Een gerestaureerde boerderij in de Achterhoek
In het oosten van Nederland werken agrarische natuurverenigingen en boeren al jaren samen voor het behoud van natuur én cultuurlandschap. Natuurlijke houtwallen en middeleeuwse akkers worden in ere hersteld. “In de knotwilgen zijn bos- en steenuilen gesignaleerd.”
Vanaf de natuurcamping ’t Scharvelt buiten Ruurlo in de Achterhoek loopt een wandelroute dwars door relatief kleine weilanden en akkerbouwgebieden. De landerijen zijn afgezet met houten hekjes en in de bermen staan soms wel kilometers lange rijen zonnebloemen, bestemd voor vogels en insecten. Op de erven van verbouwde historische boerderijen prijken eiken en langs de oprijlanen zijn de knotwilgen hersteld. Het agrarische landschap in de Achterhoek ziet er weer uit zoals op foto’s in de geschiedenisboekjes. “Gasten hebben het gevoel in het buitenland op vakantie te zijn”, zegt de uitbater van de natuurcamping met een glimlach.
Door ruilverkaveling, schaalvergroting, mechanisatie én de komst van het prikkeldraad, ruim 100 jaar geleden, veranderde het Nederlandse landschap in een eentonige boel. Een groot verschil met het coulisselandschap in sommige delen van Frankrijk. Daar werden de landerijen ook uitgebreid, maar verloor men de fraaie middeleeuwse landschapselementen niet uit het oog. Boeren lieten oude historische afrasteringen van steen en hout staan, waardoor het landschap zijn romantiek behield. In dezelfde periode zijn zulke landschapselementen op veel plekken in Nederland juist verdwenen, vertelt Wilfried Klein Gunnewiek. Hij is coördinator van de Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Berkel & Slinge, in Eibergen, de Achterhoek. “Het oude Nederlandse landschap kende ook veel monumentale afscheidingen zoals natuurlijke heggen, bomenrijen, beken, wegbermen en houtwallen.”
Dijken en dammen
Dat oude cultuurlandschap is in de Achterhoek deels weer in ere hersteld. De katalysator achter dat herstel is de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, gevestigd in Beek-Ubbergen. Alweer 20 jaar geleden bedacht de organisatie een deltaplan om het in verval geraakte landschap op te lappen, onder het motto ‘maak Nederland weer mooi’. De Vereniging Agrarisch Natuurbeheer van Klein Gunnewiek benaderde boeren in en rond Berkel & Slinge persoonlijk met de vraag of ze mee wilden doen. In het agrarische landschap werd een 200 duizend kilometer tellend netwerk van natuurlijke landschapselementen aangebracht. Bomenrijen bijvoorbeeld, maar ook sloten, oevers, houtwallen, heggen, dijkjes, dammen, beekjes en meren. De kosten van deze verfraaiing – ruim 600 miljoen euro – worden opgehoest door zowel de overheid als het bedrijfsleven. 34 organisaties, waaronder Stichting Natuurmonumenten en de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland, ondersteunden het plan. “Het Hollandse landschap vormt een onderdeel van onze cultuur en identiteit”, vinden ook onderzoekers in een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau Hollandse Landschappen en Nederlandse identiteit (2019). “Nederlanders beschouwen landschapselementen als dijken, dammen en grachten als kenmerkend voor Nederland en verbindend voor onze cultuur. Die gevoelens voeren terug op het gezamenlijke harde werk om ons land tegen het wassende water te beschermen”, aldus het rapport.
Eerste natuurboeren
Iets buiten het dorpje Haarlo stuiten we op zo’n monumentaal stukje middeleeuws cultuurlandschap: een gerestaureerde es. Een es is een verhoogde akker. Op een informatiebord lezen we dat essen 1000 jaar geleden werden aangelegd door semi-nomaden, jagers en verzamelaars. Onder de toenemende bevolkingsdruk werd het voor hen steeds lastiger elke dag voldoende voedsel te vinden door op dieren te jagen en wilde planten te zoeken. Deze semi-nomaden, in die tijd 99 procent van de bevolking, besloten zich permanent te vestigen. Ze gingen groenten verbouwen en hielden schapen, en later koeien, voor melk en vlees.
Eigenlijk waren deze nieuwe boeren de voorlopers van de hedendaagse natuurboeren. Ze ontwierpen met de es de eerste gecultiveerde akker. Alle afval en mest werd op de es gegooid, waardoor die elk jaar gemiddeld 1 millimeter hoger werd. De boeren bouwden er een houtwal omheen, gemaakt van bomen en struiken. Die houtwal had meerdere functies. Het was een bron van sprokkelhout, dat door de boerengezinnen werd gebruikt om mee te koken en te verwarmen. Daarnaast trok het groen in de omheining allerlei soorten dieren en planten aan. De houtwal bood een geschikte leefomgeving voor verschillende soorten planten, paddenstoelen en insecten, en een veilige schuilplaats voor kleine dieren als muizen, egels en padden.
Soorten keren terug
De es met zijn omheining is niet alleen mooi, maar ook belangrijk: hij droeg destijds al bij aan de biodiversiteit en doet dat nog steeds. In de Achterhoek, die volgens Klein Gunnewiek bekend staat om zijn essen, keren allerlei dieren- en plantensoorten weer terug. “Sinds er verschillende van deze middeleeuwse akkers zijn hersteld, inclusief houtwallen, zien we verschillende vogelsoorten hier weer”, vertelt hij enthousiast. “Een bijensoort die met uitsterving werd bedreigd, groeit weer in aantallen. Er zijn meer paddenstoelensoorten. Insecten waarvan onderzoekers het bestaan waren vergeten, zijn teruggekeerd. En in de knotwilgen zijn bos- en steenuilen gesignaleerd.” Het contrast met veel andere Nederlandse boerenbedrijven is groot. De afgelopen decennia kochten veel boeren onder aanmoediging van de overheid meer grond, er werd juist veel bos gekapt. Ook werden bestrijdingsmiddelen kwistig gebruikt. Wilde bloemen en vogels verdwenen. Door de schaalvergroting werd het platteland stiller, kaler en ongezonder. Niet alleen het culturele landschap, maar ook de natuur staat onder druk.
Rolmodel
In het verderop gelegen Lievelde, dicht bij het dorp Winterswijk, ligt de ecologische boerderij Arink. De familie Arink werkt al generaties lang als boer. Een mooi cultuurlandschap en de natuur moeten tezamen worden hersteld, vindt de huidige eigenaar John Arink. De grond die hij meer dan een kwart eeuw geleden van zijn vader erfde, bestond voornamelijk uit ‘ouderwetse’ essen. Maar zijn land was voor de ruilverkaveling behoorlijk versnipperd. “Ik was eigenlijk de hele dag bezig met de koeien van het ene veld naar het andere te slepen”, vertelt hij. De ruilverkaveling gaf hem de mogelijkheid zijn bedrijf te verplaatsen naar de andere kant van het dorp. Naast zijn eigen grond pacht hij nu ruim 100 hectare, gedeeltelijk essen, van Vereniging Natuurmonumenten.
Arink is als eigentijdse natuur- en biologisch-dynamische boer een rolmodel voor andere boeren. Op zijn essen verbouwt hij duurzame granen zoals rogge, haver en spelt. “Van de granen bakken we gezonde, stevige broden. Niet van dat kleffe brood dat bakkers van geïmporteerd Frans tarwe bakken omdat daar meer eiwitten in zouden zitten”, zegt hij. Zijn melk is biologisch. Hij maait het gras minder waardoor er veel gezonde graslandkruiden voor de koeien kunnen groeien en hij zelf geen duur krachtvoer meer hoeft te kopen. En zijn bedrijf is volledig kunstmestvrij. “Wij zaaien klavers en vlinderbloemigen op het veld die stikstof uit de grond halen. Ze slaan die op bij hun wortels”, legt Arink uit. “Het zijn natuurlijke kunstmestfabriekjes.”
Subsidieer de natuurboer
Zelf schiet Arink niet veel op met het natuurboeren. Er zijn weinig buurtwinkels meer op het platteland, mensen doen hun boodschappen in de dichtstbijzijnde stad. “In supermarkten rekenen de winkeliers een te grote marge op onze biologische producten, die vers van het land komen. De consumenten betalen liever minder voor groente en fruit dat bespoten is. Ons marktsegment is in de afgelopen 25 jaar van 3 naar 4 procent gegaan – dat is niks. Als de overheid geen belasting op biologische producten zou heffen, dan was een onbespoten bloemkool een stuk goedkoper.” Arink kan zich daar behoorlijk kwaad om maken. “Een internationale luchtvaartmaatschappij als de KLM hoeft geen belasting te betalen op fossiele brandstof, en de grote kunstmestproducenten maken hun producten met gesubsidieerd aardgas. Als de overheid zo begaan is met de natuur, dan zouden wij als natuurboeren gesteund moeten worden – en niet de grote vervuilers.”
Toch worden boeren vaak gezien als de grote boosdoeners, die met hun (kunst)mest niet alleen vruchtbare grond maar ook rivieren en sloten vervuilen. “Boeren worden te gemakkelijk over een kam geschoren”, vindt Klein Gunnewiek. De Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Berkel & Slinge organiseert, 20 jaar na publicatie van het deltaplan Nederland weer mooi, nog steeds informatiebijeenkomsten en cursussen voor boeren. Boeren die op hun grond monumentale landschapselementen willen herstellen én een bijdrage willen leveren aan de bescherming van de natuur, kunnen zich door de vereniging laten adviseren. “De nieuwe generatie boer heeft niet meer zoveel kennis als het gaat om de traditionele landschapselementen en het onderhoud daarvan”, zegt Klein Gunnewiek. Inmiddels telt zijn vereniging meer dan vierhonderd leden.
Gezwabber
Marcel Groot Zevert, agrariër in het plattelandsdorpje Beltrum niet ver van de Duitse grens, houdt het als boer binnenkort voor gezien. Zijn veestapel deed hij al van de hand. Zijn kinderen kunnen van de opbrengst van het boerenbedrijf alleen niet leven. De regels van de overheid worden steeds strenger en ingewikkelder. “Neem als voorbeeld het mozaïekbeheer van je grasland, bedoeld om de weidevogel in stand te houden. Dat betekent dat je weidepercelen afwisselt met maaipercelen. En dat je als boer niet in een keer je weide maait, maar in blokken, om-en-om op twee verschillende tijdstippen. Dat is voor de meeste boeren niet te doen”, zucht hij.
“Het gezwabber in Den Haag en de onzekerheid over de toekomst maakt ons boos”, zegt Groot Zevert. Boeren die aan natuurbeheer willen doen, moeten volgens de richtlijn van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 5 procent van hun boerenbedrijf in natuurgebied veranderen. Groot Zevert staat van de 34 hectare die hij bezit 6 hectare af voor natuurdoeleinden, maar de vergoeding die hij daarvoor krijgt is onvoldoende. Nu verbouwt hij alleen nog aardappelen, mais en tarwe.
Vakantiespecialist
John Arink, de derde generatie natuurboer, herkent de problemen van zijn collega. Naast melkveehouder is hij ook producent van biologische groeten en fruit, en bakker. Tegelijkertijd runt hij een gastenverblijf op zijn boerenbedrijf en geeft hij toeristen rondleidingen, allemaal om het hoofd boven water te houden. “We zijn niet alleen meer voedselproducent, maar daarnaast ook de hoeder van het cultuurlandschap, natuurbeheerder, vakantiespecialist.”
In de Achterhoek genieten wandelaars van bloeiende akkerranden met klaprozen. Het cultuurlandschap staat er prachtig bij met gele boterbloemen in de ongemaaide weilanden, vogels zwermen weer uit over de weilanden. In de uiterwaarden grazen koeien om ervoor te zorgen dat de begroeiing langs de oever open blijft. “Dat betekent dat we niet elke dag naar onze koeien kunnen om ze te melken, dus hebben we minder melkopbrengst”, vertelt John Arink. “En oh, voor ik het vergeet: we heb- ben ook nog een restaurant. Maar ik ben geen boer geworden om op mensen te passen. Ik wil boeren!”
Geef een reactie