Terwijl de Randstad steeds verder uitpuilt, komt langs de grenzen van Nederland grond vrij. In krimpstad Heerlen lopen koeien rond en worden moestuinen aangeplant. De gemeente doet dat niet zelf, maar geeft het roer aan ondernemende bewoners.
In Heerlen trok dit jaar een kudde koeien door een woonwijk. De bewoners kenden de dieren wel, want ze stonden al een tijdje te grazen en te loeien op een veldje van een gesloopte school. Maar deze middag hobbelden de koeien los door de wijk, met een boze boer erachteraan. Iemand had het hek open gezet.
De koeien van Peter Erkens stonden op een lege vlakte, waar Heerlen er steeds meer van telt. In de krimpstad dunt de bevolking uit. Scholen sluiten, sportverenigingen voegen samen, flats worden gesloopt. En daar komt niet zomaar iets nieuws voor in de plaats, vertelt wethouder Peter van Zutphen. “In Amsterdam is dat makkelijk. Daar staan zo tien partijen klaar die het willen kopen voor meer dan de boekwaarde.” Maar niet in Heerlen. “Dat kun je jammer vinden, maar je kunt ook zeggen: ‘fijn dat we hier de ruimte kunnen geven aan kleinschalige initiatieven’. Letterlijk en figuurlijk.”
Loslaten
Die ruimte biedt de gemeente met het Gebrookerbos, een koepelproject met tientallen projecten op vrijgekomen stukken grond in het overwegend minder welvarende Noord-Heerlen. Van Zutphen noemt het een ‘nieuwe methode’. Traditioneel verkocht de gemeente alleen grond tegen de getaxeerde waarde, en als er dichtgetimmerde plannen voor waren. Nu stelt Heerlen grond ter beschikking aan bewoners en ondernemers. Als een soort participatiesamenleving, ook al vindt SP-er Van Zutphen dat een jeukwoord.
De meeste bewoners rondom de gesloten school waren blij met de gevlekte nieuwe buurtbewoners, vertelt boer Erkens. Hij staat aan het hek van een glooiend veldje naast het centrum en roept zijn koeien. Eén voor één kijken ze nieuwsgierig op en komen enthousiast op hem afgerend. Erkens straalt. Zijn koeien herkennen hem overal.
Erkens’ koeien staan op verschillende plekken in de stad. Als de dieren na een paar dagen het gras hebben kortgegraasd, verplaatst hij ze. Bewoners vragen dan vaak teleurgesteld waar de koeien zijn gebleven. “Ze hebben soms nog nooit koeien van dichtbij gezien”, vertelt Erkens met tien koeiensnuiten om zich heen. “Dan merken ze pas op dat ze zo groot zijn”. Hij vindt het kwalijk dat mensen vaak niet weten waar hun eten vandaan komt. Op een van de Heerlense velden zaaide hij eens graan, met kinderen. “Ze waren stomverbaasd dat hun brood in de buitenlucht groeide. Sommigen vonden het vies en wilden nooit meer brood eten.”
Zijn handen jeuken als hij langs de vele ongebruikte veldjes in Heerlen rijdt. Veel worden nu tegen betaling onderhouden door een hovenier. Daar kunnen volgens Erkens prima koeien op staan, of het gemaaide gras kan gebruikt worden als veevoer. Maar dan moet de gemeente nog meer ‘loslaten’, omschrijft hij. Een veld ter beschikking stellen voor ten minste een aantal jaar bijvoorbeeld, zodat omheinen ervan de investering waard is. En niet eisen dat een veld precies volgens schema wordt gemaaid, maar pas op droge dagen, zodat het hooi goed blijft.
Sociaal cement
Dat het hek van zijn koeien op het oude schoolterrein was opengezet, was eigenlijk niet zo’n verrassing. Er waren al eens een bijenkasteel en fruitboompjes vernield door baldadige jeugd. Wie aan krimp denkt, denkt misschien niet meteen aan probleemjongeren, maar die zijn er ook, vertelt Van Zutphen. Hij woont zelf in de wijk MSP, een voormalige Vogelaarwijk, waar Erkerns’ koeien ook al eens stonden. “Er is veel werkloosheid, slechte gezondheid, een hoog percentage jongeren in de jeugdhulpverlening en veel armoede”, zegt Van Zutphen. “Het aantal bewoners in de bijstand in Heerlen is hoog, MSP steekt daar nog bovenuit.”
Heerlen is daarom blij met alles wat voor extra ‘sociaal cement’ zorgt. De in grotere steden steeds hippere stadslandbouw, waar mensen gezamenlijk hun handen in de aarde steken, lijkt juist hier een uitkomst. In de krimpstad is voldoende ruimte en is binding tussen mensen hard nodig. Maar sommige eigenschappen van een stad met een krimpende bevolking werpen ook weer drempels op.
Afvalstort
“Dit is een krachtwijk”, zegt Leo de Groot vanuit een rieten stoel tussen de wilgen en kruiden. Een gehaakt mutsje houdt zijn piekerige bos grijze haren in bedwang. “Dat is een mooi woord voor achterstandswijk.” Hij kijkt uit over de golvende paden van zijn permacultuurtuin, waar alles volgens permacultuurprincipes zorgvuldig zo wild mogelijk is ontworpen.
“Vroeger was dit stuk grond een afvalstortplaats, een doorn in het oog van bewoners”, vertelt de Groot. Hij ging langs de deuren om te vragen of mensen het een goed idee vonden om hier een permacultuurtuin aan te leggen. “90 procent stak zijn duim op”, zegt hij. Niet dat ze wisten wat een permacultuurtuin was. Ze wilden ook niet meehelpen.
Dus zette De Groot zijn ‘Dobbeltuin’ vol notenbomen en aardknollen grotendeels alleen op, met in de zomer hulp van één of twee vrijwilligers. Hij plaatste bessenstruiken langs de stoep zodat voorbijgangers ervan kunnen plukken. “Mensen rijden daar nu voor om!” De Groot hoeft nog maar heel af en toe gedumpte troep uit de tuin weg te halen. Binnenkort wil hij beginnen met pannenkoeken- en soepdagen en misschien bouwt hij later nog een leemoven voor pizza’s.
Niet vanzelf
Stadslandbouwprojecten komen in Heerlen niet vanzelf van de grond, merkten ook stadsboerinnen Petra Haakma en Josee van Steenbrugge. In de wijk MSP legden ze op de vrijgekomen plek van drie gesloopte flatgebouwen tientallen keurige rijen groenteplanten aan. De palmkool en Oost-Indische kers staan fier overeind. Het is een behoorlijke prestatie, want vrijwilligers zijn ook hier maar moeilijk te vinden. Aan het begin van het project waren er veel enthousiastelingen, maar daar bleven er maar weinig van over. Het werk wordt nu gedaan door vijf vrijwilligers, waarvan ééntje boven de tachtig.
De behoefte van stadsmensen om met groen bezig te zijn, is minder dringend in Heerlen dan in Rotterdam of Amsterdam, leggen de vrouwen uit. “Mensen die hun handen in de aarde willen steken, kunnen dat ook in hun eigen achtertuin of volkstuintje doen.” Ook de markt voor de stadsgroenten komt moeilijk van de grond in de achtergestelde wijk. Van Steenbrugge: “Het moet goedkoper zijn dan Aldi en Lidl. Dat is niet reëel in zo’n moestuin, ook al werken we uitsluitend met vrijwilligers.” Stadslandbouw MSP levert wel aan een kok die regelmatig voor grote groepen mensen kookt, op festivals bijvoorbeeld. Ook zijn ze in onderhandeling met verschillende restaurantjes.
Draagkracht
Bij de aftrap van Stadslandbouw MSP kwam de wethouder langs en werd er een promotiefilmpje gemaakt. Maar de steun van de gemeente viel daarna tegen, vertelt Van Steenbrugge. Haakma tovert ondertussen een bakje zelfverbouwde ananaskersjes tevoorschijn, om te proeven. “Ze hadden een utopisch idee dat het vanzelf wel goed komt”, zegt ze. “Nu schrijven ze het op hun conto, maar we krijgen maar minimale financiële steun en pas na twee jaar vragen kwam er een wateraansluiting.”
Het past in de ‘methode’ Gebrookerbos: niet zelf sturen, maar de projecten overlaten aan de draagkracht van bewoners en ondernemers. “Zo zelfstandig mogelijk”, omschrijft Jos Reinders van kennisinstituut Neimed. “Bottom up, zonder alvast hokjes in te kleuren.” Neimed doet al jarenlang onderzoek naar krimp en leidt het project Gebrookerbos. Reinders fungeert als intermediair tussen de initiatiefnemers en de gemeente. Als de methode werkt, kunnen andere gemeentes er misschien ook mee aan de slag. Want krimp moet niet worden bestreden, maar benut, vinden de onderzoekers van Neimed.
Levensloopbos
Krimp opent in Heerlen niet alleen deuren naar moestuinen of stadskoeien. “Er komen hele creatieve ideeën naar boven”, vertelt wethouder Van Zutphen. “Zoals op een voetbalterrein, dat werd gesloten omdat er geen jeugdelftal meer was. Iemand stelde voor om er paarden neer te zetten, voor activiteiten met kinderen. Daarvoor kon hij ook de oude kantine wel gebruiken. Een eindje verderop zijn wijkbewoners begonnen met een Levensloopbos.”
Het is een van de succesvolste initiatieven van Gebrookerbos. Wijkbewoners verzonnen een plan waar al snel meer vraag naar was dan de vrijgekomen ruimte kon bieden. In het Schurenberger Park kijkt mede-initiatiefnemer Hans Ermers trots om zich heen naar tientallen jonge bomen. “Buurtbewoners hebben dit allemaal zelf geplant”, vertelt hij. “Ze kopen een boom, bijvoorbeeld als aandenken aan een overleden dierbare of voor een pasgeborene. Toen we startten, zouden we blij geweest zijn met 25 bomen. Maar na een paar weken waren er al 86 aanmeldingen binnen!”
Het idee ontstond op een bijeenkomst waar veertig buurtbewoners voorstellen op geeltjes schreven. De drie populairste ideeën werden uitgevoerd. Achter het Levensloopbos – met inmiddels 120 bomen – ligt nu een activiteitenterrein voor schoolklassen of de scouting en een natuurlijk themabos.
Behouden
Zo verkent Heerlen met de methode Gebrookerbos wat wel en niet werkt in een krimpstad. Soms komen bewoners in opstand om iets te behouden. Een school bijvoorbeeld, of de koeien. Dat rebelse jeugd het hek had opengezet, vonden de bewoners minder leuk. Ze vroegen de gemeente om hulp en zorgden zo uiteindelijk voor camerabewaking op het terrein. “De eerste koeien onder cameratoezicht”, grinnikt Erkens. Hun melk ligt inmiddels te rijpen voor de eerste lading stadse Boer-Peterkaas.
Dit artikel werd mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten
Geef een reactie