Wanneer we praten over het energieverbruik van elektrische en elektronische apparatuur gaat alle aandacht naar het elektriciteitsverbruik van een toestel terwijl het in gebruik is. Dat klinkt logisch, maar dit soort vergelijkingen heeft weinig zin als je niet tegelijk de energie in rekening brengt die het kost om beide toestellen te produceren.
Wanneer we praten over het energieverbruik van elektrische en elektronische apparatuur gaat alle aandacht naar het elektriciteitsverbruik van een toestel terwijl het in gebruik is. Een laptop met een vermogen van 30 watt wordt als efficiënter beschouwd dan een koelkast van 300 watt. Dat klinkt logisch, maar dit soort vergelijkingen heeft weinig zin als je niet tegelijk de energie in rekening brengt die het kost om beide toestellen te produceren (de zogenaamde ingebedde energie). Dit is met name zo voor hightech producten, die gefabriceerd worden met productieprocessen die zeer energie-intensief zijn.
De meeste productiemethoden uit de twintigste eeuw waren niet erg energie-intensief. Een ouderwetse auto verbruikt veel meer energie tijdens de gebruiksfase (het verbruik van benzine) dan tijdens het productieproces. Hetzelfde geldt voor een koelkast of een gloeilamp: de energie die nodig is om het product te vervaardigen, verbleekt bij de energie die wordt verbruikt tijdens de gebruiksfase. Geavanceerde digitale technologie heeft deze verhouding op zijn kop gezet. De energie die vereist is om elektronische gadgets te produceren, is aanzienlijk hoger dan de energie die de toestellen nodig hebben tijdens hun levensduur.
Alleen al de ingebedde energie van een geheugenmodule (het zogenaamde RAM-geheugen) overtreft het energieverbruik van een laptop gedurende de levensduur van drie jaar. Computerchips mogen dan erg klein zijn, de hoeveelheid detail is onvoorstelbaar. Een microprocessor van een vierkante centimeter groot kan nu al tot 2 miljard transistoren bevatten – elke transistor minder dan 0,00007 millimeter breed. Vergroot dit circuit en het wordt een structuur die zo complex is als een wereldstad. De hoeveelheid materiaal die in het uiteindelijk product terecht komt, is erg klein. Maar het vraagt heel wat geavanceerde bewerkingen (en dus energieverbruik van machines) om zo’n complex en gedetailleerd circuit vorm te geven.
De energie-intensieve natuur van digitale technologie is echter niet alleen het gevolg van gulzige productietechnieken – iets waar weinig aan te doen is. Minstens even belangrijk is de extreem korte levensduur van de meeste gadgets. Als digitale producten een leven lang zouden meegaan (of tenminste een decennium), dan zou ingebedde energie helemaal niet zo’n probleem zijn. De meeste computers en gadgets worden al na een paar jaar vervangen, vaak terwijl ze nog prima werken. Het aanpakken van deze snelle veroudering, grotendeels het gevolg van uitgekiende marketingstrategieën, zou dus de beste manier zijn om digitale technologie te verduurzamen.
Geef een reactie