We hebben onze delta ingericht om water zo snel mogelijk af te voeren. Nu het droogste jaar sinds 1976 toeslaat, zitten boeren en natuurbeschermers met de handen in het haar. Maar in Brabant gebeurt iets bijzonders. Boeren maken er plaats voor natuur, maar krijgen daar wel iets voor terug: minder droge akkers.
Hij ziet eruit als een saaie – misschien ietsje brede – boerensloot. Maar met Jeroen de Punder en Jordi van Mook van waterschap de Dommel staan we op deze broeierige namiddag in Brabant toch echt naar een beek te kijken die een heel natuurgebied kan doen opleven. De Raamsloop is nu nog een ‘genormaliseerde’ beek, zoals dat heet: rechtgetrokken in de jaren ’60 van de vorige eeuw, ontdaan van zijn meanderende natuurlijkheid om zo snel mogelijk water van de omliggende boerenakkers af te voeren.
De afgelopen jaren was het de taak van De Punder en Van Mook om namens waterschap de Dommel en de Provincie Brabant de omliggende boerenpercelen op te kopen en 120 hectare land terug te geven aan de – natte – natuur. En dan kan deze beek nog wel eens heel groot worden: wanneer dit stukje water van 1.3 kilometer zijn bochten terugkrijgt en de voormalige aardappelvelden af en toe overstroomt in een beekdal van maximaal 400 meter breed. Het oude en historisch soortenrijke boerengrasland en vochtig hooiland moet er terugkomen, waar vlinders als de zilveren maan, bloemen als de klokjesgentiaan en weidevogels als de grutto en wulp graag wonen. Van Mook: “Lang was het idee dat we in Nederland vanwege ‘nooit meer honger’ het land zo veel mogelijk moesten inrichten voor de voedselproductie. We hebben alles rechtgetrokken en met gemalen drooggepompt. Daar komen we nu van terug. We gaan in dit gebied 25 kilometer aan sloten dempen en 11 kilometer verondiepen. Alle stuwen gaan uit de beek, alle drainage onder de percelen gaat eruit en ja: we gaan stoppen met pompen.” Zo ver we kunnen kijken, zal het in de winter weer blank kunnen staan. “Iets wat mensen uit de buurt zich alleen nog maar kunnen herinneren van vroeger, toen ze in de winter midden op het weiland schaatsten.”
Recorddroogte
Dit vernattingsproject van de Provincie Brabant en waterschap de Dommel, in samenwerking met onder andere boerenvereniging ZLTO en natuurorganisatie Brabants Landschap, is er niet alleen voor die nostalgische schaatsers en de klokjesgentiaan. Het is pure noodzaak: de grondwaterstanden zijn door dat eindeloze draineren, pompen en afvoeren in grote delen van Brabant steeds verder gedaald. Het peil is in het aanpalende natuurgebied de Utrecht zo laag dat de heide en zure vennen droogstaan, de elzenbroekbossen geen natte voeten meer hebben en de bijzondere planten uit de ondergroei niet opkomen. Overal in het bos liggen dode bomen, verzwakt door droogte en de nekslag toegebracht door een kever: de letterzetter. En nu het derde recorddroge jaar zich meldt hebben ook de boeren, die hier mais telen op de hoge zandgronden, last van de droogte. Punder: “De grondwaterstand stond twee jaar geleden door de extreme droogte onder de heide zo’n twee en een halve meter onder het maaiveld. En dan moet je ook nog kijken naar het water dat de beek instroomt: vol met fosfaat uit de mest van het boerenland.” Wat floreert in dit droge en fosfaatrijke bos: de grote brandnetel en de gewone braam.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Maakbaar
Het besef begint nu bij de waterschappen in te zinken: het veranderende klimaat maakt ons huidige watersysteem onhoudbaar. April en mei worden droger, buien vallen onregelmatiger maar heviger en de verdamping door hogere temperaturen neemt enorm toe. Dijkgraaf Tanja Klip-Martin van waterschap Vallei en Veluwe: “We hebben lang geloofd dat ons land maakbaar is. Met die gemalen, stuwen en dijken in ons achterhoofd hebben we gezegd dat we het waterpeil net zo hoog of laag zouden maken als handig was voor wat we met de grond wilden doen.” We willen in Nederland geen natte voeten krijgen en boeren willen op tijd in de lente het land op: daar passen we het waterpeil dan maar op aan. “Als er dan vervolgens droogte was, konden we dat altijd oplossen door water uit bijvoorbeeld rivieren te laten inlopen. Maar die instelling is eindig.”
Klip-Martin wil wel duidelijk zijn: lang waren we het er allemaal over eens dat goed drooghouden de juiste weg was. Als je een emmer water in Bergeijk in de sloot gooit, is dat water drie dagen later in Den Bosch. “Het is werkelijk toveren met water, wat we in die lage delta van ons sinds de elfde eeuw al doen. Maar de laatste 3 jaar extreme droogte hebben het perspectief veranderd: alleen met stuwtjes en technische oplossingen komen we er niet. We hebben oplossingen uit de natuur nodig. Maar dan moeten we ook accepteren dat sommige stukken die we als waterbuffers gebruiken, zullen overstromen bij een flinke bui. Op dat soort gronden, waar we water de kans geven in het grondwater te zakken, is het dan niet langer ‘vasthouden, bergen, afvoeren’ maar ‘vasthouden, bergen, hergebruiken’.”
Waterlaboratorium
Jos de Bijl ontwerpt met zijn bureau Stroming natuurlijke ‘sponsgebieden’, die in droge periodes water aan de omgeving afgeven. Ook hij ziet dat er bij waterexperts onder druk van de droge jaren een echte verschuiving van afvoeren naar vasthouden is. Onder de noemer van ‘klimaatbuffers’ zijn er in Nederland tientallen moerasbossen, nieuwe veengebieden, beekdalen, watervalleien en andere sponsgebieden hersteld en ontwikkeld. Van De Bijl mag de focus op het herstel van natuurlijke systemen van waterberging nog wel wat groter. “Als je niets aan het watersysteem doet, zou Nederland weer voor een groot deel bebost zijn. In het westen van het land zouden moerasbossen ontstaan omdat het land daar grotendeels onder het waterpeil ligt. Als die planten dan afsterven worden ze slecht geconserveerd onder water en ontstaan veengebieden. Wij kijken nu: kunnen we weer nieuwe veengebieden ontwikkelen?” Net als Van Mook en De Punder gebruikt hij op de hoge zandgronden in het oosten en zuiden van het land de gereedschappen van de natuurvernatter: greppels weghalen, zorgen dat beken zo ondiep en breed zijn dat “water ergens mag zijn voordat het afgevoerd wordt. Dat heeft een enorm effect op insectenpopulaties. Droogte betekent een ernstige schade, omdat alles snel en kort in de bloei schiet.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Onder leiding van dijkgraaf Klip-Martin werd de Leuvenumsebeek tot ‘waterlaboratorium’ omgedoopt. “We hebben geen enorme ingrepen gedaan als bochten uitgraven, maar hebben trekpaarden bomen laten aanslepen die we in de beek hebben gelegd om stromen af te remmen. En we hebben er een laag zand aangebracht.” De beek kan nu weer buiten zijn oevers treden en heeft zijn eigen slingerende profiel gecreëerd. Water dat naar het Veluwemeer afstroomde, blijft nu een tijd hangen in wat al eeuwen Het Grote Water heette, maar dat al tijden droog stond. “De zaden op de oevers kunnen weer ontkiemen. Ik was er laatst nog kijken, de waterranonkel is terug, dat is echt prachtig.”
Boeren met minder water
Nick van Eekeren is onderzoeker duurzame melkveehouderij en was projectleider bij het bufferboerenproject bij het Louis Bolk instituut voor duurzame landbouw. “We moeten het ook positief bekijken. Dingen die melkveehouders gelijk morgen kunnen doen, is naast Engels raaigras ook kruiden en klavers inzaaien. Mengsels met cichorei en smalle weegbree kunnen dieper wortelen, rode grasklaver verdampt veel minder water. Veel boeren zijn ook enthousiast over het kweken van sorghum als veevoer, een graan dat in Afrikaanse landen al een basislevensmiddel is en minder water dan mais vraagt bij de groei. Je kunt er ook prima glutenvrij bier van brouwen. Een heel hoopgevend onderzoek is dat naar het hydrologische werk van pendelende regenworm. Deze maken diepe wormengangen en kunnen je waterinfiltratie verdrievoudigen. We hebben geprobeerd het met boormachines na te doen, dat is een enorm karwei. Het punt is nu nog: ze vermenigvuldigen heel traag.”
Grond van anderen
Ook de moerasachtige gebieden die tussen de 16e en 19e eeuw rond de kwetsbare natuur op de Veluwe lagen, zijn opgedroogd. “We weten van oude kaarten dat die gebieden de kwel tegenhielden”, vertelt Klip-Martin. De kwel is een zoetwaterbel onder de Veluwe die in de afgelopen honderd jaar met 150 miljoen kubieke meter is afgenomen. “Terwijl het in Nederland meer regent dan 40 jaar geleden! Maar als we daar eventueel weer moeras willen aanleggen, hebben we een mening over grond van anderen: van de provincie, van boeren.”
Of neem naaldbomen, gaat ze verder. “80 procent van de droogte in het gebied van waterschap Vallei en Veluwe komt door verdamping en dat komt weer voornamelijk door naaldbomen, die ook in de winter blijven verdampen omdat ze geen blad verliezen. Deze wetenschap brengt dilemma’s met zich mee: moet je naaldbomen in natuurgebieden allemaal vervangen door loofbomen? En ook die naaldbomen zijn niet van ons.” We moeten bij de zoektocht naar oplossingen niet met een al te beschuldigend vingertje naar de boeren wijzen, vindt Klip-Martin. “Tot voor kort vond iedereen het normaal dat we het zo deden. We moeten het echt samen doen.”
Boerenbelangen
De Bijl is strenger voor de waterverslindende boer en ijvert voor een verandering in ons landgebruik. Wat hem betreft zijn er ook gebieden waar je van zou moeten kunnen zeggen: daar kun je beter stoppen met landbouwen en het gebied teruggeven aan de natuur. “De Wageningen Universiteit heeft een kaart gemaakt waar je de minst geschikte landbouwgronden op kunt zien. In het westen van Nederland klinken de veenbodems steeds verder in, doordat we die kunstmatig droogmaken. Dat is een manmade probleem dat veel zoet water kost: we moeten daar bij droogte namelijk weer water uit de rivieren inlaten. En dan heb ik het nog niet eens over uitstoot van broeikasgassen die het steeds droogpompen van die veenweidegebieden veroorzaken.” Ten tweede noemt hij de uiterwaarden van rivieren. “Die kun je ook beter inrichten zonder landbouw, om daar water vast te houden. En in het oosten en zuiden van het land, op de hoge zandgronden, zou je ongeveer 10 procent van het land moeten inrichten op een manier dat het water in de bodem kan zakken. Dat betekent ook dat we sommige landbouwgebieden, die zich nu vaak helemaal uitstrekken in van oudsher natte beekdalen, moeten transformeren. We proberen dat positief in te steken: met dat soort robuuste natuurgebieden kun je landbouw in gebieden ernaast in de zomer vernatten.”
Het waterschap is van oudsher nogal op de landbouw gericht, vertelt De Bijl. Boeren claimen er natschade, wat de politieke druk opvoert. Bovendien hebben ze geborgde zetels in het verder democratische orgaan. Ook ziet hij dat boeren steeds vaker zelf waterputten slaan in gebieden waar het grondwaterpeil steeds zakt. Zijn oom Mari de Bijl, beheerder bij Brabants Landschap, deed onlangs nog een hartenkreet in Trouw omdat hij dennen links en rechts zag omvallen en de beek alweer dreigde leeg te lopen. Volgens Mari de Bijl is het waterschap bang om tegen de belangen van de boeren in te gaan en haalt het met vernattingsplannen al snel bakzeil als er bezwaar wordt gemaakt.
Vergunning
Jan Overesch, een biologische boer bij Raalte, ziet dat de boeren om hem heen veel kunnen vragen van het waterschap. “Het is een enkel telefoontje en ze hebben een vergunning om een put te slaan of water uit de beek te pompen, terwijl even verderop de beuken en eiken kapotgaan door de verdroging. Zolang je voor de humane voedselproductie werkt, krijg je eigenlijk altijd een vergunning.” Zelf woont hij aan een beek die door het waterschap in de jaren ’70 is rechtgetrokken. “Het waterpeil is toen in mum van tijd anderhalve meter gezakt. Vandaag waren er wat buien en staat de wetering mooi vol. Ik weet dat hij morgen weer laag staat. Daar doe je als boer niets aan.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Overesch probeert al een tijd met niet-kerende grondbewerking (oftewel: niet ploegen, zodat het bodemleven intact blijft), compost en vaste mest zijn bodem zo goed te verzorgen dat die ook in droge tijden wat water vasthoudt. “Dat gaat heel aardig. Ook in deze droge periode staan mijn gewassen nog, al kan het natuurlijk een stuk beter. Ik denk echt dat boeren moeten beseffen dat je niet veel meer kunt met een bodem die je met grote machines platrijdt en jarenlang uitput met kunstmest en pesticiden.” Ondanks de toegenomen droogte is er jaar na jaar gesteggel tussen boeren en de beheerders van het natuurgebied verderop, zegt hij.
Ook in de Utrecht was het voor Van Mook en De Punder soms puzzelen om het eens te worden over hoe het natuurgebied wat natter kon worden gemaakt: boeren en natuurbeheerders hebben nu eenmaal andere belangen. De Punder: “Het duurt gemiddeld 67 weken vanaf het eerste gesprek met een boer totdat de handtekening onder een grondaankoop of grondruil wordt gezet. En dan kom je ook nog weleens bij de rechter terecht.” Maar op het gebied van de noodschotjes, die het waterschap nu houtje-touwtje in de boerenslootjes plaatst om niet alleen water vast te houden voor de natuur maar ook voor de noodlijdende akkers op hoge zandgronden, loopt het lekker. Achter de roestige platen loopt achter ons een klein slootje vol. Genoeg om het aanpalende maisveld van meer grondwater te voorzien.
Grond voor vernatting overnemen van de boer vereist een diplomatieke houding en veel geduld. De Punder: “We bieden de grondprijs en nog een beetje erbij. We mogen ook onteigenen, maar dan hebben we ons werk niet goed gedaan, vind ik. Mensen hebben er hun hele leven gewoond en hun boterham verdiend. Daar moet je de gevoeligheden wel van inzien. We proberen boeren die willen doorgaan een ander perceel of alternatief te bieden. Zoals een melkveehouder die nu extra de ruimte krijgt om zijn camping uit te breiden.” Dat het boerenbestaan op zich al moeilijk genoeg is, werkt in De Punders voordeel. “De helft van de boeren was al van plan om er binnen tien jaar mee te stoppen. Dat helpt.”
Karel Luiijf zegt
Ik mis grensoverschrijdende problemen én maatregelen/pogingen tot oplossingen. Alsof beken en rivieren alleen hier ontspringen, het grondwater aan de grens stopt, en landschappen abrupt wijzigen.
Piet van Noort zegt
Als we onze export nu eens proberen af te stemmen op de vraag in de wereld en het daarvoor nodige beschikbare zoete water zijn we een stuk verder denk ik. Er wordt nu enkel op de gok van een goede marktprijs geteeld zodat er veel te veel onnodig wordt doorgedraaid. Datzelfde geld natuurlijk ook voor de veestapel. Europees denken zou de boer tevredenheid schenken.