Neem een boom.
Een prachtige eik of beuk.
Het moet niet eens de mooiste boom uit de omgeving te zijn. Niet de oudste.
Neem een gewone boom, prachtig als alle anderen in het altijd veranderende licht van de jaren en seizoenen.
Een boom die door velen over het hoofd gezien wordt, maar er is altijd wel één man, één vrouw, één kind die van deze boom geniet. Die ziet dat de kruin nét een andere vorm heeft dan de kruin van andere bomen. Die getroffen is door de bladeren waar de reeën aan knabbelen in het voorjaar, dezelfde bladeren die nu alweer van kleur beginnen te verschieten en later in het jaar met veel geritsel zullen worden weggedragen door de wind.
Stelt u zich zo’n boom voor … een boom als alle anderen.
Is het niet vreselijk dat er overal en iedere keer opnieuw zulke bomen worden gekapt alsof het niets is?
Als we buiten lopen, begrijpen we waarom en kunnen we daar ook heel goed over praten. Maar in vergaderzalen gebruikt men andere woorden dan hier in het bos. In vergaderzalen gelden de wetten van de diplomatie, de regels van het polderen.
Als wij formeel bezwaar aantekenen tegen het kappen van de boom, raken wij onze woorden kwijt. Er ontstaat een politiek debat met allerlei bestuurders en economisch belanghebbenden, waarin ons gevoel voor de boom als sneeuw voor de zon dreigt te verdampen.
Het is zó simpel om een boom prachtig en eerbiedwaardig te vinden, dat we er vaak ook niet veel meer over te zeggen hebben. Binnenskamers lijkt een woord als ‘mooi’ al snel irrelevant… of op zijn minst niet echt deskundig … en zeker niet belangrijk.
Het glipt gewoon tussen je vingers door.
Want de boom is wel bijzonder, maar toch ook weer niet zo heel erg speciaal.
Of toch wel…. maar waarom was dat ook alweer?
Het proces van onttovering slaat in zulke omstandigheden pijlsnel toe.
Onttovering. En daarna: het geluid van de motorzaag.
Daarom blijven bomen liever buiten.
Geef een reactie