Een radicale maatschappijverandering is nodig als antwoord op de huidige crisis. Dat zegt Milieudefensie in haar nieuwe visie. Het ongebreidelde vrijemarktdenken moet plaatsmaken voor een economie, waarbij iedereen een eerlijk deel krijgt zonder dat de aarde ‘overbelast’ raakt. Maar hoe verander je de maatschappij?
“De maatschappij veranderen, hoe doe je dat?” Deze vraag bliept eind juni op in mijn mailbox. Of ik een artikel over dit onderwerp wil schrijven. Dat die vraag op mijn bordje belandt, is niet toevallig. Milieudefensie is bezig met het herformuleren van haar visie en ik heb daarbij hand- en spandiensten verleend.
Opvallend in die nieuwe visie is de bijna alarmerende toon, die afwijkt van de pragmatische benadering die Milieudefensie tot nu toe heeft gekenmerkt. De huidige samenleving en economie zijn niet duurzaam en rechtvaardig, stelt Milieudefensie. “Daardoor ontstaan grote sociale en ecologische problemen, die in toenemende mate tot complete ontwrichting leiden. Het is vijf voor twaalf, en in sommige gevallen vijf óver twaalf.”
Volgens Milieudefensie is de Ecologische Voetafdruk van Nederland, de optelsom van de totale consumptie uitgedrukt in hectares, drieënhalf keer groter dan waar we op grond van een eerlijke verdeling – het ‘eerlijk-aarde-aandeel’ – recht op hebben. We consumeren dus alsof we drieënhalve aarde tot onze beschikking hebben. En daar komen dan nog de economische, financiële en sociale crises bij.
We komen er niet met een beetje minder en een beetje anders dan gebruikelijk, er is een ingrijpende systeemverandering nodig, een structurele verandering van de economie en de samenleving, zegt Milieudefensie.
Sufficiency is het adagium, een ecologische voetafdruk die in overeenstemming is met de draagkracht van de aarde, waarbij iedereen een gelijk deel krijgt. Dat betekent volgens Milieudefensie in ieder geval een afscheid van fossiele brandstoffen, het optuigen van een kringloopeconomie en een versterking van de zeggenschap van de samenleving over de economie en multinationale bedrijven.
Milieudefensie wil daarbij een rol spelen. Waar de organisatie sinds haar oprichting vooral problemen heeft geagendeerd en optrad als waakhond, wil ze nu richting geven aan het maatschappelijke veranderingsproces.
Neoliberalisme
Mensen veranderen de maatschappij permanent, bewust en onbewust, maar kan een organisatie een structurele verandering bewerkstelligen? Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig, toen ik volwassen werd, was de systeemcrisis niet minder diepgaand dan nu. Samenvattend: woningnood, massawerkloosheid, Koude Oorlog, oliecrisis, kruisraketten, milieuvervuiling, kerncentrales. Mijn actiebereidheid – zo noemden we dat – was fenomenaal: bijna wekelijks was ik wel ergens aan het demonstreren, blokkeren, kraken of bezetten. En vol overgave bouwde ik, behorend tot de Verloren Generatie, mee aan een parallelle (tegen)economie. ‘Delen als het nieuwe hebben’ werd toen al uitgevonden. Een radicale omwenteling leek binnen handbereik.
Wat ik ernstig had onderschat, was de veerkracht van de reële economie.
In de VS en Groot-Brittannië namen respectievelijk Ronald Reagan en Margaret Thatcher de touwtjes in handen. Ze voerden een politiek van deregulering, privatisering, korten van sociale uitgaven en ruim baan voor de vrije markt. Neoliberalisme dus. En het werkte. De economie groeide, de werkgelegenheid nam toe (ondanks vele sombere voorspellingen van jobless growth) en om mij heen vond de een na de ander een betaalde baan. Ik had geen zin achterblijver te worden en ging ze achterna. Het systeem bleek veel flexibeler dan ik had gedacht: het wist zich aan te passen aan de nieuwe omstandigheden.
Blaast Milieudefensie dan niet te hoog van de toren door een systeemverandering te willen? Is het niet de taak van Milieudefensie zich in te zetten voor randvoorwaarden, zoals een plafond en prijs voor CO2, en het aan de maatschappij over te laten hoe daarbinnen wordt geproduceerd en geconsumeerd?
Van de andere kant: de urgentie is nu veel groter dan 25 jaar geleden. Zeer waarschijnlijk schieten we in de tweede helft van deze eeuw over de ‘veilige’ grens van twee graden temperatuurstijging. Dat zal leiden tot ongekende problemen, waaronder ernstige watertekorten, verlies aan biodiversiteit, landbouwproblemen. Die tikkende tijdbom stelt ons voor grote problemen. Is daarvoor een ingrijpende systeemverandering nodig? Zo ja: hoe krijg je die voor elkaar?
Omkiepen
“Stapsgewijze verandering is niet genoeg om het systeem fundamenteel te veranderen”, licht Duncan McLaren toe. We praten via Skype, want hij zit in Västerås, een Zweedse stad honderd kilometer ten oosten van Stockholm. “Om te voorkomen dat het kapitalistische systeem het wiel opnieuw uitvindt, moeten we radicaal veranderen, daar ben ik heel eerlijk in.”
McLaren werkte vele jaren voor Friends of the Earth en is nu onderzoeker en adviseur. In 2011 hield hij tijdens de jaarvergadering van Friends of the Earth Europe een lezing over transformatieve verandering. “Je vernietigt het bestaande systeem en zet er iets anders voor in de plaats.” Die lezing vormt een van de peilers waarop Milieudefensie haar nieuwe visie bouwt.
Radicaal veranderen, dat klinkt als revolutie. Maar daar is McLaren minder van gecharmeerd. “Revoluties creëren een machtsvacuüm waar ook onderdrukkende krachten in kunnen duiken. Dat is in het verleden bij revoluties meestal gebeurd.”
Meer gecharmeerd is hij van andere vormen van transformatie: subversion en reinvention. “Bij subversion kijk je naar paradoxen en zwakke onderdelen die het systeem met kleine interventies doen omkiepen.” In het geval van reinvention negeer je het systeem door alternatieven te ontwikkelen. “Ik ben voor een combinatie van beide.”
Kantelpunten
In Nederland is het woord transitie in zwang om structurele veranderingen te typeren. Transitie klinkt vriendelijker dan revolutie, maar komt op hetzelfde neer. Dé Nederlandse transitiespecialist is Jan Rotmans van het actieonderzoeksinstituut Dutch Research Institute for Transitions (DRIFT) aan de Erasmus Universiteit. Hij ziet in de stapeling van crises een zegen. “Crises zijn de ideale voedingsbodem voor transities”, schrijft Rotmans in zijn boek In het oog van de orkaan. Maar Rotmans heeft geen tijd voor een gesprek, want er moet een boek af.
Glukkig weet zijn collega professor Derk Loorbach, directeur van DRIFT, ook wel raad met transitievraagstukken. “Systemen ontwikkelen zich naar een evenwichtstoestand, dan functioneren ze optimaal. Zo hebben we een energiesysteem gebouwd dat is gebaseerd op goedkope fossiele grondstoffen met grote centrales, die middels een enorme infrastructuur gigantische hoeveelheden aansluitingen realiseren. Van nature ontstaat dan een dynamiek om dat systeem te optimaliseren, door de efficiency te verbeteren, filters op pijpen te plaatsen, besparing te stimuleren, enzovoort. Daarmee maak je het systeem op de korte termijn sterker, maar op lange termijn juist kwetsbaarder: de veerkracht en de flexibiliteit verminderen. Het heeft belang bij de status-quo en heeft steeds meer moeite zich aan te passen aan de veranderende omgeving, zoals de toenemende concurrentie van decentrale energieopwekking. We hebben dit systeem niet voor niks gedurende decennia met veel geld opgebouwd, dus we willen er niet zomaar vanaf. Totdat het te laat is, dan zie je vaak disruptieve veranderingen.”
Loorbach zegt dat diverse systemen op zo’n kantelpunt zijn aangekomen. “We zitten aan het einde van de levenscyclus van alle moderne industriële systemen: landbouw, energie, mobiliteit. De bevolkingsgroei stabiliseert, de economie groeit minder hard, de rek is eruit. Overal zie je alternatieve manieren van denken, werken en organiseren exponentieel groeien. Dat kan niet anders dan tot kantelingen leiden.”
Dat klinkt nogal deterministisch, werp ik tegen, maar zo bedoelt hij het niet. “In tegenstelling tot vroeger hebben de huidige systemen geen duidelijke machtscentra. Opstomen naar het paleis en de macht overnemen kan niet meer. Wij spreken daarom bij voorkeur over evolutionaire revoluties, die je op de langere termijn als revoluties kunt zien, maar in de dagelijkse praktijk veel meer evolutionair zijn.”
De associatie van systeemverandering met een ouderwetse revolutie – die bij voorkeur haar eigen kinderen opeet – klopt dus niet. Je kunt ook kantelpunten aangrijpen om een systeem te veranderen en tegelijk van onderop alternatieven opbouwen – evolutionaire revoluties. Als de veranderingen maar radicaal genoeg zijn om te voorkomen dat een systeem voort kan gaan in een nieuwe gedaante.
Radicaal taalgebruik
De inmiddels honderden energiecoöperaties staan model voor ‘het alternatief van onderop’. Zijn zij in staat het energiesysteem te doen kantelen? In zijn nieuwbouwhuis in Groningen laat de apetrotse Frans Stokman zijn geavanceerde energie-installatie zien, met warmtepomp en zonnepanelen. Sinds kort kan Stokman energie uitwisselen met achttien straatgenoten, die net als hij meedoen aan het demonstratieproject PowerMatching City.
Frans Stokman is hoogleraar sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij onderzoekt de transitie van de energievoorziening richting duurzaamheid en decentrale opwekking. De bereidheid van burgers om daaraan deel te nemen is cruciaal. Om daar achter te komen en de transitie handen en voeten te geven, richtte hij in 2011 Grunneger Power op, een energiecoöperatie voor de stad Groningen. Stokman is voorzitter van het bestuur.
Stokman is een beminnelijke en gemoedelijke man, die ondanks zijn 72 jaar nog steeds onderwijs en onderzoek binnen de universiteit verricht. Zijn taalgebruik is dat van de radicale activist. “Het belangrijkste is dat we af moeten van de eenzijdige afhankelijkheid van een paar grote bedrijven en landen. We moeten toe naar een systeem van wederzijdse lokale afhankelijkheden. Op deze manier garandeer je dat de besluitvorming zo lokaal mogelijk gebeurt. Dat betekent ook afscheid nemen van de fossiele energie en de lineaire economie. We kunnen niet langer grondstoffen gebruiken en daarna weggooien. We moeten een nieuwe circulaire economie opbouwen, en de energietransitie geeft ons die mogelijkheid.”
Volgens Stokman zitten we in een transitieperiode, die per definitie gepaard gaat met onzekerheden. “We kunnen nu nog niet bedenken welke extra voordelen en mogelijkheden lokale energieopwekking oplevert. Vergelijk het met de opkomst van de computer. Nu zijn we zo ver dat we met onze smartphone foto’s maken en delen, mailen, filmpjes kijken, navigeren, betalen, muziek luisteren, dingen opzoeken – functies die we toen niet kenden. Dat ga je op het terrein van energie ook zien.”
Vorig jaar verdubbelde het aantal zonnepanelen in Nederland. Stokman: “Voorlopig gaat die groei exponentieel. Een verdubbeling van een verdubbeling is een verviervoudiging.” De nieuwe uitdaging is het opslaan van die energie en het aan elkaar leveren. “Dan komen de energiebedrijven in grote problemen. Hun businessmodel verdwijnt. Als je mij vraagt hoeveel energie over twintig jaar kost, zeg ik: niks. Want iedereen produceert dan zijn eigen energie. Fossiele energie produceren is dan onrendabel.”
Maar hoe kom je in hemelsnaam van 4,4 procent hernieuwbare energie naar 100? Stokman: “In 2030 is het bekeken. Daar ben ik heilig van overtuigd. De grote hindernis is de politiek. Zie het verschil tussen Duitsland en Nederland. Maar we zullen de politiek ondermijnen. Als minister Kamp van Economische Zaken de zelflevering aan het net wil belasten, dan heeft binnen de kortste keren iedereen een batterij om de energie op te slaan. We halen de politiek gewoon onderuit!”
Bevrijde burgers
Op naar Den Haag, waar het Planbureau voor de Leefomgeving zetelt. Van directeur Maarten Hajer wil ik weten hoe je energiecoöperaties moet duiden. Is hier sprake van een transitie/transformatie/systeemverandering/revolutie? Op zijn bureau ligt de recente PBL-studie Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief en interactie met gemeenten.
Hajer: “In termen van percentages opgewekte energie is het nog helemaal niets. Maar in termen van sociale innovatie wél heel interessant. Ik denk dat ze een uitdrukking zijn van een sociaal kantelpunt: burgers willen worden bevrijd uit de pure consumentenrol. En ze kunnen het ook. Je ziet die trend overal. Burgers slaan aan het experimenteren met voedsel, ze boeken zonder bemiddeling hun vakanties. Niet iedereen doet dat, maar zij die het wél doen maken de corporate wereld aardig zenuwachtig. Energiecoöperaties houden druk op het systeem en kunnen innovatie aanjagen.”
Eergiecoöperaties zullen niet snel verdwijnen, denkt Hajer. “In alle sectoren zie je een verandering van op efficiëntie gerichte grootschalige organisaties naar organisaties die fluïde zijn, sneller kunnen veranderen. Energiecoöperaties zijn lichte organisaties, geen molochs die dertig jaar vooruit moeten plannen.”
Maar in tegenstelling tot Stokman gelooft Hajer niet dat het kantelpunt nabij is. “Ik weet zéker dat we niet in staat zullen zijn ons in 2030 met hernieuwbare energie te voeden. We zitten nu op minder dan vijf procent, en de bulk daarvan komt voor rekening van het bijstoken van biomassa. Het is een druppel op de gloeiende plaat. Weinig mensen realiseren zich hoe fossiel onze samenleving is. Alle windmolens samen produceren evenveel energie als de Amercentrale. Op een groot dak kunnen negen zonnepanelen. Daarmee wek je misschien de helft van je elektriciteit op. En dan hebben we het nog niet over de warmtevraag. Dan praat je alleen over huishoudens, niet over transport en industrie. Dus we hebben nog een lange weg te gaan.”
Faciliterende structuur
Stokan versus Hajer laat mooi zien wat de kracht en zwakte is van de strijd om een ander energiesysteem. De kracht van lokale energieopwekking is dat het leuk is om te doen, kosten bespaart, bijdraagt aan gemeenschapsvorming en actief klimaatverandering tegengaat. De zwakte schuilt in de kleine schaal, waardoor het nog lang gaat duren voordat het een deuk in een pakje boter kan slaan, en het onderling nauw verweven energiesysteem: wind- en zonne‘boeren’ kunnen hun overtollige stroom niet opslaan en leveren die aan het net. Daarmee komt het probleem van de pieken en dalen in het groene stroomaanbod wrang genoeg terecht op het bord van het vermaledijde oude systeem.
Lorbach zegt daarover: “Je moet oppassen lokale energieopwekking als compleet alternatief te zien. Veel alternatieven geven de richting aan, maar je hebt een sterk faciliterende structuur nodig. Thema’s als gelijkheid, inclusie, transparantie en toegang tot voorzieningen komen weer terug. Veel mensen kunnen niet zo maar omschakelen van consument naar producent, niet iedereen wil dat. Hoe ga je dan de besluitvorming regelen? Hetzelfde geldt voor bottom- up of top-down: het is hybride. In Lochem is de financiële en administratieve afhandeling van de plaatselijke energiecoöperatie in handen van Eneco.”
De noodzaak van verandering – ik kan er een heel eind in meegaan, zeker als het om de opwarming van het klimaat gaat. Eergisteren stond onze straat blank na een hoosbui en moest de brandweer eraan te pas komen om kruipruimtes leeg te pompen. Ik denk dat verandering alleen kans van slagen heeft als je samenwerkt met veranderingsgezinde krachten uit het ‘oude systeem’. En uiteraard niet nalaat achterblijvers en notoire vervuilers aan te pakken.
Maar het systeem opzij schuiven? Dat kun je vergeten: het is ongelooflijk taai en tot in de kleinste haarvaten vervlochten met de maatschappij. Om nog even terug te grijpen op het jargon van de jaren zeventig en tachtig: van revolutionair ben ik getransformeerd tot reformist. Het zal de leeftijd zijn.
roland zegt
“Als minister Kamp van Economische Zaken de zelflevering aan het net wil belasten, dan heeft binnen de kortste keren iedereen een batterij om de energie op te slaan. We halen de politiek gewoon onderuit!”
– In Duitsland, waar bij stroomteruglevering een steeds lager bedrag wordt vergoed, zijn die massale batterijen niet niet te zien.
Lopen ze daar dan zo achter?
Erikwim zegt
Klopt, maar die batterijen zijn wel in ontwikkeling en steeds meer leverbaar en zullen ook vrij snel standaard bijgelevrd gaan worden. Zie SMA Solar http://www.sma.de/en/newsroom/current-news/news-details/news/4283-sunny-boy-smart-energy-from-sma-distinguished-with-the-intersolar-award-2013.html