Natuurlijke systemen laten zien hoe overvloed mogelijk is zonder afval, vervuiling of uitputting. Gunter Pauli neemt dat al jaren als uitgangspunt voor zijn blauwe economie. “We moeten niet de kosten beperken, maar waarde creëren.”
Bioplastics ontfutseld aan distels, papier gemaakt van steen, textiel van koffiedik: het zijn maar een paar voorbeelden van de ‘blauwe economie’ waarvoor Gunter Pauli zich sterk maakt. In het hart van dit naar onze waterrijke planeet vernoemde concept staat de overtuiging dat natuurlijke systemen laten zien hoe overvloed mogelijk is zonder afval, vervuiling of uitputting. De blauwe economie wil analoog daaraan door meerwaardecreatie voorzien in de behoeften van allen ‘met wat er is’. Er klinken groene ideeën in door zoals lokale productie, zero waste en hernieuwbare energie. De vraag is: wat voegt de blauwe economie toe, en waarom zou die slagen waar de groene tekortschiet? Een poging om door de bomen het bos te zien of liever: door de golven de blauwe zee.
Gunter Pauli wordt niet voor niets een serial entrepeneur genoemd: ondernemingsideeën borrelen uit hem op als water uit een fontein, voorzien van bijbehorende wetenschappelijke uitvindingen en imposante getallen over meerwaardecreatie en banen. Vrijwel iedere vraag pareert hij hoffelijk en behulpzaam met wéér een nieuw bedrijfsmodel waarvan je graag alle details zou willen weten – maar daarvoor zou je een jaar onderzoek moeten doen. Met haalbaarheidsstudies heeft Pauli niet veel op, zegt hij, die stellen toepassing alleen maar uit. “En ik ben geobsedeerd door toepassing. Je bent ondernemer, neemt het risico en gaat door.”
U stelt dat groene producten te duur zijn. Maar reguliere producten zijn zo goedkoop omdat milieukosten niet in de prijs verrekend zijn. Bovendien zien we bij veel groene producten al prijsdaling dankzij schaalvergroting, zie zonnecellen of biologische groenten.
“Zonnecellen hebben dertig jaar lang miljarden subsidies opgeslorpt, en ze kunnen veel efficiënter worden, zoals Stefan Larsson met Solarus in Zweden bewijst. Biologische groenten zijn fantastisch maar buiten Oostenrijk is het nergens meer dan 5 procent van het totale aanbod dus tevreden … nee. Laten we samen kijken hoe we het tien keer beter kunnen doen.”
Dure groene producten bereiken vooral de rijken, zegt u. Hoe lost de blauwe economie dat op?
“We moeten de koek vergroten door gebruik te maken van wetenschappelijke innovaties en ons niet te beperken tot core business en core competences, zoals de meeste bedrijven doen. McKinsey adviseerde een kwakkelende Zuid-Afrikaanse sinaasappelboerderij de helft van het personeel te ontslaan, te automatiseren en de productie te verhogen met betere sinaasappelsoorten en irrigatie. Wij hebben een ander model ontwikkeld. De boerderij zit op 10 kilometer van het Krugerpark en toeristen willen graag vers fruitsap, in plaats van Hero ingevlogen uit Zwitserland. Van de schillen maken we wasmiddelen; we hebben meteen een wasserij opgezet voor het park. De zaadjes verwerken we in broodmeel. Snoeihout en niet-inheemse planten die je moet verwijderen zijn brandhout, bouwhout en veevoer. Ook het voedsel dat toeristen niet opeten – 60 procent! – geef je aan de varkens, die weer biogas leveren. Zo schep je vele inkomstenstromen en verdubbel je de werkgelegenheid. Dat is blauwe economie. Geen downsizing en cost cutting, maar meer waarden creëren.”
Hoe voorkom je dat die grotere koek opnieuw ongelijk wordt verdeeld?
“Door een nieuw zakenmodel van de grond af lokaal op te bouwen, waarbij je nieuwe regels afspreekt. Bijvoorbeeld: een nieuwe koffiemachine brandt en maalt groene bonen en brouwt ook de koffie. Groene bonen zijn 70 procent goedkoper. Nu zetten wij een verdeelsysteem op dat die bonen rechtstreeks aan de verbruiker levert.
Je passeert alle tussenpersonen en grote merken, die meer aan de bonen verdienen dan de boer. Als de consument bereid is voor deze superverse kwaliteit evenveel te betalen als voor gebrande koffie, ontstaat een enorme winstmarge waardoor boerencoöperaties hun inkomsten kunnen verdubbelen. Ik werk hieraan met de Colombiaanse federatie van koffieboeren; de eerste drieduizend machines zijn verkocht en consumenten betalen de vraagprijs voor de bonen. Deze nieuwe economie is mogelijk.”
Wat is het organisatiemodel voor blauwe bedrijven? Zijn het altijd coöperaties of hebben ze eigenaars en werknemers, zijn er aandeelhouders? Is er certificering op het gebied van milieu- en arbeidsomstandigheden, hoe controleert men dat idealen overeind blijven?
“Wij hebben een diepe angst voor het voorschrijven van modellen. De bedrijven kunnen iedere mogelijke vorm aannemen; het gaat erom dat iedereen de morele waarden onderschrijft. We houden een reeks principes aan die een kader geven.”
Hoe controleer je dat dan, of is het puur een kwestie van vertrouwen?
“Een grote dosis vertrouwen is noodzakelijk. Anderzijds is de voorbeeldfunctie belangrijk. Als er al tien bedrijven zijn die het goed doen, dan wordt het voor enkelingen moeilijk alle profijt naar zich toe te trekken. Mensen doen dan niet meer mee omdat men weet dat het beter kan.”
Innovatie is een pijler van de blauwe economie. Hoe voorkom je dat de revenuen daarvan blijven hangen bij goed opgeleide, kansrijke mensen? Hoe krijg je innovaties daar waar ze nodig zijn?
“Het is waar dat men miljarden investeert in technologieën die alleen rijken het leven aangenamer maken en niet nodig zijn om doorbraken te realiseren in de voorziening van water, voeding en energie. Maar duizenden innovaties ontstaan in krottenwijken en werken goed voor de 2 miljard mensen die overleven van een dollar per dag. Zoals Liter of light: vul een plastic fles met water en een beetje bleek tegen algvorming, steek hem door het golfplaten dak en de zon geeft binnen door lichtbreking 40 tot 60 Watt. Ik kan wel honderd soortgelijke uitvindingen noemen, maar die krijgen niet zoveel aandacht als gelikte apps.”
Terwijl u bezig bent nieuwe bedrijven op te richten, is het bij de bestaande ‘business as usual’. Anderen proberen daar aan de poten te zagen via vakbondswerk, FairTrade en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Hoe staat de blauwe economie daarin?
“Wij zijn niet bezig het bestaande wat aan te passen. Ik moet me concentreren op de grootst mogelijke impact. Het is fantastisch als door FairTrade een aantal boeren meer verdient, maar ik wil het doen voor alle 640 duizend boeren van Colombia. In Johannesburg zijn we nu 100 duizend banen aan het scheppen. Twee miljoen armen leven er van één dollar per dag, die ze onder andere uitgeven aan brood en toiletpapier. Als je dat lokaal produceert, houd je een deel van die 2 miljoen dollar in de lokale economie. We zijn met de burgemeester overeengekomen 10 procent van het stadsbudget, $ 450 miljoen, te besteden aan 29 projecten waaraan geen openbare aanbestedingen te pas komt; lokale groei is prioriteit. Openbare aanbestedingen zijn vooral een manier om de koek te verdelen onder een paar groten. We hebben één jaar; er zijn nu vijftig bakkerijtjes, straks vijfduizend.”
Toch krijg je onherroepelijk te maken met mondiale toeleveringsketens en de wetten die daar gelden.
“De huidige problemen mondiaal oplossen lukt nooit. Onze strategie is lokale concurrentiekracht. Je hoeft je als David niet te meten met de Goliaths, je moet je meten met andere Davids die je lokaal mobiliseert om het samen beter te doen. Overheden moeten de kracht van lokale markten en leveranciers aanzwengelen.”
Lokale markten in arme landen zijn niet de meest koopkrachtige, daarom zijn lokale producenten vaak aangewezen op exportmarkten, waar de ‘race to the bottom’ heerst. Toen Solidaridad een nieuw, verantwoord jeansmerk in de markt wilde zetten, werd snel duidelijk dat de milieu- en arbeidsstandaarden flink omlaag moesten om competitief te zijn. Het Nederlandse brandnetelkledingbedrijf Netl – opgenomen in The Blue Economy en inmiddels opgedoekt – werkte in Nederland met Poolse werknemers en liet de kleding naaien in lagelonenland Litouwen.
“De groene economie is nog altijd op zoek naar een lagere kostprijs en zo lukt het nooit. We moeten meer waarden genereren. In Sardinië hebben we een uitgerangeerde petrochemische fabriek omgebouwd van olie- naar bioraffinage. Van distels, een gewas dat geen enkele input nodig heeft, maken we plastics, smeermiddelen, herbiciden, elastomeren en een enzym voor de bereiding van geitenkaas. Boeren kopen het restproduct als veevoer voor € 250 per ton in plaats van € 600 voor Braziliaanse soja. Inmiddels transformeren we in Italië nog zes petrochemische fabrieken. We besteden 20 procent van onze uitgaven aan research and development en DSM is al op bezoek geweest.
Ander voorbeeld. In Colombia is de textielindustrie door de vrijemarkthandel vernietigd. Nu maakt het enige overgebleven vezelproducerende bedrijf textielvezels met koffiedik, een voormalige afvalstroom. In mijn netwerk zit het kledingmerk Patagonia; dat heeft een deel van haar productie overgebracht naar Colombia om met koffietextiel te werken. Dat is de eerste en ik moet erbij zeggen: wij zijn nooit proactief voor de tweede en derde. De Blauwe Economie legt zich toe op het nieuwe.”
Is dat niet te makkelijk? Het verankeren is vaak de worsteling.
“Ik neem juist de moeilijkste taak op mij: zorgen dat de eerste slaagt. Als dat lukt, delen wij het zakenmodel via onze websites en lezingen, en onze teams vertellen erover in 30 talen.”
Maar uit een van uw lezingen bleek dat de bioraffinagefabriek duizend patenten heeft. Hoe verhoudt zich dat tot het ‘open source’ gedachtengoed?
“Open source betekent niet dat je twintig jaar onderzoek van 150 mensen vrij verdeelt. Wij zorgen er wel voor dat boer en klant meeprofiteren.”
Wie is wij?
“Soms is het de hoffelijkheidsvorm van ik. Maar we hebben een think tank en een do tank. De eerste bestaat uit 3000 wetenschappers, een netwerk dat ik heb opgebouwd sinds 1994. We bouwen het zakelijk deel pas uit als de wetenschap klopt.”
Geven jullie hen opdrachten?
“Ze komen naar ons toe! Het zijn mensen die aan hun doctoraat werken, mensen die originele data nodig hebben voor wetenschappelijke artikelen. Ze zijn ons dankbaar omdat we die mogelijk maken, zoals bij het actuele project rond de teelt van de fameuze rode zeealg, Delisea pulchra. Die voorkomt biofilmvorming op haar oppervlak door bacteria doof te maken en zo hun onderlinge communicatie te verstoren. Deze ontdekking kan een revolutie veroorzaken in de antibioticawereld: in plaats van bacteria te doden en steeds de mutaties te moeten bestrijden, verstoor je hun werkwijze. Dit project heeft al 42 doctoraatsthesen opgeleverd!”
En de ‘do tank’?
“Dat zijn onze entrepeneurs.”
Hoe zijn die aan de organisatie verbonden?
“In 2001 zijn we volledig gedecentraliseerd. Nu hebben we 34 organisaties die zich enerzijds toeleggen op opleiding en scholing, anderzijds op projectuitvoering en het coachen van entrepeneurs.”
Wat doet u zelf?
“Mijn hoofdactiviteit is het wegnemen van obstakels voor degenen die projecten uitvoeren. Ik schakel mijn netwerk in, maak plannen met de burgemeester van Johannesburg. Ik schrijf fabels voor kinderen. We moeten onze kinderen niet leren wat we al weten, maar hen aansporen onvoorstelbare dingen te doen. Als je tegen de zestig loopt, verdien je je plaats op aarde door jonge mensen te inspireren.”
U heeft de afgelopen vijf jaar 4 miljard dollar gemobiliseerd voor projecten. Is dat particulier en/of overheidskapitaal? Subsidie of risicodragend?
“We moeten op een frisse manier naar geld kijken. Om een pretrochemische fabriek te sluiten moet je 1.400 personeelsleden ontslaan en het terrein opkuisen, dat kost een miljard. Gebruik 50 procent daarvan voor een nieuwe industrie. Benut subsidies voor olieraffinage als startkapitaal voor een zelfbedruipende energie-installatie. Zo hebben wij tientallen systemen uitgewerkt om geld op een betere manier in te zetten.”
Als je nu de blauwe- economiebalans zou opmaken, hoe staat die er dan voor?
“We hebben 188 voorbeelden van duurzame, meerwaardescheppende bedrijven. Sommige zijn vermenigvuldigd, zo zijn er 2.000 bedrijfjes in paddenstoelenteelt op koffiedik. Mijn nieuwe serie van honderd bedrijfsmodellen zal meer dan 20 duizend geslaagde bedrijven beschrijven. We hebben 3 miljoen banen gecreëerd, nog 97 miljoen te gaan. De belangstelling is groot, ik zou dagelijks lezingen kunnen geven overal ter wereld, maar ik beperkt het tot vijftig per jaar. Anders doe je niets meer en daar gaat het om.”
Gunter Pauli (1956, Antwerpen) studeerde economie en bedrijfskunde in België en Frankrijk. Hij werd assistent van de stichter van de Club van Rome, waarvan hij ook lid is, en was begin jaren negentig CEO van Ecover. Voor dat bedrijf liet hij een volledig ecologische fabriek bouwen. In 1994 werkte hij in Japan mee aan de voorbereiding van het Kyoto Protocol en richtte daar aan de United Nations University Zero Emmissions Research & Initiatives (ZERI) op. Dat bouwde hij uit tot een mondiaal netwerk dat ‘productie en consumptie herontwerpt als industriële clusters geïnspireerd door natuursystemen’. Hij doceerde systeemontwerp aan de Politecnico di Torino en schreef in 2009 het invloedrijke The Blue Economy: 10 years – 100 innovations – 100 million jobs. Het boek bevat honderd voorbeelden van door de natuur geïnspireerde technologieën, geselecteerd uit een groot aantal wetenschappelijke artikelen, omgezet naar bedrijfsmodellen. Gunter Pauli werkt nu aan honderd nieuwe voorbeelden van Blauwe Economie. Hij woont met zijn vrouw en zes kinderen in Zuid-Afrika.
roland zegt
Leuk verhaal zo’n goeroe in de wolken met een hekel aan haalbaarheidsonderzoek om de koek te vergroten, blijkbaar wel met subsidie en prettig voor de varkens, die 60% van het toeristenvoedsel krijgen.
Liesbeth Sluiter zegt
Een 8 plus voor begrijpend lezen Roland!