
In het door droogte geteisterde Oaxaca, Mexico, beschermen vrouwen hun culturele erfgoed door water te besparen. Door zelf een filter te bouwen bijvoorbeeld, zodat er weer voldoende schoon water is voor het verbouwen van voedsel. “Terwijl we ook de economie helpen én onze identiteit behouden.“
Op de muur van een koffieshop, tussen vele andere muurschilderingen, staat een Maria-afbeelding. Twee handen voor haar gezicht, de uitgestrekte vingers reikend naar de hemel. Daarboven de tekst Captura al lluvia, vang de regen op. Je zou zo aan de blauwe penseelstreken voorbijlopen, maar wie oplet ziet overal referenties naar water. Of vooral: naar het gebrek eraan.
Mexico worstelt al jaren met extreme droogtes en nergens wordt dat nadrukkelijker gevoeld dan hier, in de zuidelijke provincie Oaxaca, waar rivieren en fonteinen droog staan. Met name op het platteland is water voor de Zapoteken, de oorspronkelijke bevolking, een dagelijkse zorg. “Vorig jaar kreeg ieder gezin 100 liter water per week, maar dat is niet eens genoeg voor drinkwater”, zegt de 16-jarige Shanni Valeria Mora Fajardo terwijl ze water in een jerrycan giet. Achter haar houdt haar vriendin, de 17-jarige Rosa Mendoza Sosa, goedkeurend een bekertje water tegen het licht.
De meiden studeren aan het Bachillerato Integral Comunitário 29 in Teotitlán de Valle en zijn net terug uit Zweden. Daar ontvingen ze uit handen van Prinses Victoria het Diploma of Excellence, een internationale waterprijs voor jongeren, voor hun zelfgebouwde waterfilter. De prijs is een initiatief van het Stockholm International Water Institute en staat bekend als de Jeugd Nobelprijs voor Water. Het bezoek aan Europa – waar één persoon per dag evenveel water gebruikt als een Zapoteeks gezin per week – heeft indruk gemaakt. “In Zweden is het water overal, van restaurants tot badkamers”, zegt Rosa. “Hier in Teotitlán zijn we dankbaar voor iedere regendruppel.”
Eten, economie én identiteit
Teotitlán del Valle is een klein dorpje dat ingeklemd ligt tussen de bergen, zo’n 3 kwartier rijden van Oaxaca. In iedere straat wapperen kleurrijke tapijten in de wind, het resultaat van een 2 duizend jaar oude weeftraditie. De patronen verbeelden elementen uit de natuur, zoals dieren, planten en hemellichamen, en weerspiegelen de band die Zapoteken hebben met hun omgeving. Voor de productie van één tapijt is 3 kilo wol nodig. Die wol moet eerst gewassen worden met water, zo’n 70 liter per kilo.



In tijden van droogte betekent dat rantsoeneren en scherpe keuzes maken. “Veel mensen gebruiken regenwater voor de schoonmaak of om zich te wassen”, zegt Shanni. Als de tekorten heel groot zijn, moeten mensen water bijkopen. Maar bij een hoge vraag verdubbelen de prijzen al snel en is één gezin zo’n 80 euro per maand aan water kwijt, terwijl het minimum maandloon amper 200 euro is. “En dan besef je: als het water niet komt, dan stopt alles.” Dan is er geen drinkwater meer, maar moeten ook de landbouw en de productie van tapijten eraan geloven. “Toen zijn we gaan nadenken, wat kunnen wij doen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we water efficiënter gebruiken?”
De meiden besloten hun jaarlijkse schoolproject aan dit probleem te wijden. Achter de lage oranje-blauwe schoolgebouwen bouwden ze een proefopstelling: een waterfilter waarmee ze het afvalwater van de wolwasserij zuiverden voor gebruik op het land. “Ons vertrekpunt was: hoe zorgen we dat een liter water langer meegaat? Zodat we genoeg te eten hebben maar ook de economie helpen én onze identiteit behouden.”
Azijn en zwavelzuur
Met gerecyclede materialen bouwden ze een waterfilter, onder begeleiding van de Nationale Autonome Universiteit van Mexico. Ze vulden plastic watertanks met zand, grind, katoen en houtskool. Dagelijks verzamelden ze op hun scooters het afvalwater van de wevers en lieten het door de tanks lopen. Dat afvalwater wordt normaal op straat gegooid omdat het azijn- of zwavelzuur bevat: chemische stoffen die worden toegevoegd om het verfproces te verbeteren. Het water is daardoor zo vervuild dat de ambachtslieden regelmatig hun handen branden. Zij waren dan ook sceptisch over het filtersysteem. Hoe kan zulk vuil water geschikt worden gemaakt voor hergebruik?

Maandenlang werkten Rosa en Shanni onafgebroken. Met grind en zand werden de grovere vuildeeltjes uit het water gefilterd. Daarna goten ze het water over actieve kool met katoen, stoffen die de eigenschap hebben dat ze agressieve chemicaliën, zuren en kleurstoffen aan zich binden. Dat lukt nooit 100 procent, maar uit laboratoriumanalyses bleken de waardes van het gefilterde water goed genoeg voor hergebruik op het land. Na enkele maanden werden de eerste snijbieten, radijsjes en spinazie geoogst.
Waterverdedigers
Het is logisch dat juist zij zich hiermee bezighouden, vinden Shanni en Rosa. “Wij hebben, vanuit onze cultuur, een sterke band met de natuur en zetten ons in voor het behoud ervan.” Vrouwen spelen daarbij een belangrijke rol. Op de Dag van de Inheemse Vrouw komen bijvoorbeeld zo’n vijftig Defensoras del Agua – Verdedigers van het Water – bijeen in Oaxaca. Zij vertegenwoordigen inheemse gemeenschappen uit de hele provincie, sommigen van hen zijn dagen onderweg om er te komen. Ze hebben het over zelfzorg, borduren en zingen samen, of maken poëzie. De bijeenkomst biedt hun een veilige ruimte om verhalen te delen, op krachten te komen en door te gaan.
“Hier zijn we dankbaar voor iedere regendruppel”
Ook Josefina Santiago, een kleine vrouw met lang haar onder een gebreide roze muts, is een Defensora del Agua. “Vrouwen staan dichter bij het water. Ze bereiden het eten, wassen en maken schoon.” Maar daarnaast, zo zegt ze, zijn vrouwen emotioneel verbonden met water. “Water geeft leven zoals vrouwen leven schenken aan hun kinderen.” Tegelijkertijd hebben deze vrouwen, in een traditioneel door mannen gedomineerde cultuur, minder te zeggen. En dat maakt de Zapoteekse vrouwen kwetsbaar voor klimaatverandering, blijkt uit onderzoek. Josefina: “Vrouwen maken we kleiner, mannen maken we groter. Zo gaat het toch?” Rosa en Shanni zijn trots op wat ze, ondanks culturele belemmeringen, hebben bereikt. “Het vrouw-zijn ontneemt ons niet het recht om aan dit soort activiteiten deel te nemen. Ja, we laten zien dat we nog veel te leren hebben, maar ook dat we de moed hebben om het gewoon te doen.” Josefina beaamt: “We kunnen de strijd enkel aangaan als we geloven dat we belangrijk zijn, niet als we gekleineerd en onderdanig zijn.”
Maïsvrouwen
Josefina’s dorp El Porvenir ligt in een vallei waar slechts enkele struiken, cacti, yucca en guavebomen groeien op droge kalksteengrond. Het is moeilijk voor te stellen dat de helft van de bevolking hier leeft van de landbouw, maar het veld van Josefina is een oase van groen. “En dat allemaal dankzij de twee waterputten die we hier hebben gegraven.” Het veld staat vol bonen, pompoen en maïs, de zogenaamde triade mesoamericana. Het is een vorm van de milpa, een duizenden jaren oude manier van maïs verbouwen. In dat systeem worden meerdere gewassen op dezelfde plek geteeld, waarbij ze elkaars hulpbronnen delen. Josefina laat zien hoe de maïsstengels de klimbonen ondersteunen. De bonenplanten zorgen op hun beurt weer voor voedingsstoffen in de bodem, de grote bladeren van de pompoen zorgen voor schaduw.
De milpa staat voor een manier van leven die wordt beleefd in festivals, ceremonies en activiteiten zoals de tequios, het gemeenschapswerk waarbij het hele dorp gezamenlijk wegen aanlegt, waterputten schoonmaakt of de gewassen oogst. Maar met de extreme droogtes van de afgelopen jaren kwam deze manier van landbouw, en daarmee ook de tradities van Josefina’s gemeenschap, onder druk te staan. “Zonder water zijn we nergens. Het houdt onze economie op peil, het zorgt dat we te eten hebben en dat we op onze plek kunnen blijven”, zegt Josefina terwijl ze via dunne zwarte slangen het water langs de maïs-, bonen- en pompoenplanten leidt. “Wij zijn maïsvrouwen, en dat willen we blijven.”
Boetes voor een waterput
Jarenlang was er in de omgeving van El Porvenir water in overvloed. De wetlands hielden als natuurlijke sponzen het water vast. Maar de overheid faciliteerde grootschalige landbouw door de drooglegging van de moerassen, ontbossing en de aanleg van kanalen. Ook de mijnbouwbedrijven onttrokken, op zoek naar goud en zilver, water uit het gebied. De wetlands verdwenen. Toen in 2005 extreme droogte toesloeg, bleek het waterpeil dusdanig gezakt dat de boeren zich genoodzaakt zagen putten te slaan en het grondwater aan te boren.
En dat kwam ze duur te staan. Een wet uit 1967 verbood de boeren toegang tot het grondwater. Zij kregen boetes die opliepen tot wel duizend dollar. “Het was praktisch een misdaad”, zegt Josefina. Bedrijven daarentegen, waaronder de vele mijnbedrijven, hadden alle recht om water uit het gebied te onttrekken. Toch bleven de boeren putten slaan, van aanvankelijk enkele meters tot wel 30 meter diep. Tot er geen water meer was. Velen van hen zagen zich genoodzaakt het gebied te verlaten, de stoffige velden achterlatend.
Water zaaien
Een aantal gaf zich echter niet zonder slag of stoot gewonnen. Met zestien gemeenschappen verenigden zij zich in COPUDA, de Coördinatoren voor de Zorg en Verdediging van Water, en bonden de strijd aan met de overheid. Eerst waren het de mannen die voorop gingen, daarna de vrouwen. Zij bezochten het Watermuseum in Tehuacán, Puebla. Daar leerden ze hoe ze regenwater konden opvangen en via een getrapt systeem van putten, vallen en stroompjes, gecontroleerd konden laten infiltreren in de bodem. Door wat zij het ‘zaaien van water’ noemen, wisten de vrouwen het water terug te winnen voor hun gemeenschap. Langzaam liepen de putten weer vol.
Door het ‘zaaien’ van water liepen de putten langzaam weer vol
“Na ongeveer 16 jaar strijd werken de putten”, vertelt Josefina terwijl ze naar al het groen om haar heen wijst. Met steun van de VN, Oxfam Mexico, Serapaz en de Ombudsman Oaxaca kregen de coördinatoren van COPUDA, na een gevecht van jaren, hun gelijk. De gemeenschappen dragen nu zelf zorg voor het waterbeheer en -behoud. “Tijdens het proces kreeg men steeds meer begrip voor onze manier van denken: dat water een levend wezen is waar we voor moeten zorgen, niet een bron die er is om te exploiteren maar”, zegt Josefina. “Als we dat besef verliezen, dán begint de vervuiling en de verspilling.” Ook zijn het nu de gemeenschappen die beslissen of en welke bedrijven toegang krijgen tot het water. En dat is nog een flinke uitdaging. “We zijn zo gewend dat de overheid alles beheert, dat we moeilijk kunnen geloven dat we dit recht hebben verdiend.” En ondanks dat de putten vol staan met water, zijn ze er nog niet. “Het probleem is dat we denken dat we genoeg water hebben, omdat het er altijd is geweest. Er zijn nog steeds maar heel weinig van ons betrokken bij de strijd.”
Gemeenschappelijk denken
En dat terwijl samenwerking cruciaal is. “Als één boer zijn veld helemaal volzet met waterslurpende bomen, dan redden we het niet. Ons denken moet meer gemeenschappelijk zijn. Dan plukt de hele gemeenschap er de vruchten van. “Mira”, zegt Josefina: “Kijk”. Vol trots laat ze haar oogst zien, een berg mooie rode maïskolven die in de ochtendzon zachtroze kleuren. Het is de Guela’ tobe, een maisvariëteit die na 5 jaar intensieve zorg weer terug is. Ze lacht en buigt zich voorover, alsof ze een groot geheim deelt: “Het is de smaak, de smaak. Zoveel lekkerder en zoeter.”
Filters voor de toekomst

In Teotitlán zijn de wevers ondertussen ook overtuigd van het werk van Rosa en Shanni. Ze hopen spoedig waterfilters in hun eigen huizen te installeren. Daar is nog wel wat voor nodig, zoals financiële steun en verdere wateranalyses. Het tweetal probeert met hun prijs de lokale autoriteiten zover te krijgen dat ze de wevers ondersteunen. Hoe lang dat gaat duren weten ze niet, maar van opgeven willen ze niet weten. “Onze grootouders en overgrootouders hoefden zich nog geen zorgen te maken over dit probleem. Wij zijn hun kinderen, we dragen zorg voor ons voortbestaan. We hebben allemaal hetzelfde water nodig. Als het op is, hoe ziet ons werk, ons leven, onze gemeenschap er dan nog uit?”
Recente reacties