
Congolees regenwoud. Beeld: Bart Crezee
In Congo werd een reusachtig nieuw veengebied ontdekt. Het is van groot belang dat de koolstof uit de veenlaag niet als CO2 in de atmosfeer belandt, vertelt Bart Crezee in zijn boek Koolstofkoorts. Maar de bescherming van het gebied gaat moeizaam. “De mensen die er wonen, betalen steeds de prijs.”
“Congo leeft zonder het te weten op een CO₂-bom”, kopt een kort artikeltje begin 2017, verscholen op bladzijde zoveel van het wetenschapskatern van de Volkskrant. Bart Crezee leest het vol verbazing. Het beschrijft de onverwachte ontdekking van een dik veenpakket dat onder het uitgestrekte moerasbos van het Congobekken ligt. Het kappen of droogleggen van dit bos, om plaats te maken voor palmolieplantages bijvoorbeeld, zou leiden tot een ongekende uitstoot van koolstofdioxide, CO₂. “Langs de randen […] zijn flinke delen al wel drooggelegd”, zo luidt de enigszins matte en tegelijkertijd onheilspellende laatste zin van het bericht.
Misschien is het nieuws te abstract voor een voorpagina, maar tropisch ecoloog en onderzoeksjournalist Bart Crezee beseft hoe groot deze ontdekking is. Hij besluit er dieper in te duiken. Een flink stuk dieper. Bart voegt zich bij de universitaire Engels-Congolese onderzoeksgroep die de ontdekking heeft gedaan. Hij doet jarenlang onderzoek, organiseert verschillende lange expedities door de krochten van het vochtige woud en promoveert zelfs op het Congolese veenmoeras. “Ik vind het fijn om me ergens goed in te verdiepen voordat ik erover schrijf”, zegt hij als we in Amsterdam een klein zaaltje binnenstappen voor dit interview. Dat klinkt in dit geval als een understatement.

Tijdens zijn wetenschappelijke werk blijft hij ook actief als onderzoeksjournalist voor onder andere Follow the Money, en publiceert over misstanden bij natuurbescherming en in de emissiehandel. Voor dat werk wordt hij in 2023 genomineerd voor een Tegel, de belangrijkste journalistieke prijs. Op dit moment werkt Bart tijdelijk als consultant bij Milieudefensie binnen de Green Livelihoods Alliance. En nu is er zijn boek over het Congolese veenmoeras: Koolstofkoorts. In dit boek brengt hij zijn verschillende expertises knap bij elkaar. Het is een meeslepend verhaal over Congo, koolstof, klimaatverandering, natuurbescherming, emissiehandel, hypocrisie, goede bedoelingen, blinde vlekken en avonturen in de tropische blubber. Meer dan genoeg redenen dus om de gepromoveerde auteur te interviewen.
Waarom is dit veenpakket zo belangrijk voor de CO2-concentratie in de atmosfeer?
“Groeiende bomen en planten nemen koolstoofdioxide op uit de lucht. Als blaadjes, takken, wortels of hele bomen afsterven, vergaan ze over het algemeen, en komt een groot deel van die opgenomen CO₂ weer vrij, terug de lucht in. Maar in bepaalde natte, moerasachtige omstandigheden gaat het anders. De plantenresten kunnen daar niet goed afbreken, en stapelen zich op tot ze indikken in een modderige, donkerbruine laag: veen. De koolstof die bomen en planten in duizenden jaren als CO₂ uit de lucht hebben gehaald, ligt voor een groot deel opgeslagen in dit soort veenbodems. Zolang die bodems nat blijven, blijft die compacte stapel plantenresten bewaard. Maar als het water uit deze bodems wordt verwijderd, bijvoorbeeld door drainage voor landbouw, vergaat het veen alsnog en komt duizenden jaren aan vastgelegde koolstof toch weer als CO₂ de atmosfeer in.
“De rechten van de mensen die er wonen moeten juist het uitgangspunt zijn”
In wat koelere landen met veel neerslag, zoals Nederland, kunnen zich veenbodems van meters dik vormen. Maar van onze veenbodems is ondertussen niet veel meer over. Door honderden jaren aan landbouwdrainage, ontbossing en het afgraven van veen als turf is de meerderheid van de koolstof uit de Europese veengebieden alweer als CO₂ de lucht ingegaan. Dat er ook metersdikke veenlagen in de tropen voorkomen, is pas korter bekend.”
Kun je ons eens meenemen in jouw verbazing over de ontdekking van dit specifieke gebied in het Congobekken?
“Ik kon er niet goed bij dat we zo’n omvangrijk koolstofreservoir zo lang over het hoofd hebben gezien. Het was bekend dat er onder bepaalde omstandigheden hoogveen kan ontstaan in de tropen, maar dat was vrijwel alleen nog in Zuidoost-Azië waargenomen. En dan hoor je opeens over een enorm veengebied in het Afrikaanse Congobekken. De veenlaag blijkt op basis van ons veldwerk vier keer zo groot als heel Nederland. We hebben het over een koolstofreservoir dat gelijkstaat aan drie keer de huidige jaarlijkse wereldwijde fossiele CO₂-uitstoot. Als we dit ecosysteem aantasten, heeft dat een enorme impact.”

De term ‘CO2-bom’ was dus wel accuraat…
“Ik heb zelf een dubbel gevoel bij het woord ‘bom’. Het helpt om de potentiële ramp te beschrijven, want die is er zeker. Dat hebben we in 1997 bijvoorbeeld kunnen zien in Indonesië. Daar voltrok zich misschien wel de grootste milieuramp uit de menselijke geschiedenis, op een vergelijkbare ondergrond. Er zijn daar toen grote stukken veenbos drooggelegd om er landbouwgrond van te maken. Omdat het een extreem droog El Niño-jaar was, konden grootschalige veenbranden ontstaan. Dat heeft geleid tot ongekende hoeveelheden CO₂ die de lucht in gingen en vele doden door luchtwegproblemen. Zo’n heftige gebeurtenis kun je met recht een bom noemen. En zo’n term benadrukt de ernst van de risico’s.”
Toch kleven er ook nadelen aan die woordkeuze, legt Bart uit. “Ik vind dat het iets fatalistisch heeft. Maar we moeten juist leren denken in gradaties. Ook het veenbos in Congo wordt bedreigd door houtkap, oliewinning en de aanleg van palmolieplantages. Maar het bos zal niet van de ene op de andere dag in rook opgaan. We hebben het hier ook over het leefgebied van mensen, die helemaal niet uit zijn op de vernietiging ervan. Bij gemeenschappen die al eeuwen in deze bossen wonen, kan door het gebruik van dit soort woorden ook angst ontstaan. Het zal niet de eerste keer zijn dat hen iets wordt opgedragen wat niet in hun eigen belang is. Ook door mensen die zeggen het woud te komen beschermen.”
In Koolstofkoorts neemt Bart de lezer mee langs de pijnlijke geschiedenis van westerse interventies in de bossen van Congo en de gevolgen voor de bewoners daarvan. Zo was er het terreurbewind van de Belgische koning Leopold II, die rond 1900 alle inwoners van ‘zijn’ kolonie hoge rubberquota oplegde. Wie niet leverde, vaak als gevolg van uitgeputte rubberlianen, werd gemarteld, vermoord of verkracht. Later, in de twintigste eeuw, werden boeren verplicht een deel van hun tijd te besteden aan de teelt van palmolie, koffie en katoen voor de Europese markt. Naast de continue koloniale exploitatie trekt het regenwoud ook veel westerse wetenschappers en natuurbeschermers aan, die voor de mensen die in het gebied wonen juist een voorbode van ellende kunnen zijn. Het is interessant om te lezen hoe Bart ook zijn eigen rol als witte, westerse onderzoeker onder de loep neemt. Met zijn onderzoek legt hij het belang van bescherming van het veenbos bloot, maar die beoogde beschermingswens pakt in de praktijk juist vaak negatief uit voor de mensen die er wonen.

In je boek lezen we kritiek op organisaties als het WWF. Wat gaat er mis bij hun aanpak om ontbossing tegen te gaan?
“Ik heb dit boek zeker niet geschreven om organisaties als het WWF te bashen, maar daar zien we wel spraakmakende voorbeelden van wat er misgaat. Ten eerste kunnen we stellen dat hun aanpak faalt. We hebben op klimaattoppen afgesproken dat ontbossing in 2030 wereldwijd gestopt moet zijn, maar het neemt nog steeds niet af. Houtkapbedrijven, sommigen zelfs met FSC-keurmerk, opereren dan ook steeds dichter in de buurt van het Congolese veenbos. Ook de doelen voor het beschermen van diersoorten worden niet gehaald. Maar er gaat meer mis. De zogenaamde fortress conservation waar het WWF tot voor kort sterk aan bijdroeg, is namelijk gebaseerd op een idee van een ongerepte natuur zonder mensen, waar we hekken omheen kunnen zetten zodat het onaangetast blijft. In de praktijk bestaat die ongerepte natuur niet. Ook in de meest afgelegen delen van het superontoegankelijke Congolese moeras waar ik mijn onderzoek deed, kom je toch steeds weer vissersdorpjes tegen.
Door de plek waar deze mensen wonen te veranderen in een beschermd park, maak je hun leefwijze illegaal. Jagen of vissen, zoals ze altijd al deden, heet dan opeens stropen. En stropers worden door de door het WWF aangestelde parkwachters keihard aangepakt. Dat gaat echt om grove mensenrechtenschendingen, mishandeling en moorden… En dat terwijl de mensen die in die gebieden wonen vaak helemaal niet goed waren geconsulteerd over de stichting van een park. Er is op dat vlak zoveel misgegaan, ik heb daar ook over geschreven, en het verbaast me eerlijk gezegd dat er in Nederland niet meer maatschappelijk debat over is geweest.”
Er is nu vanuit meer partijen interesse voor de veenbossen door zogenaamde koolstofcompensatie. Wat houdt dat in?
“Er zijn twee manieren van koolstofcompensatie. De eerste heeft als doel CO₂ uit de lucht te halen, dat kan bijvoorbeeld door bomen aan te planten. Als die bomen groeien, leggen ze CO₂ vast. De tweede soort is wat abstracter: die is bedoeld om CO₂-uitstoot te voorkomen. Bijvoorbeeld door bossen níét te kappen, of het níét boren naar olie. Beide soorten projecten leveren CO₂-kredieten op, waarin wordt gehandeld. Vervuilende bedrijven kopen dat soort kredieten op, om hun netto uitstoot te verminderen – tenminste, op papier.

Het koolstofrijke Congolese regenwoud, en vooral dat dikke veenpakket eronder, is zo opeens financieel heel interessant geworden. Daar komen dus allerlei, vaak vrij dubieuze, bankiers en investeerders op af. In het dorp waar ik in 2018 voor mijn onderzoek zat, kwam bijvoorbeeld een bedrijf aankloppen met de boodschap: ‘Jullie hebben toch een koolstofrijk bos? Jullie kunnen daaraan verdienen, als je het laat staan onder onze voorwaarden.’ Soms is zo’n bedrijf maar een paar uur op bezoek en tekent een dorp een Engels- of Franstalig contract dat ze onmogelijk helemaal kunnen begrijpen. En dan hebben ze de koolstofrechten voor hun bos, en dus eigenlijk ook hun manier van leven, voor 100 jaar verkocht.”
Wat is jouw grootste bezwaar tegen koolstofcompensatie als oplossing voor het klimaatprobleem?
“Er zijn een paar voor de hand liggende problemen met compensatie. Een uitlaat of schoorsteen pompt CO₂ de atmosfeer in die miljoenen jaren diep onder het aardoppervlak opgeslagen lag. Het spreekt voor zich dat je deze directe en zekere toevoeging van CO₂ aan de atmosfeer niet evenredig kunt compenseren met een onzekere belofte van tijdelijke opslag, of – nog abstracter – het voorkomen van uitstoot waarvan helemaal niet zeker is dat die wel zou plaatsvinden. De effectiviteit van die compensatie wordt structureel overschat, dat is ondertussen wel duidelijk. Maar eigenlijk vind ik het jammer dat de discussie voornamelijk over de effectiviteit gaat.
“De koolstofhandel zorgt alleen voor compensatie, niet voor vermindering van uitstoot”
Er is een meer fundamenteel onderliggend probleem met koolstofcompensatie, dat ik eigenlijk nog veel belangrijker vind. Het is al lang bekend hoe ernstig de klimaatcrisis is. Daarom hebben we internationaal afgesproken dat we alles wat binnen ons vermogen ligt moeten doen om de hoeveelheid CO₂ in de atmosfeer niet verder toe te laten nemen. We hebben niet de luxe om te kiezen tussen enerzijds onze uitstoot verminderen en anderzijds onze bossen laten staan. Het een streept het ander niet weg, het moet allebei gebeuren. Het fundamentele probleem met compensatie is dat onze uitstoot niet naar nul gaat. Zo’n systeem gaat nooit werken als er niet tegelijkertijd een limiet op de wereldwijde uitstoot komt. Daar wordt in scenario’s wel over nagedacht, maar de kans dat dat echt gaat gebeuren is helaas heel klein.”
Wat moeten we dan wel doen?
“De rode draad in mijn boek is dat dit veengebied nog eens laat zien hoe belangrijk de bescherming van zo’n bos is. Die bescherming, daar hebben we nu op twee verschillende manieren in gefaald, eerst met die parken en nu met koolstofhandel. De mensen die er wonen betalen steeds de prijs, hun rechten worden niet gerespecteerd. We moeten dat systeem omdraaien, de lokale rechten moeten juist het uitgangspunt zijn. Natuurbescherming wordt veel effectiever door bewoners te betrekken. Het besef moet indalen: zij waren hier eerder, zij mogen bepalen. Dat is te lang niet erkend.”

Hoe kan dat er in praktijk uitzien?
“Een nieuwe hoopvolle ontwikkeling die je nu in Congo ziet, is dat de lokale en inheemse bevolking landrechten vast kunnen leggen. Een gemeenschap moet daarvoor kunnen aantonen wat hun grondgebied is, en wat het bosgebied is waar zij traditioneel van afhankelijk zijn. Deze ontwikkeling biedt ook de kans om klimaatfinanciering makkelijker naar die lokale bevolking toe te krijgen. Dat geld hoeft dan niet meer via een grote boom van investeerders, overheden en organisaties te lopen, waarin het gros van het geld wordt afgeroomd, of wordt uitgegeven aan agressieve parkwachters. Bovendien respecteert deze manier van financiering het eigenaarschap van de mensen die er al eeuwen wonen. Dat sterkt hun in het besef: dit is ons bos, we willen dat behouden, maar we willen er ook op vooruitgaan.”
De ‘CO₂-bom’ blijft fascineren. Wie meer wil lezen over de werking van tropische bossen, natuurbescherming en koolstofhandel en alle interessante mengvormen van goede bedoelingen en hypocrisie, doet er in ieder geval goed aan om Koolstofkoorts te lezen. Maar voor onwetendheid valt soms ook wat te zeggen. Zo citeert Bart als afsluiting in zijn boek een collega op zijn expeditie: “Het veengebied zou waarschijnlijk ook wel onaangetast zijn gebleven als we er niets over hadden gezegd.



Recente reacties