Bedrijven betalen gemeenschappen voor bosbeheer en compenseren zo hun CO2-uitstoot. In Colombia bijvoorbeeld, waar de handel in CO2-kredieten een ‘wild westen’ is geworden. “Dit is een nieuwe manier om het bos te exploiteren.”
Toen de inwoners van Cumbal ontdekten dat er koolstofkredieten op hun land verkocht waren, vroegen ze zich af wat dat betekende. “Gaan ze onze zuurstof verpakt in zakken meenemen? Of onze planten? Niemand die het wist”, zegt Alvaro Guadir. Ook hij woont in Cumbal, een inheems grondgebied in de Zuid-Colombiaanse Andes, op de grens met Ecuador. Er wonen negen Pasto-gemeenschappen die samen 24 duizend inwoners tellen.
De ontdekking was toevallig. In december 2022 dook op sociale media een foto op van een contract. “Inheemse raad sluit contract met SPV Business SAS voor de verkoop van koolstofkredieten”, postte de toenmalige gouverneur van Cumbal, Ponciano Yama. “Wat is dit voor contract, vroegen we ons af. We hadden nog nooit van de koolstofmarkt gehoord”, zegt Guadir, die in 2017 zelf gouverneur was.
Páramo
De vulkanische bergen van Cumbal staan bekend om de páramo, een beschermd ecosysteem – met meren, veen, grasland en veel unieke plantensoorten – dat alleen op de hoogvlaktes van de Andes voorkomt. Door gebrek aan land maken de inheemse boeren steeds grotere stukken páramo vrij voor veehouderij. Dat is een ramp voor het klimaat en het ecosysteem, omdat er grote hoeveelheden CO2 in de veengrond liggen opgeslagen die dan vrijkomen. Bovendien functioneren de páramo’s als natuurlijke watervoorziening.
Het CO2-compensatieproject Pachamama Cumbal is bedoeld om de páramo’s van Cumbal in stand te houden, in ruil voor koolstofkredieten. Alleen hadden de bedrijven die het project ontwikkelden de bewoners er wel over moeten informeren. Ook had de inheemse gouverneur niet de bevoegdheid om zelf een contract te tekenen, zeggen de bewoners. “Volgens onze wetgeving moet de gouverneur bij besluiten die het hele grondgebied aangaan de gemeenschap informeren en om toestemming vragen”, zegt Omar Chiran, jurist van Cumbal.
Vrijwillige markt
In de afgelopen jaren is het aantal CO2-compensatieprogramma’s explosief toegenomen in Colombia. De projecten maken deel uit van het VN-initiatief REDD+ (Reducing emissions from deforestation and forest degradation in developing countries). Het idee: ontwikkelingslanden stimuleren hun bossen te beschermen door middel van een vrijwillige markt in koolstofkredieten. Daarbij wordt een financiële waarde toegekend aan de CO2-voorraden die in de bossen opgeslagen liggen.
De REDD+-projecten zouden niet alleen ontbossing en daarmee ook klimaatopwarming tegengaan, maar ook de duurzame ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen stimuleren, zeggen voorstanders. Maar de praktijk roept steeds meer kritiek op in heel Latijns-Amerika. De uitvoering van de projecten wordt overgelaten aan de vrije markt en het programma is zo opgezet dat het voor gemeenschappen zelf vrijwel onmogelijk is – vanwege alle kostbare en bureaucratische voorwaarden waaraan een project moet voldoen – om een project te ontwikkelen.
Schadevergoeding
Ook in Colombia zwelt de kritiek aan. De bewoners van Cumbal besluiten een gemeenschapsvergadering te organiseren. Ze vragen gouverneur Yama om opheldering. Hij had een aanbod gekregen voor inkomsten in de vorm van koolstofkredieten, legt Yama uit, en de opbrengsten zouden in de gemeenschap geïnvesteerd worden. De aanwezigen nemen er geen genoegen mee. “Wij gaan er niet mee akkoord dat ze zich ons grondgebied toe-eigenen.”
Project Pachamama Cumbal is dan al veel verder gevorderd dan de bewoners dachten. Het contract blijkt in april 2022 te zijn getekend in hoofdstad Bogota, 875 kilometer ten noorden van Cumbal. Een maand later begint de verkoop van kredieten. Wanneer de gemeenschappen hun gouverneur ter verantwoording roepen, zijn er binnen het project al bijna 500 duizend kredieten (van ongeveer 4 dollar per ton opgeslagen CO2) verkocht, allemaal aan de Amerikaanse oliemaatschappij Chevron.
Maar de bewoners laten niet over zich heen lopen. Verenigd in een collectief beginnen twaalf van hen een moeizame strijd om het contract te laten ontbinden. Ze stappen naar de rechter, die de bedrijven verordonneert om openheid van zaken te geven over de financiën van het project. Ook moeten ze de gemeenschap raadplegen. Maar de bedrijven – inclusief Chevron – en inmiddels ex-gouverneur Yama stappen ook naar de rechter. Zij dienen een aanklacht in wegens laster en eisen dat het collectief zijn zaak intrekt én een schadevergoeding betaalt van meer dan 200 duizend dollar.
Beter dan belasting
Colombia is de gedroomde plek voor ontwikkelaars van REDD+-projecten. 53 procent van het land bestaat uit bos, met bijna 500 duizend vierkante kilometer Amazonewoud. Daar bovenop komt een nog groter arsenaal aan tropische regenwouden, Andesbossen, savannes en páramo’s. Een groot deel is onderverdeeld in grondgebieden van de inheemse en Afro-bevolking van Colombia, zoals in Cumbal. Ook dat is prettig voor de projectontwikkelaars: de doorgaans enorme gebieden gelden als collectief eigendom van de mensen die er wonen. Er hoeft daarom maar één contract getekend te worden. Projecten in die gebieden leveren doorgaans veel koolstofkredieten op, en daarmee grote winsten voor de bedrijven.
De Colombiaanse overheid gaf de CO2-kredietmarkt in 2017 nog een extra impuls met het invoeren van een belasting op koolstofuitstoot voor in Colombia gevestigde bedrijven. Die belasting kan worden gecompenseerd met de aankoop van CO2-kredieten. Die kredieten kosten 15 tot 20 procent minder dan het belastingtarief, zodat het voor bedrijven goedkoper is om in REDD+-projecten te investeren.
En zo investeerde Chevron belastinggeld in een project dat vooralsnog alleen conflict oplevert. Chevron is nog steeds de enige koper met inmiddels zo’n 850 duizend kredieten, goed voor ongeveer 3,4 miljoen dollar. Waar dat geld naartoe is gegaan, is onbekend. De inheemse raad van Cumbal zegt nooit een cent te hebben ontvangen.
Individuele leiders
Het conflict in Cumbal staat niet op zichzelf. Met het invoeren van het belastingvoordeel, in 2017, ontstond een run van projectontwikkelaars op met name inheemse gebieden in Colombia. In meer dan een kwart van de beschermde gebieden van de Amazone zijn al projecten opgezet, in alle gevallen door externe (Colombiaanse of buitenlandse) bedrijven. Maar die bedrijven gaan weinig ethisch te werk, blijkt uit een groeiend aantal aanklachten. Zo benaderen de meeste bedrijven individuele inheemse leiders om een contract te tekenen, zoals ook in Cumbal gebeurde, in plaats van de inheemse regeerstructuren te respecteren.
Julian Trujillo, onderzoeker voor de Colombiaanse ngo Gaia Amazonas, noemt de werkwijze van de ontwikkelaars een voortzetting van koloniale structuren. “Iemand van buiten beslist wie de inheemse autoriteit is om individueel een contract mee af te sluiten, als ware het een privé-aangelegenheid. Vervolgens ontstaan er conflicten om geld, dat veelal bij individuele leiders blijft en niet aan de gemeenschappen ten goede komt. Het mechanisme van REDD+ beschouwt inheemse mensen als passieve ‘begunstigden’, terwijl zij al eeuwenlang in het bos wonen. Degenen die de projecten ontwikkelen, zijn de technische experts: economen en biologen. Het idee dat iemand van buiten de inheemsen vertelt hoe ze het bos moeten beschermen, is superkoloniaal.”
Inkomstenbron
Ook gemeenschappen die zelf het initiatief nemen voor een CO2-project stuiten op problemen. Vertegenwoordigers van de Huitoto uit het Amazone-departement Caquetá tekenden na gesprekken met verschillende ontwikkelaars een contract voor een REDD+-project. “De overheid is altijd afwezig geweest in Caquetá”, vertelt Octavio Muñoz Garay, een Huitoto-leider. “Een compensatieproject kan een alternatieve inkomstenbron voor ons zijn. Zodat onze jongeren kunnen studeren, en niet het pad van drugshandel en gewapende groepen kiezen.”
Maar het REDD+-mechanisme laat niet toe dat de gemeenschap de leidende rol neemt. “Wij zijn de eigenaren van het grondgebied en degenen die de natuur en de biodiversiteit beschermen, maar we staan geregistreerd als ‘deelnemers’ aan het project. Volgens de certificeerder is degene die het project ontwikkelt ook de eigenaar. Maar wij hebben de financiële middelen niet om zelf een project te ontwikkelen en uit te voeren. Dus is het project gestrand.”
Tot overmaat van ramp kent Colombia geen regelgeving om bedrijven tot de orde te kunnen roepen. Als gevolg daarvan heeft een aantal malafide bedrijven zich op de CO2-compensatiemarkt gestort en is een situatie ontstaan die de Colombiaanse minister voor milieu, Susana Muhamad, een ‘wild westen’ noemt. Toch heeft het ministerie geen enkele actie ondernomen.
Ecologisch irrelevant
De juridische strijd over een compensatieproject in Pirá Paraná, diep in de Colombiaanse Amazone, spreekt boekdelen. Verschillende gemeenschappen begonnen in 2019 met een eigen REDD+-project, met hulp van ngo Gaia. “Maar nog voordat ze een projectplan konden opstellen, sloot het bedrijf Masbosques (‘Meer Bossen’ – red.) een contract met een bewoner die niet eens lid van de inheemse regering was”, zegt Trujillo. Masbosques slaagde erin om het project te certificeren en verkocht alle credits aan Delta Airlines – zonder zich ooit in Pirá Paraná te hebben vertoond. Het contract werd getekend in Mitú, dat vele dagen varen verderop ligt.
De gemeenschap bracht de zaak naar de rechter, wegens schending van onder andere het inheemse recht op autonoom bestuur en zeggenschap over het gebied. Het Colombiaanse Hooggerechtshof nam de zaak in behandeling. Trujillo hoopt dat een positieve uitspraak een precedent zal scheppen voor andere REDD+-conflicten op het continent. Met milieubescherming en vermindering van CO2-uitstoot heeft de markt voor koolstofkredieten weinig te maken, beargumenteert Trujillo. “REDD+ is een nieuwe manier om het bos te exploiteren. Om macht uit te oefenen en inheemse groepen hun recht op zelfbestuur te ontnemen. Ecologisch gezien hebben veel projecten geen enkele waarde, dat hebben meerdere onderzoeken uitgewezen. Maar op economisch en politiek niveau is het model uiterst relevant.”
Paard van Troje
Niet alleen inheemse gemeenschappen worden getroffen door schimmige REDD+-praktijken. In Galilea, een uitgestrekt Andesbos in het departement Tolima, eigende stichting Amé zich duizenden hectare land toe en zette er een CO2-compensatieproject op. Zonder medeweten van de boerengemeenschappen die daar al decennia wonen.
De voorloper van de omstreden stichting, de ‘coöperatie voor boseigenaren’ ASO- PROBOSQUES, kocht begin jaren 2000 16 duizend hectare in Galilea. De grond werd verdeeld in percelen en doorverkocht – voor astronomische en van belasting aftrekbare bedragen – aan negentig grote Colombiaanse bedrijven. Die bedrijven doneerden de percelen vervolgens aan de universiteit van Tolima voor natuurbehoud, in ruil voor nog meer belastingvoordelen. Met deze donaties zette Amé – opgericht door onder andere de universiteitsdecaan die de donaties ontving – het project Galilea-Amé op.
De stichting maakte, samen met de universiteit en de plaatselijke milieu-autoriteit, handig gebruik van de strijd van de bewoners tegen verschillende oliemaatschappijen. Die wilden al sinds 2015 naar olie boren in het bosgebied. De universiteit en milieu-autoriteit overtuigden de bewoners om het gebied tot regionaal natuurreservaat te verklaren en zo de oliemaatschappijen de deur te wijzen. “We waren euforisch toen we de oliemaatschappijen zagen vertrekken”, zegt Fabio Londoño, boer en gemeenschapsleider in Galilea. Maar het natuurpark bleek een paard van Troje: kort na de oprichting ontdekten de bewoners dat de stichting, in samenwerking met de Zwitserse CO2-handelaar Southpole en een handvol andere partijen, een REDD+-project had opgezet in het tot reservaat verklaarde bosgebied in Galilea.
Eigendomspapieren
De boerenfamilies van Galilea wonen daar sinds halverwege de vorige eeuw. Ze leven van kleinschalige landbouw en veehouderij, de meesten bezitten geen eigendomspapieren van hun grond. De bestaande landtitels in het bos gaan terug tot in de koloniale tijd. In 1960 kende de Colombiaanse overheid 138 duizend hectare land toe aan landloze boeren, maar liet na om dat vast te leggen. Die situatie duurt voort tot op de dag van vandaag.
Wat de boeren nu niet wisten, is dat ze met het tekenen voor het natuurreservaat het recht op het vastleggen van hun eigendomsrechten kwijtraakten. “Van de ene op de andere dag stonden er borden ‘privé-eigendom van Amé’, en ‘van de universiteit’”, vertelt Londoño. “Het project legaliseert landroof”, zegt Tomás Vergara, onderzoeker van ngo Cealdes, die boerengemeenschappen bijstaat in Colombia. “Om een REDD+-project op te zetten moet je de eigenaar van het land zijn. Maar omdat in Colombia voor veel land geen officiële eigendomsbewijzen bestaan, kunnen bedrijven zich die grond toe-eigenen en vervolgens koolstofkredieten verkopen.”
Bijenkorven en kippenrennen
De boeren voelen zich bedrogen. Door de universiteit, die met hun hulp onderzoek deed naar de biodiversiteit in het Galilea-bos, en door de stichting, die enkele boeren benaderde met projecten voor bijenhouden. Beide partijen vertelden niet dat zowel het onderzoek als de bijenkorven deel uitmaakten van het compensatieproject.
Het project heeft inmiddels ongeveer 2 miljoen kredieten verkocht, onder andere aan Colombiaanse banken, een handvol oliemaatschappijen (waaronder weer Chevron) en het Duitse Siemens. Van die miljoenenwinsten hebben de bewoners van het bos weinig teruggezien. De veertig kippenrennen en de elf baantjes als boswachter (voor een vergoeding van 50 euro per maand) die de stichting nadien aanbood, doen weinig anders dan conflict zaaien binnen de gemeenschappen, zeggen de bewoners.
Volgens Luz Angela Palacios, directrice en een van de oprichters van Amé, zijn het juist de tegenstanders van het project die de gemeenschappen verdelen. “Ze doen niets anders dan haat zaaien. Wij hebben niemand van zijn grond gejaagd, we begunstigen het territorium juist. Het bos is privé-eigendom, wij willen alleen maar de natuur beschermen. Maar wij zijn niet verantwoordelijk voor alle gemeenschappen in de nabijheid van het bos.”
Toch zou in Galilea een REDD+-project de gemeenschappen ten goede kunnen komen. Veel boeren in het verafgelegen gebied leven in armoede, op uren rijden over hobbelige keienwegen van de dichtstbijzijnde stad. “De gemeente zou dit project zelf moeten uitvoeren, zonder een bedrijf van buiten”, zegt boer Londoño, terwijl hij palen in de grond slaat voor een brug. Voor het beheer van het bos dragen de bewoners nog altijd zelf zorg, zonder vergoeding. “Het enige wat dit project doet, is ervoor zorgen dat bepaalde mensen zich verrijken met de natuur.”
Yoram Krozer zegt
Dank Ynske voor uitstekend journalistiek verhaal. Vraag is aan welke voorwaarden carbon credits zouden kunnen voldoen om goed acceptabel te zijn bezien vanuit de lokale bevolking, alsmede de verkoper en kopers van credits want ook locale bevolking wil financieel vooruitkomen. Een antwoord zou ik op prijs stellen.