Ligt de sleutel naar onze groene revolutie voor het oprapen op de bodem van de zee? Twijfels overheersen: ‘’Overal waar je iets weghaalt verstoor je iets.’’
In de uitgestrekte Stille Oceaan, tussen Hawaï en Mexico, op vijf dagen zeilen van het vasteland, dobberen in april van dit jaar drie schepen op het water. Eén schip is bemand met Europese onderzoekers, één schip met activisten van Greenpeace en het derde schip met de crew van het Belgische bedrijf Global Sea Mineral Resources (DEME-GSR). Op dit derde schip zijn de ogen gericht en is de onderzoeksapparatuur afgesteld. Aan boord bevindt zich een gloednieuw testapparaat voor diepzeemijnbouw: de Patania II, vernoemd naar ‘s werelds snelste rups. Het apparaat daalt af tot een diepte van 4,5 kilometer, om daar op de bodem van de oceaan – een plek die nog minder goed in kaart is gebracht dan Mars – aardappelvormige knollen van de zeebodem te mijnen.
De mangaanknollen die de Patania II verzamelt – op het eerste gezicht weinig interessante zwarte klonten – zitten vol gewilde metalen. Zoals mangaan, ijzer, koper, nikkel en kobalt; meer kobalt zelfs dan er op land voorradig is, zeggen wetenschappers. En met de groeiende vraag naar accu’s en chips worden deze grondstoffen in de diepe oceaan steeds aantrekkelijker voor landen en bedrijven. “Schone energietechnologieën gebruiken veel metalen”, zegt DEME-GSR in een persbericht over de eerste testduik van de Patania II. “We hebben deze knollen uit de diepzee nodig.”’ Volgens het bedrijf, dat de knollen vanaf 2028 commercieel wil mijnen, is diepzeemijnbouw (dat zich nu nog in de testfase bevindt) cruciaal in de strijd tegen klimaatverandering.
De bemanning van de andere twee schepen, de wetenschappers en milieuactivisten, zetten hier hun vraagtekens bij. Wat weten we eigenlijk van die mysterieuze onderwaterwereld waar de rups haar testritjes uitvoert?
Onbekende soorten
‘’Stel je die diepzee eens voor als een landschap zoals je dat ook boven water tegenkomt. Je hebt er bergketens, ravijnen en eindeloze vlaktes diepzeeklei. Vlaktes waarop duizenden van die mangaanknollen liggen’’, beschrijft marinebioloog Sabine Gollner van het Royal Netherlands Institute for Sea Research (NIOZ). ‘’Kijk je iets beter dan zie je rondom die knollen ook koralen en sponzen. Kom je nog iets dichterbij dan zitten er nog meer levende beestjes op die knollen en vind je allerlei kreeftjes en wormen. Soorten die we nog helemaal niet kennen.”
Gollner is onderdeel van het onderzoeksteam dat de effecten van de diepzeemijnbouw bestudeert, het JPI Oceans Mining Impact-project. Deze onafhankelijke EU-onderzoeksgroep wordt gefinancierd door verschillende lidstaten. Op het moment dat we Gollner spreken zit een groot deel van haar collega’s aan boord van het schip in de Stille Oceaan en volgt daar de testen van het GSR-schip op de voet. Zelf heeft ze als experiment nepknollen in de Stille Oceaan laten uitzetten om te kijken wat er allemaal leeft op de echte en op de nepknollen en wat extractie daarmee doet. Vanaf Texel houdt ze de ontwikkelingen bij. ‘’Bijna elke keer dat er in de diepzee een kreeftje of spons tevoorschijn komt, blijkt dat een nieuwe soort. Steeds weer kijk je dus naar iets wat daarvoor nog nooit door iemand is gezien!’’, zegt ze bevlogen.
Zoals octopus Casper bijvoorbeeld, die met zijn witte, bijna doorzichtige, verschijning is vernoemd naar het bekende spookje. Onderzoekers ontdekten het dier 5 jaar geleden. Casper legt eieren op de diepzeespons op de mangaanknollen en riskeert door het mijnen zijn broedgebied te verliezen. Weer andere organismen blijken, zoals steeds vaker het geval met nieuw ontdekt zeeleven, waardevol te kunnen zijn bij de ontwikkeling van medicijnen.
Kilometers onder water heeft het leven een ander ritme. Zo groeien de gewilde mangaanknollen met een aantal millimeters per miljoen jaar. Dat het mijnen van de knollen impact gaat hebben op de diepzee is voor Gollner, die haar woorden zorgvuldig kiest en ervoor past om als wetenschapper in een voor- of tegenkamp te worden getrokken, evident. ‘’Diepzeemijnen heeft effect op het leven in de zee, dat is heel duidelijk. Zonder impact gaat niet. Haal je deze knollen weg, dan blijven ze weg, net als de beestjes die er op leven.’’
En ook al is er veel over de diepzee dat we nog niet weten – meer dan 80 procent van de oceanen en zeeën is nog niet verkend – zeker is dat al die diepzee-beestjes samen uiterst belangrijk zijn voor connecties in het voedselsysteem onderwater, vertelt Gollner. ‘’Worden de knollen geoogst, dan verliest het diepzee-ecosysteem maar liefst een kwart van al zijn voedselconnecties.’’ Grootschalige verstoring van de zeebodem zou het ecosysteem uit evenwicht kunnen brengen en dat moet beter onderzocht. ‘’Wat er in die zeeën gebeurt gaat ons allemaal aan’’, zegt de marinebioloog. Diepzeemijnbouw vindt plaats in internationale wateren en dat is gemeenschappelijk erfgoed volgens de VN. ‘’We moeten weten wat de scenario’s zijn als we wel of niet mijnen. Pas dan kunnen we afwegingen maken.’’
Een oude bekende
Naast het schip met onderzoekers is er een derde vaartuig dat op de Stille Oceaan de Patania II in de gaten houdt. Het blijkt een oude bekende, de Rainbow Warrior van Greenpeace. Een geel zeil wappert vanaf het dek, met daarop de tekst: Stop Diepzeemijnbouw! ‘’Voor ons is het helder, diepzeemijnbouw mag niet beginnen”, zegt Saskia van Aalst, persmedewerker van Greenpeace, via een satellietverbinding. Op het moment dat Down to Earth Van Aalst spreekt dobbert zij in de Clarion-Clipperton-Zone, een gebied ruim 100 keer zo groot als Nederland, waar DEME-GSR exploratierechten heeft. ‘’We zien al dagen niets anders dan water.”
Door aanwezig te zijn en het testschip te volgen, vragen de bemanningsleden van de Rainbow Warrior internationaal aandacht voor de mijnactiviteiten. Ze monitoren de acties van het testschip op de voet en namen al bij de eerste actie van de Patania II tekenen van verstoring waar. ‘’Toen de mijnbouwmachine werd opgehaald zagen we een enorme vlek van zand en stof ontstaan. Het is zichtbaar dat er veel wordt omgewoeld op de diepzeebodem en dat gaat niet zachtzinnig.’’
Voor Greenpeace is het overduidelijk dat extractieve mijnbouw een grote ecologische impact zal hebben. Volgens de organisatie is de diepzee niet alleen een van de minst begrepen ecosystemen van de aarde die een grote biodiversiteit herbergt, ze fungeert ook als CO2-opslagplek. “Ongeveer 25 procent van alle CO2-emissies wordt door de oceaan geabsorbeerd”, waarschuwt de ngo. “En daarmee is de oceaan een van ’s werelds grootste ‘koolstofputten’.”
Waar de milieuactivisten zich ook grote zorgen om maken zijn de sedimentpluimen die bij het mijnen ontstaan. De knollenraper pakt niet alleen de knollen, maar neemt ook gruis, zand en klei mee en daar rijzen stofwolken bij op. Anders dan het omgewoelde stof kunnen deze sedimentpluimen over verre afstanden reizen, elders neerdwarrelen en daar het leven op de oceaanbodem verstikken. Hoe groot de pluimen zijn die de mijnbouwmachines creëren en hoe ver ze komen wordt nu nog onderzocht, onder meer door de wetenschappers van het JPI Oceans Mining Impact-project. Daar is deze exploratiefase voor bedoeld. Van Aalst: “Maar zeker is dat de impact veel verder reikt dan op de mijnbouwlocatie alleen.’’
Een gebied zo groot als de EU
Hóe groot de impact van diepzeemijnbouw zal zijn, heeft volgens betrokkenen alles te maken met de schaal waarop diepzeemijnbouw straks commercieel wordt toegestaan. De VN-organisatie die daarover gaat is de International Seabed Authority (ISA). De ISA vertegenwoordigt 167 landen en regelt het beheer en de exploitatie van de internationale wateren op aarde; zij legt vast wie waar de komende jaren mag opereren. De ISA heeft al een twintigtal bedrijven licenties gegeven om te testen, maar voordat die tot commerciële mijnbouw over kunnen gaan zal er eerst een Mijnbouwcode moeten worden opgesteld. Een eerste versie van de code ligt nu ter consultatie bij de leden en de verwachting is dat die code er volgend jaar komt.
In de code spreken landen allereerst met elkaar af welke gebieden er geëxploiteerd mogen worden en wie welk stukje zeebodem ‘krijgt’. Maar ze proberen ook tot milieuregels te komen en wijzen gebieden aan waar geen mijnbouw plaats mag vinden. Deze non-mining zones, ‘gebieden van bijzonder belang voor het milieu’, zijn volgens Gollner erg belangrijk. Stel dat er straks door de ISA exploitatie-contracten worden afgegeven voor een gebied zo groot als de EU, legt ze uit, dan is het belangrijk dat er ook een gebied met rust wordt gelaten. “Áls er mijnbouw komt, dan durf ik wel te stellen dat dat gecompenseerd moet worden.” En dan het liefst een gebied met dezelfde ecologische kenmerken als het te ontginnen gebied, voegt deze expert daar aan toe. Want gezien de traagheid van diepzeeprocessen is het volgens onderzoekers onwaarschijnlijk dat vernietigde habitatten zich in onze menselijke tijdspanne weer zullen herstellen.
Zeebodemstofzuigers
Daarbij mogen we ook erkennen dat het best uniek is, bepleit Rudy Helmons van de TU Delft, dat er in deze testfase van de diepzeemijnbouw drie schepen op 1.500 kilometer van de kust van Mexico naast elkaar liggen. Dat in het kielzog van GSR ook een schip vol wetenschappers vaart. Helmons is onderzoeker in offshore- en baggertechnieken en kent maar weinig bedrijven die zich kwetsbaar op durven stellen door een groep onafhankelijke onderzoekers mee te laten kijken. ‘’Die wetenschappers kijken kritisch, die zijn er om precies vast te leggen wat diepzeemijnen doet met het milieu.”
En dat is belangrijk, vindt Helmons, die op dit moment zelf ook een knollenstofzuiger ontwikkelt. DEME-GSR is lang niet de enige partij die experimenteert met de beste manier om mangaanknollen te mijnen, samen met de Nederlandse scheepsbouwer en leverancier van maritieme systemen Royal IHC is de TU Delft er druk mee. ‘’Ons doel met deze stofzuiger, The Collector 2.0, is om de sedimentpluim zo klein mogelijk te houden en zo min mogelijk te laten verspreiden.’’
Diepzeemijnbouw kan volgens Helmons een serieuze optie zijn, mits er meer onderzoek wordt gedaan om dat zo milieuvriendelijk mogelijk te doen. Dat er bij de testduiken zoveel wetenschappers meekijken is voor hem dan ook een positieve zaak: ‘’De verwachting is dat de vraag naar grondstoffen zo snel toeneemt dat je het niet gaat redden zonder nieuwe bronnen. Als we alle auto’s door een elektrisch exemplaar willen vervangen moeten daar wel genoeg grondstoffen voor in omloop zijn.’’ Met recyclen alleen, zoals veel milieuorganisaties bepleiten, komen we er volgens hem niet. ‘’Dat is niet 100 procent rendabel.” Er gaat altijd een deel van het te recyclen materiaal verloren omdat het niet kan worden hergebruikt. ‘’Het verlies aan materialen zal dan alsnog gecompenseerd moeten worden door nieuwe winning.’’
Beter in zee dan op land
Voor de industrie is diepzeemijnbouw niet alleen noodzakelijk, het is ook een goed alternatief voor de problemen die het delven naar grondstoffen op land met zich meebrengt. Extractie, maar dan zonder de kinderarbeid en gezondheidsrisico’s die veel mijnen op het land kenmerken. Dit plaatje van een mensenrechtenschending-vrije vorm van grondstofdelving klinkt aanlokkelijk, maar is Van Aalst een doorn in het oog. ‘’Het is niet zo dat we, wanneer we met diepzeemijnbouw beginnen, meteen stoppen met mijnbouw op land’’, zegt zij. ‘’Het wordt gewoon dubbelop.”
Daarin staat Greenpeace niet alleen. Ook het Wereld Natuur Fonds (WNF) pleit tegen het ontginnen van nieuwe grondstofvoorraden. Eerder dit jaar kwam de natuurclub met een ban op diepzeemijnbouw en kreeg daarvoor bijval uit onverwachte hoek: de autogigant BMW liet samen met Volvo, Samsung en Google weten voorlopig niets in diepzeemijnbouw te zien. “Door zich aan de oproep van WNF te verbinden zeggen de bedrijven toe geen mineralen van de zeebodem te halen, de mineralen uit hun bevoorradingsketens te weren en geen diepzeemijnbouwactiviteiten te financieren zolang de milieu-impact nog niet duidelijk is”, stelt WNF in een verklaring. Aan Reuters liet ook Volkswagen weten dat grondstoffen uit diepzeemijnbouw momenteel ‘geen optie’ zijn voor het bedrijf, omdat er onvoldoende wetenschappelijke gegevens zijn om de milieurisico’s te kunnen beoordelen. ‘’Wij zijn dus niet alleen”, zegt Van Aalst. ‘’Zelfs de auto-industrie zegt: we kunnen beter slimmere, kobaltvrije-auto’s bouwen.”
Ook het bedrijf DEME-GSR zelf geeft in een persbericht aan dat er nog veel vragen openstaan over de gevolgen van hun acties voor de biodiversiteit in de oceaan. “Het is om die reden dat we besloten om samen te werken met de Europese onderzoeksgroep.” Wat het uiteindelijke vonnis van het door de EU geïnitieerde onderzoeksteam van de JPI Oceans Mining Impact-project zal zijn, moet later dit jaar blijken – net als de vraag of het bedrijf zich dan ook bij dat vonnis neer zal leggen. De uitkomst kan volgens de wetenschappers zelf nog alle kanten opgaan: van een ”no-go voor diepzeemijnbouw” tot ”exploitatie onder die en die omstandigheden”, laat een wetenschapper vanaf het schip weten in een persbericht.
Toch zal ook een go van de onderzoekers en ISA niet betekenen dat commerciële exploitatie direct van start gaat. Voordat diepzeemijnbouw rendabel is moet er nog veel worden getest en onderzocht. Helmons noemt het streven van DEME-GSR om in 2027 volledig operationeel zijn, dan ook “behoorlijk ambitieus”.
Diepzeemijnbouw gaat over de toekomst en die kunnen we anders inkleuren, hoopt Van Aalst: ”We kunnen nu nog nee zeggen tegen onherstelbare schade aan zeebodem en oceanen. En daar doen wij alles aan om dat te bereiken.’’
[…] proef met zeewinning van mineralen in de Stille Oceaan op 900 m diepte nabij Japan blijkt zeker een jaar nadat de […]