Natuur is te duur. Een ‘linkse hobby’, vond het vorige kabinet. Het kan best goedkoper, vindt ook dit kabinet. De natuurbeherende organisaties bezinnen zich op de toekomst.
Zeventig procent moest er vanaf, van het budget voor natuur in Nederland. Dát was schrikken… Onder ronkende taal van Henk Bleker, kabinet Rutte I, werd er drastisch gehakt in deze ‘linkse hobby’: de Ecologische Hoofdstructuur, het Europese natuurnetwerk waarvoor we toch al niet op schema lagen, moest kleiner. De daarbij horende geplande ‘robuuste verbindingen’ die van de losse gebieden een daadwerkelijk netwerk moesten maken, vond het kabinet niet nodig. Het natuurbeleid, inclusief ingekrompen budget, werd bovendien gedecentraliseerd naar de provincies. De Nationale Parken moesten weg, en de Nationale Landschappen. En dat had ook flinke gevolgen voor bijvoorbeeld Staatsbosbeheer. Protestacties mochten niet baten. Nu, met het huidige kabinet, is een deel van de maatregelen en bezuinigingen teruggedraaid – zo’n veertig procent minder moet het – maar de schrik zit erin. De natuurorganisaties bezinnen zich op de toekomst. Komt er een Nederlandse National Trust?
Minder kwetsbaar
Als je het hebt over natuurbeheer in Nederland, heb je het over de ‘grote drie’. Het grootste gedeelte van alle Nederlandse natuurgrond, 510 duizend hectare in totaal, is in handen van natuurorganisaties: meer dan 460 duizend hectare. Drie daarvan beheren de bulk: Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten en De 12 Landschappen, de koepel van provinciale landschapsorganisaties. Gezamenlijk hebben ze meer dan tweeduizend medewerkers, en ruim een miljoen leden. De provinciale Landschappen bezitten tegen de 100 duizend hectare, datzelfde geldt voor Natuurmonumenten. Staatsbosbeheer is met 260 duizend hectare veruit de grootste.
Tegelijk wordt die als semi-overheidsorganisatie zonder leden het hardst getroffen. Ze moet grond verkopen voor de staatskas en heeft daarbovenop een flinke bezuinigingsopdracht. “Wij beheren meer dan 50 procent van de natuurgebieden van ons land. Dat klinkt als een enorme oppervlakte, maar even voor het beeld: natuur beslaat 10 procent van Nederland, 65 procent is in agrarisch gebruik en 25 procent is bebouwing en infrastructuur.” Er ís al weinig natuur, bedoelde directeur Chris Kalden van Staatsbosbeheer, laten we er zuinig op zijn.
Als ik strateeg van Staatsbosbeheer Wim Lammers spreek, hoor ik geen verslagenheid. “We hebben ons laten verrassen door de gure wind. Medewerkers vroegen zich af waar ze het aan verdiend hadden. ‘Jamaar we doen toch goed werk?’ En dat is ook zo. In een recessie mag je verwachten dat iedereen de buikriem aanhaalt. Maar de onevenredigheid was niet uit te leggen. Gelukkig is een deel teruggedraaid, en, belangrijker, de negatieve toon is verdwenen. De wake up call is niet weg. We willen minder kwetsbaar worden. Er zijn fundamentele veranderingen in de samenleving en de rol van de overheid waar groene organisaties nog maar beperkt over hebben nagedacht. Jarenlang heeft de natuurbeweging getracht vooral de achteruitgang tegen te houden, maar het kan ambitieuzer.” Kalden op de perspresentatie van de nieuwe koers Staatsbosbeheer: “We willen geen geld verdienen omdat er wordt bezuinigd. Wij ondernemen renderende zaken om betekenisvolle activiteiten mogelijk te maken.”
Klinkt mooi. Je zou bijna vergeten dat Staatsbosbeheer een deel van de 17 duizend hectare natuur die buiten de Ecologische Hoofdstructuur ligt moet verkopen om 100 miljoen aan de staatskas toe te voegen, en dat er tweehonderd van de duizend medewerkers moeten ‘afvloeien door natuurlijk verloop’. Uit documenten die Lammers stuurt: de overheidsbijdrage neemt af met 20 miljoen euro per jaar en wordt vervangen door provinciale subsidieregelingen. De rijksbijdrage voor toezicht, recreatie, infrastructuur en bezoekerscentra vervalt. Tegen het eigen begrotingstekort, want dat is er ook nog, wordt gedacht aan samenwerking met andere natuurorganisaties, instellingen en bedrijven, efficiënter beheer, en opbrengsten uit recreatie en bosproducten. “De koerswijziging van Staatsbosbeheer gaat over het nieuwe evenwicht tussen beschermen, beleven en benutten.”
Nationaal Erfgoed
Wim Lammers was ook medeorganisator van een enorme, besloten duoconferentie in Woudschoten, geïnitieerd door Staatsbosbeheer en het WNF, waar vijftig natuurorganisaties aan deelnamen. De eerste conferentie stond in het licht van kritische reflectie, de tweede van nieuwe perspectieven. Chris Kalden en directeur van het WNF Johan van de Gronden presenteerden in Trouw wat de nieuwe denkrichtingen gaan worden: een verbreding van werkzaamheden richting gezondheidszorg, waterveiligheid, energievoorziening en klimaatadaptatie.
Een van de vele nieuwe perspectieven die dat opleverden is een ‘National Trust’. Dat wil zeggen, een soort nationale erfgoedorganisatie naar het voorbeeld van de National Trust in Groot Brittannië: één landelijke natuurorganisatie met leden en aandeelhouders. Dit is een plan voor de hele groene sector, van het WNF – belangrijke trekker in het debat over natuurbeheer zonder eigen gebieden. Zij zien Staatsbosbeheer als de nieuwe National Trust. Het klinkt als een bokkensprong, maar misschien is het een goed idee. De reacties zijn gemengd.
Doorgaans wordt ‘National Trust’ als eufemisme gebruikt voor de gedachte dat alle natuurorganisaties in Nederland moeten fuseren. Want dat is vast een stuk goedkoper. Oud-PVV-Kamerlid Richard de Mos was groot voorstander. “National Trust weet de natuur wél te verkopen”, kopt toch ook erfgoedadviseur Olav Reijers bij Trouw. Maar de plannen om Staatsbosbeheer om te bouwen naar een National Trust vindt hij de plank misslaan: “De vraag is wat een extra particuliere organisatie in ons land toevoegt voor burger en natuur aan het toch al onoverzichtelijke veld van natuur- en landschapsorganisaties.” Anders gezegd: als Staatsbosbeheer in z’n ééntje een nationale erfgoedorganisatie wordt, is dat dus nog steeds geen nationale erfgoedorganisatie.
“Een National Trust is een verkeerde oplossingsrichting.” Ik spreek Hank Bartelink van De 12 Landschappen, en hij gelooft er niet in. “Het móet regionaal,” vindt Bartelink. “Aan de ene kant heb je de grote natuurgebieden, herkenbaar, goed voor de betrokkenheid. Tegelijk hebben mensen pas echt binding met iets lokaals. Ikzelf ben bijvoorbeeld lid van twee provinciale Landschappen en Natuurmonumenten. Waarom zou je dat in één pot stoppen voor een organisatie die verder van mensen afstaat? Niemand wordt drie keer lid van één organisatie! Het is én slecht voor de financiën, én je verliest een stuk betrokkenheid.”
“Iedereen wijst op Groot Brittannië, maar de situatie is daar niet zoals mensen schetsen.” Bartelink wijst op de Britse lappendeken van de nationale en provinciale ’trusts’. Hij noemt het een verkeerd antwoord op de behoefte efficiënter te beheren. “Laten we alsjeblieft niet de indruk wekken dat er nooit samengewerkt is! Meer kan prima, vermarkten van onze producten kan ook beter, maar dat je van natuur geld kunt maken is een contradictio in terminis. Sommige mensen hebben de illusie dat je beheerkosten met commerciële activiteiten kunt dekken. Dat is natuurlijk flauwekul. Hekken neerzetten en geld vragen is onrealistisch en ook onwenselijk. Natuur blijft iets waar de overheid zich voor verantwoordelijk moet voelen. Natuur moet an sich bestaansrecht hebben.”
Teo Wams van Natuurmonumenten is ook niet onder de indruk. “Die National Trust is er al, dat is Natuurmonumenten. Er wordt makkelijk gedacht: fuseren, dat is goed voor de efficiency, maar diversiteit wordt gewaardeerd. Kijk naar het onderwijs en de zorg, niemand durft te beweren dat die giganten efficiënter zijn… We denken eerder aan efficiënter beheren. Wat dat betreft snap ik Guido Van Woerkom van de ANWB wel, zijn leden maakt het natuurlijk niets uit door wie een wandelpad wordt beheerd.”
Goudader Natuur
Wams refereert aan het pleidooi van ANWB-voorman Guido van Woerkom in Trouw, die voorstelde om natuur minder ’technisch’ en meer publieksgericht te maken: “Wat mij betreft kunnen ze als organisatie blijven bestaan, maar in de natuur zien de gebruikers straks bordjes met één logo. (…) En daarmee staan de fundamenten van een organisatie die je Nationaal Erfgoed zou kunnen noemen. (…) Dat staat in ieder geval beter op een bordje dan ‘Samenwerkende Partners op het gebied van de Ecologische Hoofdstructuur’.” De nuance hielp niet tegen het feit dat hij een gevoelige snaar raakte. Waar bemoeide hij zich mee?! Of, zoals het op twitter wel verwoord werd: “Ga lekker zelf fuseren, met Rijkswaterstaat en Shell!”
Waar Van Woerkom zich mee bemoeide, echter, was met de debattenreeks Goudader Natuur, van Natuurmonumenten, waar hij voor uitgenodigd was. Mediapartner: Trouw. De drie debatten gingen over waterbeheer, gezondheidszorg en recreatie. Teo Wams: “Doel was om buiten de gebruikelijke kaders te denken, te laten zien dat natuur economische waarde heeft, en om te zoeken naar bondgenootschappen met sectoren die ervan profiteren.” Waterleidingbedrijven en waterschappen, bijvoorbeeld, of de ANWB. “En een groene omgeving maakt mensen gezonder, dus we hebben verkennende gesprekken met zorgverzekeraars.” Maar, zo geeft Wams toe: “Financieel moet je je er niet te veel van voorstellen.”
Het gaat vooral om een andere toon van het debat. “Mensen krijgen wél een warm gevoel bij natuur, maar een aversie tegen natuurbeleid, dat bureaucratisch is en belastinggeld kost”, zegt Teo Wams. Bijkomend probleem is dat de leek geen verschil ziet tussen Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. “Wij werden sterk vereenzelvigd met de overheid, terwijl we zelfstandig zijn. We besloten daarom: terug naar de roots. Natuurmonumenten moet weer een burgerbeweging worden. Tegelijk moet je inhoudelijk goed overheidsbeleid wel blijven verdedigen.”
Strafexpedities
Niet iedereen wordt even warm van de exploraties. “Privatisering van de natuur wordt in achterkamertjes geregeld”, kopte Duurzaamnieuws.nl over de besloten bijeenkomst in Zeist. Voor de meest fundamentele kritiek moeten we bij Jaap Dirkmaat zijn, van Vereniging Nederlands Cultuurlandschap. Hij vindt helemaal niet dat het onder het huidige kabinet zo veel beter is dan onder het vorige, vindt dat de natuurorganisaties verkeerd reageren op de bezuinigingen en… hij ziet wel wat in een National Trust.
“Een Nationale ‘Trots’ zou juist een heel goed idee zijn,” vindt Jaap Dirkmaat. In Nederland werkt aan- en verkopen van natuurgebieden via zogenaamde ‘gebiedsinvloedssfeerkaarten’, legt hij uit, een situatie die afwijkt van de rest van Europa. Welke organisatie een bepaald natuurgebied mag aankopen, is afhankelijk van in wiens ‘invloedssfeer’ dat gebied ligt, niet van of het van lokaal of (inter)nationaal belang is. Heel onoverzichtelijk, en cruciale gebieden kunnen zo gevaar lopen. “In Groot Brittannië is de hiërarchie van gebiedsbeheerders duidelijk. Dan wordt het veel moeilijker om zo’n afbraakbeleid erdoor te krijgen. Je nationale trots, daar kóm je niet aan.”
Dirkmaat deelt meer opvattingen niet met de grote drie natuurorganisaties. “Ik vind het huidige kabinet geen verbetering. De strafexpedities van Bleker worden grotendeels doorgezet door staatssecretaris Dijksma. Natuurbeheer wordt nog steeds gedecentraliseerd, er is geen beleid voor buffergebieden meer. Nationale Parken staan gelukkig terug op de kaart, want wat is nou een land zonder nationale parken! Maar de Nationale Landschappen zijn over de heg gegooid.”
En Staatsbosbeheer moet grond verkopen. “Die gebieden worden verkocht zonder restricties.” Behalve dan de bestemmingsplannen en soortenwet, die volgens Dirkmaat zelden goed worden gehandhaafd, en je kunt er geen beheer mee afdwingen. “Als je het moet onderhouden zoals Staatsbosbeheer het deed, wil misschien niemand het kopen. Nou, waarom zou je het nu willen kopen als je niet van plan was het te vernaggelen? En dat voor een bedrag dat de opbouw van de staatsschuld met 34 uur vertraagt…” De staatssecretaris, vindt hij, moet de ‘strafexpedities’ herroepen. Dirkmaat zal daar persoonlijk zijn uiterste best voor doen. “Onze juridische procedures lopen gewoon door.” En via een procedure Wet Openbaarheid Bestuur zoekt Das&Boom een manier om de verkoop van Staatsbosbeheergronden te voorkomen.
Dirkmaat is ook geen fan van de toekomstplannen die ontwikkeld worden. “Organisaties gaan steeds meer op elkaar lijken, zo kun je ze makkelijk over een kam scheren. Terreinbeheerders hebben daar geen visie op.” Wat zou er dan moeten gebeuren? “Ik vind dat ze gebiedsmakelaars moeten instellen, die gebieden aankopen waar aan waardecreatie kan worden gedaan. Ze moeten zich bezighouden met stadsnatuur, natuuronderwijs moet terugkomen – kinderen moeten met natuur in aanraking komen!” Moesten we niet bezuinigen? “Je kunt ook ‘nee’ zeggen. Dat vind ik het storende. Hoe kan het zijn dat iedereen begripvol was? Zelfs de natuurorganisaties zelf? ‘Ja, we snappen dat er bezuinigd moet worden, maar niet zo veel.’ Daarmee suggereer je dat je een déélbelang beheert! En dat in het land met het grootste draagvlak voor natuurbeleid in de hele wereld. De dichtheid van leden van natuurorganisaties is nergens zo hoog. Slechts zestien procent vindt bezuinigen op natuur billijk. Als je in tijden van crisis datgene wilt wegbezuinigen waar de hele economie en het leven van afhankelijk is, dan spoor je niet. Daar moet je niet aan meedoen.”
Geld
Hoe hard de geïnterviewden het ook proberen te vermijden, het klinkt overal in door: het hele huidige natuurdebat draait om wat het kost, en of het goedkoper kan. Wat echt helemaal niemand van plan is, is het beheer veranderen onder invloed van geld. Maar met veertig procent bezuinigen is het de vraag of dat realistisch is.
Laten we naar de cijfers kijken. Kan het beter? Is Groot Brittannië een lichtend voorbeeld? Ruud Pleune, adviseur landelijk gebied, rekent ons dit voor: de National Trust heeft 4 miljoen leden (het viervoudige van Nederland) zesduizend medewerkers (het drievoudige van Nederland) en beheert slechts 250 duizend hectare natuur (bijna de helft van wat de grote drie hier beheren). Lidmaatschapsgeld is 15 procent van de omzet, en de organisatie krijgt zo’n 37 miljoen euro overheidsgeld. “Kortom, de National Trust haalt inderdaad meer geld uit de markt, maar daar moet wel heel veel voor gebeuren en er wordt een relatief klein stuk natuur mee beheerd.” Bovendien is natuurbeheer goedkoper dan andere gebruiksvormen. “De gemiddelde beheerskosten per hectare in Nederland zijn 177 euro. Vergelijk dit met de 230 euro die we tot 2021 aan boeren willen geven.” Als het niet meer is, afhankelijk van de sector. “Kan zo’n gigantische omvorming van de natuurorganisaties dan werkelijk tot een grote besparing gaan leiden?”
Zou het kunnen zijn dat we het hier nog niet zo slecht doen? Snijden we onszelf in de vingers als we snijden in geld voor natuurbeheer? Het lijkt erop. De toon van het debat is in ieder geval inderdaad aan het veranderen. De verkoop van Staatsbosbeheergrond roept veel reactie op. En GroenLinks, PvdA en D66 boden eind maart met de initiatiefnota Mooi Nederland aan aan staatssecretaris Dijksma, PvdA, met voorstellen voor nieuwe natuurwetgeving. PvdA Tweedekamerlid Lutz Jacobi: “Dit kabinet heeft weer groene vingers.” Fijn. Maar meer geld, daarover rept nog niemand.
Jaap Dirkmaat heeft daar fundamenteel problemen mee. Hij vindt dat er geen sprake moet zijn van besparen en al helemaal niet van een slachtofferrol. “Natuurorganisaties hoeven zich nergens voor te schamen. Zij beheren het levenselixer van de wereld. Ze horen daar een licht in te zijn, door te zeggen: wat je nu doet is suïcide, want dit is waar je economie van afhankelijk is.”
Geef een reactie