen. “Daarmee berokken je ze economische schade en maak je hopelijk hun bedrijfsmodel minder interessant, zodat er meer ruimte komt voor een andere vorm van productie en consumptie.” Die transitie lijkt een onmogelijke opgave. “Wij kunnen ons daar niet veel bij voorstellen. Maar als ik in Indonesië met WALHI spreek en de bossen inga, wordt dat ineens heel tastbaar. Zij werken op miljoenen hecta- ren al met kleine boeren aan een nieuw economisch model. Daar kun je zien en ervaren dat het kan: gewassen verbouwen en tegelijkertijd het bos herstellen, zonder mensenrechtenschendingen.”
Ander productiesyteem
WALHI noemt hun nieuwe model de Ekonomi Nusantara. “Wij roepen bedrijven die milieumisdrijven begaan ter verantwoording en helpen de gemeenschappen om hun rechten erkend te krijgen”, vertelt Agus. “Het recht om zelf te kunnen beschikken over het land en de bossen. We bouwen aan een duurzame economie die een heel ecosysteem moet vormen. Net zoals de Indonesische overheid een ecosysteem heeft opgetuigd voor de producten van extractieve industrieën. We zijn dus flink ambitieus”, lacht Agus.
“Landen in het Zuiden, zoals Indonesië, kunnen voortrekkers zijn”
De oplossingen die WALHI ondersteunt, bouwen voort op bestaande kennis en praktijken van de gemeenschappen. Zoals in Kalaodi, een dorpje op het eiland Tidore in de provincie Noord-Maluku. De mensen zijn economisch onafhankelijk, ze verbouwen al generaties lang nootmuskaat en kruidnagel. “En die lokale, duurzame economie overleeft te midden van de mijnindustrie die daar ontwikkeld wordt”, benadrukt Agus. “Ik denk dat landen in het mondiale Zuiden, zoals Indonesië, voortrekkers kunnen zijn bij klimaatoplossingen. Maar daarvoor moeten we wel de rol en de dagelijkse realiteit van inheemse en plaatselijke gemeenschappen erkennen.”
Alternatieve financiering
Het wegvallen van de internationale programma’s noopt alle partners te zoeken naar andere financieringsbronnen. Ook daar heeft WALHI al flink aan de weg getimmerd met het mede opzetten van een fonds voor grassroots-klimaatinitiatieven. “Het Nusantara Fonds is officieel gelanceerd in 2023, het groeit snel”, zegt Agus. Het fonds wordt gesteund door filantropische instellingen en verstrekt directe financiering aan inheemse en lokale gemeenschappen die strijden tegen klimaatverandering. In Colombia is zo’n oplossing nog niet voorhanden. “Het is de vraag hoe we bronnen van financiering kunnen aanboren die niet afhankelijk zijn van het milieustandpunt van een regering”, zegt Linda van Censat. “Wij zijn een kritische organisatie, dat maakt het niet makkelijker. We willen onze financiering diversificeren met filantropische instellingen of de academische wereld.”
Wat helpt bij het zoeken naar geld, is dat mensen nu meer coördineren. “Ngo’s die op dezelfde thema’s werken, trekken sneller samen op”, zegt Danielle. “Ook wij kijken naar bondgenoten met wie we samen subsidieaanvragen kunnen doen, zodat we sterker staan”, beaamt Nelson van Censat. “Maar een goede vertrouwensband opbouwen, daar heb je tijd voor nodig.”
“We zullen de komende tijd met minder middelen en capaciteit de specifieke verhalen van de verschillende landen moeten overbrengen”, besluit Nele. Voor het ontmaskeren van schijnoplossingen, zoals dat met de RSPO uiteindelijk gelukt is, zijn die verhalen cruciaal. “Binnen de milieubeweging is Milieudefensie altijd een kritische stem geweest”, vervolgt Nele. “Het is een organisatie die blijft kijken: wat er nu op tafel ligt, is dat echt een oplossing? Of moeten we onze mening bijstellen? En die kritische blik is zeer belangrijk. Nu meer dan ooit.”
Recente reacties