Sinds een jaar produceert chemiereus DSM maïspap in Rwanda. Dat is van een land verscheurd door genocide naar een strenge duurzame eenpartijstaat gegaan. Kun je duurzaamheid met harde hand opleggen?
Een groep boeren verzamelt zich in een grote schuur met een golfplaten dak. Tegen de wanden liggen landbouwwerktuigen. We zijn in de Bahimba Valei ten noordwesten van de Rwandese hoofdstad Kigali. De omgeving is bergachtig en helder groen. Heuveltoppen zijn bezaaid met kleine huisjes, in de uitgestrekte dalen liggen bananenboomgaarden en maïsvelden. Eric Habimana is het hoofd van een landbouwcoöperatie met meer dan duizend leden. Sinds 2017 produceren de boeren in de vallei op grote schaal maïs voor Africa Improved Foods (AIF): een gloednieuw consortium in Kigali, met de Nederlandse chemiereus DSM als stralend middelpunt. “Sinds wij leveren aan AIF is onze omzet verviervoudigd,” vertelt Habimana minzaam glimlachend.
De boeren in Bahimba zijn een mooi voorbeeld van hoe Rwanda zichzelf opnieuw heeft uitgevonden. Een kwart eeuw geleden werd het straatarme land uiteengescheurd door een gruwelijke genocide, nu is het een strenge maar duurzame modelstaat geworden, naar Chinees model. De Rwandese autoriteiten willen het land ontwikkelen van een arme landbouweconomie in een middeninkomensland. Ze voeren daarom een tot in de puntjes uitgedacht beleid, dat de landbouw zowel verantwoord moet maken als industrialiseren. Nederlandse bedrijven als Unilever en DSM spelen een sleutelrol in die duurzame intensivering die de Rwandese eenpartijstaat voor ogen heeft. Maar intensivering en duurzaamheid liggen niet per definitie in elkaars verlengde. Desondanks heeft de staat in Rwanda altijd het laatste woord.
Transformatie
De transformatie die zich op het platteland van Rwanda voltrekt is wonderlijk om te zien. De regering heeft natuurbescherming en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (VN) tot beleidsspeerpunten gebombardeerd. Dorp na dorp wordt aangesloten op een (redelijk functionerend) centraal elektriciteitsnet en het hele land is inmiddels goed bereikbaar via een modern snelwegennet. Vervuilende dieselauto’s mogen het land niet meer in en stedelijke winkelcentra en stadsparken worden vierentwintig uur per dag smetteloos schoon gehouden. Zelfs in de kleinste plattelandsdorpjes is nergens zwerfafval te bekennen. Wegwerpplastic is verboden. Plastic is immers een belangrijke oorzaak van degradatie van de landbouwgrond die zo kostbaar is in het dichtbevolkte Rwanda.
De Rwandese autoriteiten proberen ook de landbouwproductie zelf met strakke hand te transformeren. Bijvoorbeeld door strenge productiedoelen op te leggen en de exportmogelijkheden te verbeteren. Traditioneel produceren de meeste boeren hier bananen of zoete aardappels en verkopen die op de lokale markt. Om boeren te laten overstappen op lucratieve marktgewassen als maïs of thee, stelt de staat land beschikbaar. Als de boeren de in Kigali opgestelde targets niet halen, moeten ze het land weer teruggeven.
Habimana is blij met de overheidsbemoeienis, zegt hij. De rest van de verzamelde coöperatieboeren knikt instemmend. “Veel graanhandelaars in Rwanda betalen stiekem onder de minimumprijs die de overheid elk seizoen vaststelt. AIF werkt nauw samen met de overheid, dus moet zich wel aan alle eisen houden. Wij hebben inmiddels genoeg geld opzij kunnen zetten om te investeren in de bouw van een eigen opslagschuur. Op die manier kunnen we er zelf voor zorgen dat de maïs niet gaat schimmelen in de regentijd. Dat voorkomt ook onnodige voedselverspilling.”
Werk en welvaart
Het is dit voorjaar vijfentwintig jaar geleden dat bijna een miljoen Rwandezen systematisch werd afgeslacht. Het land bleef leeg en berooid achter. Tegenwoordig is Rwanda weer het dichtstbevolkte land van Afrika. De verwachting is dat het aantal inwoners de komende decennia doorgroeit van de huidige twaalf miljoen tot bijna twintig miljoen. Al die mensen werk en welvaart bieden, wordt een uitdaging.
Het land heeft geen belangrijke exportproducten of noemenswaardige grondstoffenvoorraden en geen strategisch belangrijke rivieren of havenlocaties. Desondanks is het onder de ijzeren leiding van voormalig rebellenleider Paul Kagame gelukt om, door nauwkeurige economische planning, steeds meer buitenlands kapitaal binnen te halen. Sinds zijn aantreden in 2000 zijn er grote sommen (hulp)geld geïnvesteerd in infrastructuur, een robuuste dienstensector, dure hotels, snel internet en een (inmiddels internationaal beruchte) veiligheidsdienst. Al jaren tekent de Wereldbank economische groeicijfers op van ruim zeven procent. Kigali is veranderd in een zakelijke hub van waaruit internationale bedrijven heel Oost-Afrika bestrijken. Maar dan zonder de gewoonlijke corruptie, vervuiling en vriendjespolitiek.
Landbouwbeleid
Het Rwandese ministerie van Landbouw ligt verscholen aan het einde van een onopvallende zandweg middenin Kigali. Op de parkeerplaats staan diplomatenauto’s en een herdenkingsmonument voor de genocide. De orde en netheid in de Rwandese hoofdstad zijn, vergeleken met de chaos, sloppenwijken en vuiligheid in de meeste Afrikaanse grote steden, opzienbarend. Maar ook werk en welvaart op het platteland zijn belangrijk voor de toekomst van het land, benadrukt minister van Landbouw Gérardine Mukeshimana in een vergaderruimte op de eerste verdieping van haar ministerie.
“65 procent van de Rwandese bevolking werkt in de landbouw. We moeten banen creëren op het platteland en daartoe is samenwerking met de private sector cruciaal. Buitenlandse bedrijven als AIF brengen kapitaal en technische kennis mee en fungeren daarmee als vliegwiel voor lokale economische ontwikkeling”, vertelt Mukeshimana enthousiast. Drie beleidsmedewerkers luisteren mee en noteren zorgvuldig ieder woord dat ze uitspreekt. “Boeren die meedoen aan het AIF-project profiteren daar nu al van. Ze zetten meer maïs af, gaan aan de slag als zadenkweker, worden graanhandelaar of krijgen een vaste baan in de fabriek. Deze samenwerking met DSM is daarom alleen het begin. De volgende stap is het ontwikkelen van een eigen thee-industrie. Unilever bouwt op dit moment een fabriek die in 2020 in bedrijf moet zijn.”
Maïspap
Op het moderne fabrieksterrein van Africa Improved Foods schenkt de 26-jarige Nederlander Tom Swinkels een kop koffie in. Buiten blinken tien grote opslagsilo’s vol maïs in de Afrikaanse zon. Als grootaandeelhouder van AIF is DSM hier verantwoordelijk voor de productie van maïspap met toegevoegde vitamines en mineralen. Een deel van de pap wordt tegen kostprijs afgenomen door de Rwandese overheid en gratis gedistribueerd onder arme gezinnen om ondervoeding op het platteland te bestrijden.
“Arme boeren in Rwanda eten heel eenzijdig. Veel kinderen houden daar groeiafwijkingen aan over”, legt Swinkels uit. “De regering zocht een internationale partner om verrijkt voedsel te produceren en vond DSM. Omdat de mais ingekocht moet worden bij Rwandese boeren stimuleren we zo ook meteen de lokale landbouweconomie. Ik ken weinig regeringen die zo efficiënt samenwerken met de private sector om hun land te ontwikkelen.”
In de fabriek van AIF rijden mannen met witte haarnetjes pallets naar vrachtwagens toe, plegen onderhoud aan hypermoderne machines of pakken zwijgend folieverpakkingen met maispap in karton. Een helverlichte opslagloods is tot de nok toe gevuld met dozen vol pap. Op de meeste staat het logo van de Verenigde Naties. Bestemming: de gigantische vluchtelingenkampen in buurlanden Oeganda, Kenia en Zuid-Soedan. De bulk van de maïspap gaat namelijk niet naar Rwanda, maar naar het Wereldvoedselprogramma van de VN.
“Vluchtelingen in Oost-Afrika zijn jarenlang gevoed met Amerikaans graan omdat hulpclubs uit de VS dat bij wet verplicht zijn,” vertelt Swinkels. “Dat slaat natuurlijk nergens op als de akkers in Rwanda vol staan met maïs. Wij proberen internationale organisaties te overtuigen bij ons in te kopen.” Zo kunnen onnodige voedselkilometers worden vermeden, benadrukt ook landbouwminister Mukeshimana. Dat is duurzamer, maar ook onderdeel van het economische masterplan voor het land.
Om zoveel mogelijk internationale bedrijvigheid Rwanda binnen te lokken is in de heuvels net buiten Kigali een speciale economische zone opgetuigd – naar Chinees model, inclusief belastingvoordelen voor multinationals. Daar zijn inmiddels, naast AIF, verschillende bedrijven neergestreken, zoals een koekjesfabriek, de Chinese kledingfabrikant C&H, autobouwer Volkswagen en een bedrijf dat laboratoriumapparatuur maakt. De Rwandese autoriteiten hebben goed begrepen dat in de agrarische productieketen het meeste geld wordt verdiend aan verwerkte producten als chocolade, kaas of pap in plaats van cacao, melk of maïs.
Duurzame intensivering
Maar om een groot bedrijf als AIF te kunnen voorzien van de benodigde grondstoffen is veel maïs nodig: 23.000 ton op jaarbasis. Om de landbouwproductie naar het gewenste niveau te krijgen introduceerde de Rwandese overheid in 2007 al haar Crop Intensification Program (CIP). Volgens dat landbouwplan moet de sector ‘duurzaam geïntensiveerd’ worden. Dat wil zeggen: meer produceren via verregaande landconsolidatie, verbeterde zaden en (in de woorden van de regering zelf) ‘het veranderen van het gedrag van boeren’. Hoe duurzaam dit is, hangt af van waar je naar kijkt.
Onder het CIP-programma krijgen kleine boeren vruchtbaar land van de staat – maar dan wel op voorwaarde dat ze onder streng toezicht vastgelegde exportgewassen als thee of maïs gaan verbouwen. Gebruik van door de overheid verstrekte kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen zijn verplicht. Tegelijk experimenteert Rwanda samen met VN-voedselorganisatie FAO met de opvang van regenwater op heuvelterrassen, de aanleg van voedselbossen en het ontwikkelen van allerlei nieuwe irrigatietechnieken. En boeren krijgen voorlichting over gewasrotatie tegen ziektes, plagen en uitputting, die vervolgens ook verplicht toegepast moet worden.
De overheid is zelfs van plan om via een spectaculair bomenplantprogramma het land te herbebossen, vertelt ambtenaar Beatrice Cyiza van de voor het milieubeleid verantwoordelijke Rwandan Environmental Managament Authority (REMA): “Veel bossen zijn in het verleden gekapt om plaats te maken voor landbouw. Binnen enkele jaren moet dertig procent van Rwanda weer met bos bedekt zijn. Boeren die hiervan nadeel ondervinden, krijgen compensatie.”
Voor haar aantreden deed landbouwminister Mukeshimana aan de Universiteit van Michigan onderzoek naar droogtetolerantie in bonen. Over haar redenen om over te stappen naar de politiek spreekt ze liever niet. Wel laat ze niet na te benadrukken dat de wetenschappelijke methode de blauwdruk is voor elk Rwandees beleidsinitiatief.
“Export is belangrijk voor ons land om buitenlandse deviezen binnen te halen,” zegt ze. “Geen enkel land is ooit rijk geworden zonder te handelen. Desondanks proberen we de landbouw duurzaam te ontwikkelen. We letten niet alleen op hoeveel voedsel er geproduceerd moet worden maar ook op de effecten van klimaatverandering en bodemuitputting. Toekomstige generaties moeten immers ook nog eten. Omdat wij al ons beleid baseren op wetenschappelijk onderzoek hoeven we niet al te veel politieke discussie te voeren over onze plannen.”
Exportlandbouw
Ondanks de officiële overheidsovertuiging dat grootschalige landbouwproductie op duurzame basis mogelijk moet zijn, lopen de meningen daarover uiteen. Critici benadrukken de risico’s van een te grote nadruk op exportlandbouw. Daarnaast constateren zij een gebrek aan investeringen in infrastructuur rondom afgelegen dorpen. Om controle te houden op overheidskritiek heeft het regime daarom – eveneens naar Chinees model – een complex netwerk van denktanks, sectoroverheden, controlediensten en agentschappen opgetuigd die op voorhand te kunnen smoren.
Ruimte voor kritiek bestaat alleen mondjesmaat in Rwanda. Vrije pers is er niet, criticasters van het regime moeten tot in het buitenland vrezen voor hun leven en niemand spreekt in het openbaar over politiek zonder eerst te checken of er afluisteraars in de buurt zijn. Binnen de private sector zwelt de kritiek op het starre autoritarisme van het regime dan ook aan. “AIF is een groot bedrijf, dus zijn de autoriteiten voorzichtig met maatregelen die ons of onze boeren treffen”, vertelt Swinkels van DSM. “Maar ik hoor ook regelmatig verhalen van andere ondernemers over hoe de autoriteiten doorschieten qua regulering of onhaalbare eisen aan boeren opleggen. In de praktijk kan het vaak lastiger zijn dan je denkt om aan duurzaamheidsstandaarden te voldoen.” Over welke zaken er precies misgaan, weidt hij verder niet uit.
Eenpartijstaat
Zelfs voor een alomtegenwoordige eenpartijstaat blijkt het echter geen sinecure om duurzame ontwikkeling af te dwingen. “Vanuit de overheid is het een harde eis dat wij onze maïs inkopen bij Rwandese boeren”, verzucht Tom Swinkels. Aan de muur hangt het gestileerde staatsieportret van Kagame dat elk kantoorgebouw in Kigali lijkt te sieren. “Maar arme boeren hebben zelden de beschikking over goede opslagfaciliteiten en drogen hun maïs buiten op straat. Schimmels gedijen in zulke omstandigheden goed. De eisen van het VN-Wereldvoedselprogramma zijn daarentegen weer heel streng. Maïs die in Rwanda gewoon op de markt verkocht wordt, keuren zij af. Daardoor hebben wij inmiddels voor honderdduizenden dollars aan maïs moeten weggooien.”
Het bedrijf is grotendeels afhankelijk van import uit Tanzania, Oeganda en zelfs Zambia: landen met beter ontwikkelde landbouwsectoren. In het eerste productiejaar kocht AIF slechts veertien procent van alle verwerkte maïs ook echt van boeren in Rwanda.
Warm bier
De eerste regenwolken van het natte seizoen drijven statig de Bahimba Vallei binnen. Eric Habimana loopt vrolijk kletsend langs een zandweg. Om de schimmelproblemen te omzeilen, stuurt AIF inmiddels eigen vrachtwagens naar de dorpen om de maïs direct op te halen. Op plekken met slechte wegen is dat nog een hele uitdaging. Verderop in de vallei zitten groepjes mannen op straat voor zich uit te staren. Ze sleutelen aan brommers, wachten op werk als landarbeider of drinken grote flessen warm bier. De boeren in de vallei wisselen, verplicht door de overheid, maïs af met het verbouwen van bonen om zo stikstof in de bodem vast te houden. Maar voor hen zijn duurzaamheidsstandaarden niet de eerste prioriteit, zegt Habimana: “De overheid moet eindelijk eens betere wegen aanleggen. Nu kost het ons nog teveel moeite om onze producten naar de markt te krijgen en gaat de maïs schimmelen.”
Een jonge man manoeuvreert zijn fiets tussen de kuilen in de weg door met grote bundels suikerriet op zijn bagagedrager. Maar Habimana is optimistisch over de toekomst. Sinds de boeren zich in een coöperatief hebben verenigd, staan ze sterker en produceren efficiënter. Habimana wijst om zich heen: “Natuurlijk moeten we de kwaliteit van de bodem in de gaten houden. Onze kinderen moeten immers ook nog eten. Twee keer per groeiseizoen komen daarom ambtenaren van REMA langs om de bodem te controleren.”
Voor Habima werpt het strenge beleid vruchten af. In tegenstelling tot veel Afrikaanse overheden heeft de Rwandese regering in elk geval plannen voor het land, en het is er veilig, benadrukt de boer lachend. “Geld verdienen heeft nu prioriteit. Dankzij de intensievere productie kunnen onze coöperatieleden zich opeens dingen als een ziektekostenverzekering veroorloven. Zulke ontwikkelingen hebben we aan AIF te danken.”
Jacques van Nederpelt zegt
In artikelen over Rwanda wordt naast de successen ook altijd weer gewezen op het dictatoriale bewind van Paul Kagame. Wat te weinig wordt gememoreerd is dat hij de enige Afrikaanse ‘dictator’ is die succesvol politiek bedrijft zonder zijn eigenbelang voorop te stellen. Verder heeft deze man met zijn dictatoriale stijl ervoor gezorgd dat etnische tegenstellingen in de politiek geen rol meer spelen. Ook dat is een grote verdienste en tamelijk uitzonderlijk in Afrika waar stamtegenstellingen en -conflicten het politieke klimaat verpesten en vriendjespolitiek overheerst. Verkiezingen in Afrika verscherpen de tegenstellingen alleen maar tussen aanhangers van de ene tegenover de andere machtswellusteling. Misschien is het beter onze westerse vooroordelen te laten varen en te erkennen dat de zegeningen van democratie niet overal en altijd kunnen worden geoogst. Daarvoor is eerst ontwikkeling nodig, economisch en sociaal, namelijk bouwen aan sociale cohesie en onderling vertrouwen.
A Tutuarima zegt
Goed om deze aantekening van Jacques te ook te weten. met dank!
tess zegt
ik kan niks vinden over landouw terwijl er staat van alles behalve land bouw wat een kak link encht geen aanrader