Klimaatverandering leidt tot extreme weersomstandigheden, maar ook tot extreme ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Daphina Misiedjan wil met wet- en regelgeving de ongelijkheid tussen én binnen landen terugdringen. “Je kunnen aanpassen aan klimaatverandering is nu een privilege.”
Technologie, subsidies en klimaatfondsen breder toegankelijk maken, beter luisteren naar minderheidsgroepen, rechten geven aan de natuur… Mogelijkheden om de wereld rechtvaardiger te maken, zijn er volgens onderzoeker en jurist Daphina Misiedjan genoeg. Maar dan moeten we wel eerst de achterliggende problemen bespreekbaar maken. “Ongelijkheid en onrechtvaardigheid in relatie tot klimaat en milieu – of in één woord: klimaatonrechtvaardigheid – zijn nu nog te veel een blinde vlek.”
Technologie, subsidies en klimaatfondsen breder toegankelijk maken, beter luisteren naar minderheidsgroepen, rechten geven aan de natuur… Mogelijkheden om de wereld rechtvaardiger te maken, zijn er volgens onderzoeker en jurist Daphina Misiedjan genoeg. Maar dan moeten we wel eerst de achterliggende problemen bespreekbaar maken. “Ongelijkheid en onrechtvaardigheid in relatie tot klimaat en milieu – of in één woord: klimaatonrechtvaardigheid – zijn nu nog te veel een blinde vlek.”
Wat is klimaatonrechtvaardigheid precies?
“Het onrechtvaardige zit ‘m met name in de verhouding tussen bijdrage en impact. Bepaalde groepen of landen hebben nauwelijks een aandeel in klimaatverandering, maar ondervinden er wél de ernstigste gevolgen van. Denk aan inwoners van kwetsbare regio’s, zoals eilandstaatjes die lijden onder zeespiegelstijging. Of gebieden die kampen met extreme droogte of wateroverlast. Vaak hebben ze ook nog eens weinig middelen om zich daartegen te wapenen, laat staan te verhuizen.
Tegelijkertijd profiteren de veroorzakers – vaak rijke westerse landen – van hun schadelijke activiteiten. Ze kunnen zich economisch verder ontwikkelen, waardoor de levensstandaard toeneemt. Ze hebben de luxe dat ze maatregelen kunnen nemen tegen de gevolgen van klimaatverandering en kunnen investeren in duurzame energie. Dat laatste lijkt positief, maar zorgt ook weer voor meer ongelijkheid. Voor zonnepanelen zijn bijvoorbeeld grondstoffen nodig die worden gewonnen in gebieden zoals Congo, waar mensenrechtenschendingen, conflicten en milieuvervuiling aan de orde van de dag zijn. En bij de productie en het transport wordt veel CO₂ uitgestoten.”
Speelt klimaatonrechtvaardigheid ook binnen landen zelf?
“Zeker. Gemarginaliseerde groepen wonen bijvoorbeeld vaak op plekken waar ook milieuonvriendelijke activiteiten zijn, zoals industrie. Dat zijn ongezonde plaatsen om te leven. Kanker komt bijvoorbeeld vaker voor in wijken met veel luchtvervuiling. Omdat deze mensen daar zelf niks aan kunnen veranderen, moet je ze op z’n minst compenseren, bijvoorbeeld door de toegang tot gezondheidszorg te vergemakkelijken. Maar beter nog is voorkomen dat mensen worden blootgesteld aan vervuiling. Het helpt ook om die wijken te vergroenen. Vooral armere buurten zijn vaak erg versteend, waardoor bewoners meer last hebben van extreme hitte en wateroverlast.
Ook binnen het Nederlands Koninkrijk is sprake van ongelijkheid en onrechtvaardigheid. De klimaatdoelen gelden bijvoorbeeld níét voor het Caribische deel – niet voor de autonome eilanden en ook niet voor de bijzondere gemeenten. Om de energie betaalbaar te houden, bouwt Bonaire nu een nieuwe brandstofopslag. Terwijl er al lang voldoende zonne-energie beschikbaar zou zijn geweest als de energietransitie daar eerder in gang was gezet.”
Hoe kan dat? Nederland is toch verantwoordelijk voor deze eilanden?
“De officiële verklaring van de Nederlandse overheid is dat er te weinig capaciteit is om internationale verdragen daar in te voeren. Dat is deels waar, maar het is natuurlijk wel een beetje een slap excuus. De eerste klimaatverdragen stammen al uit 1992. Nederland heeft 30 jaar de tijd gehad om een plan te maken voor CO₂-reductie, duurzame energieopwekking en klimaatadaptatie. Het was dus een bewuste keuze. Van oudsher is er weinig aandacht voor het Caribische deel. Dat zie je ook bij armoedebestrijding. De consumentenbond van Bonaire is een rechtszaak gestart tegen de Nederlandse overheid omdat zij te weinig doet tegen armoede.”
Veel voorbeelden bevatten een tegenstelling tussen arm en rijk. Hangt klimaatonrechtvaardigheid altijd samen met sociaaleconomische ongelijkheid?
“Voor een groot deel wel. Vaak versterkt het een het ander. Kijk naar de energietransitie: die is hoofdzakelijk gericht op het gebruik van zonnepanelen, warmtepompen en elektrische auto’s. Dure oplossingen voor mensen met een goed inkomen. En dan hebben ze ook nog eens toegang tot allerlei subsidies. Ondertussen zien mensen met een laag inkomen hun energierekening alleen maar stijgen, zonder zicht op een duurzame oplossing. We moeten veel meer kijken naar oplossingen waar iedereen van profiteert. Dat er sinds kort subsidies beschikbaar zijn voor het verduurzamen van sociale huurwoningen is een goede stap.
Daarnaast zijn gemarginaliseerde groepen minder mondig en worden ze minder snel gehoord. In de energietransitie wordt vooral gelobbyd door partijen die hiervoor het geld en de middelen hebben, zoals grote bedrijven. Daardoor profiteert vervolgens maar een kleine groep van de oplossingen. Je kunnen aanpassen aan klimaatverandering wordt zo een privilege. Het gebrek aan mondigheid maakt het bovendien lastig een probleem echt goed in beeld te krijgen. Ik was ooit voor een onderzoek in Jemen, waar ik met inwoners wilde praten over de toegang tot drinkwater. De mensen die voor zo’n gesprek de tijd hadden, waren alleen niet degenen met het grootste probleem. De mensen die er wel onder lijden, vooral armere mensen, kreeg ik nauwelijks te spreken. Die waren veel te druk met overleven.”
Wat kunnen we doen tegen al die ongelijkheid en onrechtvaardigheid?
“In de eerste plaats landen die vervuiling veroorzaken laten meebetalen aan de schade die ze aanrichten, ook op andere plekken. Dat gebeurt al steeds meer. Nederland heeft 100 miljoen euro toegezegd voor een internationaal klimaatfonds. Het probleem is dat landen die het geld nodig hebben moeizaam toegang krijgen tot deze fondsen. Dat ligt vooral aan de bureaucratische rompslomp. Bij het indienen van een aanvraag moet je eerst een scala aan regels en processen doorlopen, veel landen beschikken niet over de capaciteit en kennis daarvoor. Die procedure moet veel eenvoudiger worden.
Ook als een aanvraag is goedgekeurd, is het nog altijd niet duidelijk wanneer het geld beschikbaar zal zijn. Daar zitten namelijk allerlei partijen tussen, zoals grote hulporganisaties. Sint-Maarten wacht bijvoorbeeld nog steeds op een deel van het geld voor de wederopbouw, na de vernieling van orkaan Irma. Dat was in 2017! Het zou helpen als het geld directer aan lokale organisaties wordt gegeven.
Verder moeten we kennis en techniek beter beschikbaar maken voor armere landen. Die intentie is er wel, maar veel is nog op vrijwillige basis, waardoor het in de praktijk te weinig gebeurt.”
Hoe probeert u als jurist zelf bij te dragen aan meer rechtvaardigheid?
“Ik kijk hoe betere wet- en regelgeving ongelijkheid kan verminderen en – liever nog – voorkomen. Ik houd me veel bezig met drinkwater als mensenrecht. Ik heb bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de toegang tot drinkwater in Suriname. Door het ontbreken van goede infrastructuur hebben sommige groepen geen beschikking over schoon water, terwijl ze bijvoorbeeld wel aan een rivier wonen.”
Tijdens dat onderzoek in Suriname, het land waar haar ouders vandaan komen, zag Misiedjan voor het eerst van dichtbij hoe de rechten van minderheidsgroepen minder waard bleken dan die van anderen.
“Mijn familie behoort tot zo’n minderheidsgroep. Het raakte me dus ook persoonlijk. Ik vind het schokkend dat mensen de dupe zijn van iets waar ze geen invloed op hebben. Dat waar je wordt geboren, bepaalt in hoeverre je een veilig en gezond leven kan leiden. Vroeger had ik de illusie dat iedereen daar evenveel recht op had.
Het vraagstuk over toegang tot drinkwater is overigens geen ver-van-ons-bed-show. In Nederland worden gezinnen die hun waterrekening niet kunnen betalen afgesloten van drinkwater. Zelfs als ze bezig zijn met terugbetalen. Ik vind dat niet kunnen. In landen om ons heen, zoals België en Frankrijk, betaalt de gemeente de waterrekening wanneer iemand die niet kan voldoen. Dat zou hier ook moeten gebeuren. Drinkwater hoeft niet gratis te zijn, maar je mag mensen niet afsluiten. Zeker niet als er kinderen in het spel zijn. Die kunnen niks doen aan de financiële situatie van hun ouders.”
Vanuit haar juridische achtergrond volgt Misiedjan ook het toenemend aantal klimaatzaken, zoals die van Milieudefensie tegen Shell en Urgenda tegen de Nederlandse staat. Zaken die volgens haar onderwerpen tackelen die voor het recht heel uitdagend zijn.
Zijn deze klimaatzaken belangrijk?
“Jazeker! Ze gaan over territoriale verantwoordelijkheden van bedrijven en de zorgplicht van de overheid voor huidige en toekomstige generaties. Ook al ben je niet compleet verantwoordelijk voor klimaatverandering, je moet wel de verantwoordelijkheid nemen voor je eigen bijdrage. De uitspraken van de rechter laten zien dat het recht verandering kan faciliteren. Dat is een goede ontwikkeling. Tegelijkertijd moeten we erkennen dat het recht nog te vaak de kant van de macht kiest.”
Maar het recht is toch altijd neutraal?
“Dat is een misvatting. Uiteindelijk zijn het nog altijd mensen die de wet bepalen. Vaak mensen met politieke macht. De ervaring leert dat economische belangen voor hen nog weleens zwaarder wegen dan sociale belangen. Daarnaast is het recht niet voor alle mensen even toegankelijk. Niet iedereen heeft de tijd, informatie en middelen om een klacht in te dienen en naar de rechter te gaan. Dus zelfs als het recht aan jouw kant staat, betekent dat nog niet dat je er wat aan hebt.”
Hoe doorbreken we dit soort machtsstructuren?
“Dat is een eeuwenoude vraag. En ik vrees dat het altijd een uitdaging zal blijven. Al laat de geschiedenis ook zien dat de macht niet altijd wint en minderheidsgroepen enorm weerbaar en veerkrachtig zijn. Die groepen moeten dan wel de ruimte krijgen om hun stem te laten horen. Dat kan door het recht op demonstreren te beschermen en minderheden meer spreektijd en zeggenschap te geven in internationale instituties, zoals de Verenigde Naties.
Steeds meer kleine landen zetten nu het recht in om gehoord te worden. Zo is een groep eilanden in de Stille Oceaan naar het Internationaal Gerechtshof gestapt om vervuilende landen te verplichten meer te doen tegen klimaatverandering. Een andere manier om meer tegengas te geven in de wet, is via de politiek. In Nieuw-Zeeland komen Maori-parlementsleden bijvoorbeeld op voor de belangen van de natuur.”
Hoe veranker je de belangen van de natuur in de wet?
“Door natuur – rivieren, bergen en bossen – rechten te geven. Net als personen en bedrijven. In een aantal landen is dat al het geval, zoals in Nieuw-Zeeland en Bangladesh. Dan gaat het bijvoorbeeld om het recht op goede kwaliteit en het recht om hersteld te worden. Bij het formuleren van deze belangen zijn ecologen betrokken. Wanneer de rechten worden geschonden, kan een voogd de natuur vertegenwoordigen in de rechtbank. Misbruik van deze rechten ligt wel op de loer. In Bangladesh worden bijvoorbeeld mensen die in informele huizen langs rivieren wonen verjaagd onder het mom van natuurlijke belangen.”
Denkt u nooit: ik kan maar beter activist worden?
“Ik ben niet iemand die op de barricade gaat staan, dat laat ik liever over aan anderen. Wel hoop ik als onderzoeker bij te dragen aan verandering. Ik meng me in het maatschappelijk debat en probeer in gesprekken met overheden beleid te beïnvloeden. Maar ik wil ook ruimte bieden aan mensen die minder snel gehoord worden. Als ik een aanvraag krijg om ergens te spreken en ik denk dat een ander hier meer geschikt voor is, zoals iemand uit een gemarginaliseerde groep, dan sta ik mijn plaats liever af. Dat voelt rechtvaardiger.”
Hoe staat het met ongelijkheid binnen de wetenschap?
“Daar is ook nog wel wat winst te behalen. Wetenschap brengt een bepaalde ethiek met zich mee. Als onderzoeker moet je heel zorgvuldig omgaan met de informatie die je verzamelt: wat voor info is het, van wie komt het, wat doe ik ermee, wie verdient de credits? Die vragen worden alleen niet altijd gesteld. Daardoor is wetenschap soms nog te veel een manier om geld te verdienen over de rug van anderen. Ik vind dat je ook iets moet teruggeven aan de mensen die je onderzoekt en spreekt. Laat hun zien wat je onderzoekt en meedenken over de invulling, deel je bevindingen en noem onderzoekers die je citeert bij hun naam. Te vaak nog willen wetenschappers zelf strijken met de eer. Al zijn er wel steeds meer universiteiten met ethische commissies die onderzoeksmethoden beoordelen.”
Hoe gaat u daar zelf mee om?
“Als ik mijn eigen eerdere onderzoek nu teruglees, zie ik dat ik daar ook weleens in tekortschoot. Door kritisch naar m’n eigen werk te kijken, ben ik dingen anders gaan doen. Bijvoorbeeld gemarginaliseerde groepen meer en in een eerder stadium bij mijn onderzoek betrekken. Al is dat niet altijd even makkelijk, zoals in Jemen bleek. Met goede zelfreflectie maken we de wetenschap geloofwaardiger en rechtvaardiger.”
Biografie
Mr. dr. Daphina Misiedjan is universitair docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht en assistant professor aan het International Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag. Daarnaast is ze als expert verbonden aan het Harmony With Nature Program van de Verenigde Naties.
Misiedjan is gespecialiseerd in mensenrechten, milieu en sociale rechtvaardigheid. Ze deed onderzoek in onder meer Suriname, Jemen, Nieuw-Zeeland, Nederland en Zuid-Afrika. Vanwege de relevantie van haar onderzoek ontving Misiedjan in 2017 de Black Achievement Encouragement Award en in 2018 de Agnites Vrolik Prijs.
[…] de bron ga je naar het artikel. Wij zoeken met plezier voor je naar nieuws over het […]