Volgens de heersende opinie is het beheer van de ‘commons’, zoals onze bossen, oceanen en de atmosfeer, alleen bij de overheid of de markt in goede handen. Onterecht, zo bleek tijdens de bijeenkomst ‘Landjepik’ van het Studium Generale van de Universiteit Utrecht over de toekomst van onze ‘commons’. Beheer kunnen we vaak beter door de mensen zelf laten doen. Zelfs de grote vraagstukken als klimaatverandering zijn gebaat bij lokale initiatieven.
In de wereld van duurzaamheid en milieu is het een iconisch artikel: de bijdrage van Garret Hardin in Science over ‘The tragedy of the commons’. Volgens de Amerikaanse wetenschapper kon het beheer van ‘commons’ niet aan de mensen zelf worden overgelaten. De ‘commons’ zijn gemeenschappelijke natuurlijke hulpbronnen, waarvan iedereen gebruik kan maken en wier behoud afhangt van hoe wij met ze omgaan. De tragedie is dat individuen uit eigenbelang kiezen voor overmatig gebruik en dit uiteindelijk leidt tot de teloorgang van deze hulpbronnen. Daarom zou, volgens Hardin, het beheer of geprivatiseerd of gecentraliseerd moeten worden.
Er zijn veel redenen waarom de markt en de overheid als hoeders van de ‘commons’ vaak niet het meest geschikt zijn. Naomi Klein betoogde al helder dat het neoliberale denken van onze bedrijven niet bepaald de redding voor onze natuurlijke hulpbronnen is geweest. Het eiland Nauru is hier een goed voorbeeld van. Mijnbedrijven hebben op zoek naar het kostbare fosfaat, het eiland letterlijk uitgehold en onbewoonbaar gemaakt.
Groene economie
Toch wordt de markt meer en meer bij natuurbescherming betrokken. Robert Fletcher, politiek ecoloog aan de Universiteit Utrecht, noemde dit ‘het verkopen van natuur om ze te redden’. De UNEP probeert aansluitend hierop een ‘groene economie’ (economische groei met behoud van natuur) te promoten, dat wellicht wordt opgenomen in de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen van 2016.
De vrees bestaat hierbij dat land, waar waardevolle natuur op staat, wordt afgepakt van de lokale gemeenschappen om ze ten gelde te maken. Bovendien is een meer fundamenteel bezwaar dat natuur niet in economische termen moet worden uitgedrukt. Hij haalt milieuantropoloog Sian Sullivan aan: “We lijden aan een essentiële armoede als de beste manier waarop we onze relatie met de natuur vorm kunnen geven, is door haar in geld uit te drukken”.
Beheer door een centrale overheid kent andere nadelen. Subsidies aan de fossiele industrie zorgen ervoor dat corruptie en lobbyisten een grote invloed kunnen hebben op hoe de overheid met een ‘common’ als het klimaat omgaat. Daarnaast zijn de ambtenaren die het beheer monitoren en de wetten handhaven geen onderdeel van de lokale gemeenschap. Wetten worden om die reden eerder overtreden. De lokale mensen hebben namelijk te weinig controle en zeggenschap.
Nobelprijs
Wat is dan het alternatief? Een Nobelprijswinnend idee. Elinor Ostrom kreeg in 2009 deze prestigieuze prijs voor haar onderzoek naar het beheer van ‘commons’. Waar Garret Hardin de theoretische benadering had gekozen, ging Ostrom samen met haar man op zoek naar praktijkvoorbeelden van deze tragedies. Dit beschreef zij in het boek Governing the Commons dat uitkwam in 1990. Zij ontdekte dat in veel gevallen lokale gemeenschappen prima hun eigen ‘commons’ duurzaam kunnen beheren. En dat inmenging van de markt of de staat helemaal niet nodig hoeft te zijn.
Op basis van de succesvolle praktijkvoorbeelden formuleerde Ostrom een achttal principes die belangrijk zijn bij zelfbestuur van de ‘commons’. Hiertoe behoren: het betrekken van alle stakeholders, recht op zelforganisatie en de mogelijkheid tot sancties bij misbruik. En de lokale gemeenschap moet een duidelijk doel hebben: “Wanneer lokale gebruikers van een bos een langetermijnperspectief hebben, is het waarschijnlijker dat ze elkaars gebruik van het land monitoren, waarbij ze gedragsregels opstellen“, aldus Ostrom.
Zij was dan ook voorstander van dit zelfbestuur, waarvan zij verschillende goed functionerende voorbeelden had gezien: irrigatiesystemen in Spanje en bosbeheer in Japan. Een ander voorbeeld is de visserij in Alanya, Turkije. Om de tragedie te omzeilen, bedachten zij een rotatiesysteem waarbij iedere visser zijn eigen visgebied heeft en deze vislocatie dagelijks wisselt. Hierdoor overbevissen ze niet de beste locaties en krijgen ze ieder een evenredig deel. Belangrijk is dat ze zelf de regels handhaven en de overheid dit rotatiesysteem erkent.
Ostrom legde daarom terecht de nadruk op wat wij zelf kunnen doen: “wat we hebben genegeerd, is wat burgers kunnen doen en het belang van echte betrokkenheid van de mensen die ermee te maken hebben”. Hiermee staan de resultaten haaks op wat andere Nobelprijswinnende economen graag zien; dat we de markt onbeperkte macht geven.
Volgens Robert Fletcher en docent milieubeheer Frank Van Laerhoven (Universiteit van Utrecht) is haar oplossing niet een remedie tegen alle tragedies. De tragedies die zich op een mondiale schaal afspelen, zoals bij klimaatverandering en biodiversiteitsverlies, zijn ongrijpbaar voor de meeste mensen. De principes die Ostrom heeft geformuleerd, zijn lastig toe te passen op een mondiale schaal. Zo is het onmogelijk om alle belanghebbenden te betrekken bij het beheer en is er geen autoriteit die sancties op kan leggen.
Lokale macht
Voor deze problemen terug naar de markt of de staat, is ook geen goed idee. Fletcher stelt dat bij de bestrijding van klimaatverandering zowel de overheid als de markt hebben gefaald. De VN proberen al lange tijd consensus te bereiken tussen alle landen, met bitter weinig resultaat, en ook de markt heeft geen oplossing gebracht. De suggestie is dan ook dat mensen collectief, in met name de westerse landen, druk gaan uitoefenen op de overheid om meer te gaan doen.
Mensen voelen zich nu niet voldoende betrokken bij de mondiale ‘commons’ als klimaatverandering en denken dat hun acties weinig betekenen op een grotere schaal. Van Laerhoven ziet dit helemaal anders: wat kan werken bij het beheer van deze ‘commons’ is juist een gedecentraliseerde benadering, zoals de occupy beweging en energiecoöperaties. De globale problemen kunnen we dan misschien ook het best van onderaf bestrijden, met lokale initiatieven. Het is belangrijk dat we weer leren te vertrouwen op onze eigen invloed als wereldburger.
Geef een reactie