Platform Authenthieke Journalistiek is op zoek naar het antwoord op de vraag: wat doet de Nederlandse overheid om het Nederlandse bedrijfsleven van Mozambikaanse gasvondsten te laten profiteren? In deel 2 van deze serie: het concretiseringsgesprek.
“Bas, ik hoop dat je dit past leest zodra je terug bent van een heerlijke vakantie.”
Hoofdschuddend staar ik naar de openingszin van de e-mail, geschreven door onze vaste perswoordvoerder bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij zoekt een datum voor een zogenaamd concretiseringsgesprek. Het ministerie wil een gesprek om te zien of ons Wobverzoek ingeperkt kan worden. In onze ervaring komt zo’n concretiseringsgesprek er pas na een aantal weken. We zijn tenslotte al vier keer eerder bij BuZa op gesprek geweest. Nu laat het ministerie echter al na drie dagen weten dat ze het verzoek niet in behandeling nemen voordat dit gesprek heeft plaatsgevonden.
Maar ik ben, denkend dat ik alle tijd had, op vakantie gegaan. En daarom staat het verzoek ruim een maand stil. Terwijl ik vlug een reeks aan data intik, trilt mijn telefoon. Het is een bericht van onze juridische adviseur Roger Vleugels: ‘Welke journalist heeft dan ook zoveel vertrouwen in de overheid dat hij op vakantie durft te gaan?’ Het is duidelijk: als je politiek gevoelige dossiers aan het Wobben bent, behoor je thuis te blijven.
Cursussen
Concretiseringsgesprekken bestaan dankzij een methode die bekend staat als de ‘informele aanpak’. Nederlandse ambtenaren worden getrained in hun omgang met de Wob door onder andere Bureau Landsadvocaten en het Instituut van Maatschappelijke Innovatie.
De overheid presenteert het concretiseringsgeprek als een manier om ‘onnodige bureaucratie en onwenselijke interactie tussen burgers en bestuursorganen te voorkomen’, door middel van ‘actief luisteren, met een open, eerlijke houding’.[link]1 2. Bij ons komt dat meestal neer op een ambtenaar aan de lijn die het verzoek niet zegt te begrijpen of te breed geformuleerd vindt, waarna er een gesprek moet volgen. Wat ons betreft is het vooral een methode om tijd te rekken gebleken, want ieder verzoek ligt stil totdat je op gesprek bent geweest. En hoe meer tijd er verstrijkt, hoe groter de kans dat het verzoek door de actualiteit achterhaald wordt.
Maar er is meer. Tijdens het gesprek wordt geprobeerd het verzoek zoveel mogelijk in te perken. Of om het verzoek in deelbesluiten op te knippen. Dat betekent een veelvoud aan bezwaarprocedures als de documenten niet geleverd worden zoals de bedoeling is. En vooral problematisch: men biedt aan om informatie buiten de procedure om te verstrekken. De documenten worden dan wel sneller geleverd, maar je kunt dan helemaal geen bezwaar meer indienen als de documenten incompleet zijn, of onterecht zwartgelakt.
Het gesprek
Twee weken later is het zover. Ik, mijn collega Jilles Mast en Roger Vleugels wandelen het kolossale rijkskantoor op de Rijnstraat binnen. We worden onthaald door onze vaste en altijd joviale perswoordvoerder: “Daar zijn ze hoor, onze authentieke journalisten!” Of we snel door willen lopen naar de vergaderzaal, omdat de ambassadeur van Mozambique ieder moment online kan komen.
Daar zitten maar liefst drie ambtenaren aan tafel: twee van de afdeling Directie Sub-Sahara Afrika en een juridisch medewerker. Achter hen verschijnt de pixelachtige ambassadeur Pascalle Grotenhuis, die vanaf de ambassade in Maputo inbelt.
Zichtbaar niet onder de indruk van de ambtelijke bezetting steekt Roger direct van wal: “Zeg het maar mensen, wat is nu eigenlijk het probleem met het verzoek van mijn cliënten?” Een rondje langs de tafel leert weinig nieuws. Onze ‘brede formulering’ zou betekenen dat het een zeer tijdrovend project zou worden. Roger neemt er geen genoegen mee. “Hoe weet het ministerie dat? Is er al een lijst met geïnventariseerde documenten gemaakt, of in ieder geval documentcategorieën, waardoor mijn cliënten hun verzoek nader kunnen preciseren?” Het wordt al snel duidelijk dat er nog geen enkele zoekslag is gedaan.
Perswoordvoerder
Het ministerie heeft geen informatie op basis waarvan ons verzoek kan worden ingeperkt. De perswoordvoerder doet een poging ons die informatie dan maar te ontfutselen. “Is het niet mogelijk dat jullie meer inzicht geven in jullie onderzoeksvraag, zodat we onze zoektocht hierop kunnen toespitsen?” Een beleidsmedewerker valt hem bij: “Daar staan jullie natuurlijk volledig vrij in, maar het zou ons wel helpen. Ik kan me bijvoorbeeld niet voorstellen dat jullie geïnteresseerd zijn in visumaanvragen bij de ambassade.”
Ik heb weinig zin om onze onderzoeksvraag te bespreken in de aanwezigheid van de perswoordvoerder, die vanwege de belangen die zijn functie met zich meedraagt, zich hier niet in zou moeten mengen. Toch wordt hij doorlopend naar voren geschoven als ons aanspreekpunt. Ik wijs op de deelvragen in ons verzoek die een behoorlijk accuraat beeld schetsen van onze interesses: het politieke en economische beleid jegens Mozambique, met de nadruk op activiteiten van het (inter)nationale bedrijfsleven en de opkomende gasindustrie. We reppen daar met geen woord over consulaire zaken en persoonszaken van de Mozambikaanse ambassade. Ondertussen heeft de ingebelde ambassadeur niets noemenswaardigs aan het gesprek toegevoegd.
Draaideur
Ons team last een korte pauze in om de zaak op de gang te bespreken. We besluiten mee te gaan in wat het ministerie vraagt. We zijn uiteraard bereid om alle consulaire zaken en personeelszaken van de ambassade buiten beschouwing te houden, dingen waar we überhaupt nooit om hebben gevraagd. En we komen het ministerie tegemoet door ontwikkelingssamenwerkingsprojecten waar nadrukkelijk geen bedrijfsleven component in zit, niet langer onder het verzoek te laten vallen.
Ook gaan we ermee akkoord dat het verzoek in drie deelbesluiten wordt opgeknipt. Dat heeft nadelen, maar het zou tegelijk betekenen dat we het eerste deel van de documenten al over vier weken kunnen ontvangen. Hiermee zouden we iets van de verloren tijd terug kunnen winnen. De laatste documenten zouden dan over drie maanden op onze deurmat belanden.
Waar we echter gewend zijn de vraag te krijgen om essentiële onderdelen van ons verzoek te laten vallen, blijft de kern van ons Wobverzoek in het bijzijn van jurist Roger deze keer intact. Kortom: er is vrijwel niks veranderd aan ons oorspronkelijke verzoek. Er is alleen wel flink wat tijd verstreken.
Als ik als laatste de draaideur wil doorlopen, vraagt de perswoordvoerder of ik tevreden ben met deze nieuwe stijl van overleg. Hij doelt overduidelijk op onze keuze om ons bij te laten staan door Roger, waardoor onze onderhandelingspositie op zijn zachtst gezegd wel wat scherper werd. “Zeer tevreden”, zeg ik resoluut, terwijl ik mijn bezoekerspas in de gleuf laat vallen.
De waarheid is dat ik weinig keuze had. Journalisten hebben juridische experts nodig om hun kans op succesvolle openbaring niet in gevaar te laten brengen. Zo lang ambtenaren zich laten bijscholen door landsadvocaten in Wob-obstructie, zal ook mijn verdediging een tandje scherper moeten. Ik heb al heel wat avonden met mijn neus in de wetsboeken gezeten. Een noodzakelijk kwaad – ik was veel liever journalist gebleven.
Serie blogs over de wob
Sinds de zomer van 2017 probeert Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) antwoord te krijgen op een ogenschijnlijk simpele vraag: wat doet de Nederlandse overheid om het Nederlandse bedrijfsleven van Mozambikaanse gasvondsten te laten profiteren? Hiervoor diende PAJ Wob-verzoeken in bij het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) en de Nederlandsche Bank. Een jaar later zijn nog steeds niet alle documenten binnen en stapt PAJ naar de rechter. Hoe heeft het zover kunnen komen? In deze serie blogs nemen we je mee in het verhaal van drie journalisten en hun juridisch adviseur die zich hardmaken voor het recht op informatie.
Geef een reactie