Ondanks nieuwe wetten die protesteren bemoeilijken, stelt Friends of the Earth Indonesië regelmatig bij de rechter milieumisstanden aan de kaak. Nu nog het grote probleem uit Europa het hoofd bieden, de toenemende vraag naar palmolie. Campagnecoödinator Nur Hidayati kwam ervoor naar Europa.
Nur Hidayati rent op Amsterdam Centraal snel terug de trein in. Ze komt net uit Den Haag en is haar paraplu vergeten. Even later stapt ze lachend maar onverrichter zake terug op het perron. “Plu niet gevonden.” We lopen naar het 1e klas restaurant op het perron. “Lekker rustig hier”, constateert Hidayati.
Hidayati, roepnaam Yaya, is hoofd campagnes van WALHI, de Indonesische tak van Friends of the Earth. Ze had na drie weken Europa nog een flink programma in de Hofstad. Samen met Milieudefensie en Friends of the Earth Europe sprak ze er met ambtenaren, een Kamerlid, fractiemedewerkers en investeerders. Onderwerp: palmolie en landroof.
Voorafgaand aan deze lobbydag in Den Haag was Hidayati bij het Europees Parlement. Dat stemde over het biobrandstofbeleid: hoeveel procent biobrandstof moet er in 2020 worden bijgemengd in diesel en benzine?
Die biobrandstof bestaat in Europa inmiddels voor één vijfde uit palmolie. In Nederland, de palmolierotonde van Europa, is het gebruik en de verwerking ervan in de afgelopen zes jaar bijna verdubbeld tot 1,3 miljoen ton. Volgens een studie in opdracht van Friends of the Earth valt die toename vooral te wijten aan de Europese stimulering van biobrandstoffen in de transportsector.
“De palmolie-industrie heeft nu al desastreuze gevolgen”, zegt Hidayati. “Bossen worden ervoor gekapt en mensen van hun land beroofd. Elke extra vraag naar palmolie heeft enorme impact in Indonesië, of het nu voor voedsel, zeep of brandstof is. Die vraag creëert haar eigen aanbod. Bedrijven zullen aandringen om nog meer bos te kappen voor oliepalmplantages.”
Percentages
In het Europees Parlement ging de discussie over de vraag of er 6,5 procent biobrandstof bijgemend moest worden – zoals de industrie wil – of 5,5 procent, zoals het Milieucomité van het Parlement wil. Het compromis werd 6 procent.
Hidayati is daar niet blij mee. “Eigenlijk moet je helemaal geen palmolie voor biobrandstof gebruiken. De negatieve gevolgen – boskap, landroof, vervuiling – zijn te groot. Wij zullen daarom documenteren wat die 6 procent bijmenging voor Indonesië betekent. Hopelijk kunnen we politici dan op andere gedachten brengen. Deze biobrandstofpolitiek is strijdig met het Europese ontwikkelingsbeleid. Dat is erop gericht dat Indonesië haar bossen behoudt. Daaraan wordt veel belastinggeld uitgegeven.”
Ondanks het moratorium in Indonesië op het kappen van bos voor nieuwe plantages, gaat het uitgeven van vergunningen voor plantages door, constateert WALHI. En met een vergunning in de hand gebruiken bedrijven alle denkbare maatregelen om lokale gemeenschappen van hun land te verdrijven.
In Brussel kreeg Hidayati van industrie en parlementariërs te horen dat de problemen met palmolie geen Europees, maar een Indonesisch probleem zijn. “Alsof het Europese beleid losstaat van de gevolgen in Indonesië”, zegt ze verontwaardigd. “Het is onethisch om te zeggen: ‘We willen hier een probleem oplossen, maar het kan ons niet schelen wat daarvan de gevolgen elders zijn.’ Het is diep triest dat politici de ogen sluiten voor problemen waarvan ze weten dat die bestaan.”
Duurzame palmolie
Volgens WALHI moet de consumptie van palmolie omlaag. Het dient niet als biobrandstof gebruikt te worden en de problemen die door de bestaande vraag al waren ontstaan, moeten worden opgelost. Het Indonesische moratorium op boskap voor plantages, dat is verlengd tot 2015, moet verbeterd worden. WALHI wil niet alleen een stop op nieuwe vergunningen, de zogenoemde concessies. Er dient ook onderzocht te worden of verleende concessies wel zonder gesjoemel verkregen zijn.
WALHI is geen lid van de de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie, de RSPO. Niet vanwege de richtlijnen, die zijn zo slecht nog niet, aldus Hidayati: “Maar het is een vrijwillig initiatief, en naleving van de regels is nauwelijks af te dwingen.” Om de structurele problemen in de palmolie-industrie het hoofd te bieden is volgens WALHI bindende regelgeving nodig.
Wat kan de Nederlandse consument intussen het beste doen? Zelf geen palmolie gebruiken is nauwelijks mogelijk. Hidayati: “Stel vragen aan de producent: waar komt jullie palmolie vandaan? Was er sprake van ontbossing, landconflicten of mensenrechtenschendingen?”
In ‘duurzame’ palmolie gelooft de campagnecoördinator vooralsnog niet. “Op milieugebied is het gewoon geen duurzaam gewas. Er is veel kunstmest en water nodig en de bodem raakt uitgeput. Alleen al om de productie op peil te houden moet het areaal worden uitgebreid, laat staan bij toenemende vraag. Sociaal verantwoord, dat is misschien een beter begrip, voor palmolie die bij kleine telers vandaan komt, die naast hun oliepalmen meerdere bronnen van inkomsten hebben waardoor ze onafhankelijker zijn.”
Archipel
Biodiversiteit en landroof zijn belangrijke thema’s voor WALHI, voluit Wahana Lingkungan Hidup Indonesia, oftewel Indonesisch Milieu Forum. Verspreid over de Indonesische archipel heeft de organisatie in 28 regio’s een lokaal kantoor. Ruim vierhonderd organisaties zijn lid van WALHI, en daarnaast zijn er 150 individuele leden. Dat moeten er veel meer worden.
Op het landelijk bureau van WALHI in Jakarta geeft Hidayati leiding aan de zeven campaigners die op verschillende dossiers werken. Naast landroof en biodiversiteit zijn dat klimaatverandering, voedsel en water, mijnbouw en energie, de kustlijn en visserij, het stedelijke milieu, en beleids- en juridisch werk.
Juridische actie is soms een effectieve manier om veranderingen voor elkaar te krijgen. In Atjeh werd onlangs de vergunning voor een oliepalmplantage op veengronden ingetrokken. En bij het Constitutionele Hof vecht WALHI de Mijnbouwwet aan. “Die wet stelt onvoldoende eisen aan het betrekken van lokale gemeenschappen bij beslissingen over mijnbouw”, zegt Hidayati. “Volgens de wet moeten zij worden ‘geraadpleegd’, maar voor de praktijk is manipulatie nog een milde uitdrukking.”
WALHI heeft ook een rechtszaak tegen de president in voorbereiding, omdat hij al jarenlang niks doet aan de terugkerende bosbranden bij het braakleggen van land voor nieuwe plantages. “We waren geschokt toen hij deze zomer Singapore excuses aanbood, omdat alle rook ditkeer daarheen waaide”, zegt Hidayati. “Hoe zit het met de mensen in Indonesische dorpen, die elk jaar onder de rook lijden, vooral in Riau en West Kalimantan? Hun gezondheid en de lokale economie worden erdoor geschaad. Terwijl in onze grondwet staat dat een schoon milieu een mensenrecht is.”
Overconsumptie
WALHI ziet kansen bij de rechter, ook al zijn er mazen in de wet. Veel rechters zijn nog niet goed bekend met het milieurecht, vertelt Hidayati, en er is ook corruptie. “Daarnaast is er een nieuwe wet die de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging aan banden legt, door een vergunning verplicht te stellen voor het oprichten van een organisatie. De Inlichtingenwet maakt het mogelijk mensen te verhoren in afwezigheid van een advocaat. En een nieuwe wet op ‘sociale zekerheid’ dient ervoor om onrust in bedrijven te lijf te gaan.”
Naast juridische actie voert WALHI ook actie op straat en lobbyt ze bij parlementariërs en politieke partijen. Door de toegenomen welvaart gaat en deel van de Indonesische bevolking steeds meer consumeren en de westerse levensstijl kopiëren. Publieke bewustwording wordt daardoor steeds belangrijker. “Overconsumptie ligt op de loer”, waarschuwt Hidayati. “De nieuwe middenklasse is zich nog niet bewust van de impact op hun zusters en broeders in de dorpen. We zeggen niet dat mensen geen grotere auto of koelkast mogen kopen, maar proberen ze bewust te maken van de impact van hun consumptie, of van bepaalde producten zoals shampoo met palmolie, op het milieu. Vervolgens roepen we ze op om onze petities te steunen.”
Ook via culturele activiteiten probeert WALHI verschillende doelgroepen te bereiken. Een filmfestival laat stedelingen zien wat er op het platteland gebeurt rond mijnbouw en plantages.
Idealen
De ochtend na het interview zal Hidayati terugreizen naar Indonesië. Om na anderhalve dag in Jakarta door te reizen naar Kupang, West-Timor. Daar zal ze met vertegenwoordigers uit vier regio’s doelen en strategieën vaststellen rondom voedselsoevereiniteit en milieuproblemen langs de kustlijnen van de vele kleine eilanden in het gebied.
Hidayati werkt al lange tijd voor WALHI, met een onderbreking van 2007 tot 2012, toen ze als coördinator Indonesië voor Greenpeace werkte. Zijn er grote verschillen tussen beide organisaties? Ze neemt nog een hapje van de nougat bij de koffie en denkt even na. “Bij WALHI dragen de leden milieuproblemen aan waar zij zelf de gevolgen van ondervinden, en onze ledenvergadering bepaalt waarop we campagne voeren. Greenpeace neemt de milieucrisis van de aarde als uitgangspunt. Ze vragen niet noodzakelijkerwijs een mandaat van de lokale gemeenschappen. Ze kiezen op welke thema’s ze zullen werken, stellen langetermijndoelen op die ze vertalen in doelen voor kortere termijn. En daar houden ze zich aan.”
Dat is in de federatie van Friends of the Earth niet altijd zo, zegt Hidayati. Dat wil gaan voor het ideaal, dat soms moeilijk te bereiken is. Lachend: “Daar worstel ik ook nog altijd mee, hoe realistischer te worden!” Volgens Hidayati zou er vaker moeten worden gekeken naar middelen en capaciteit. “Hoeveel kunnen we echt bereiken? Realistische doelen stellen op korte termijn betekent niet dat je je visie en idealen compromitteert.”
Geef een reactie