De voorlopers van ons moderne gehoorapparaat – zoals de oortrompet en de slanghoorn – waren veel duurzamer dan hun elektrische opvolger. En ze werkten nog beter ook. Waarom we ze niet meer gebruiken? Omdat mensen ijdel zijn.
Volgens een recente literatuurstudie draagt 80 procent van de slechthorende volwassenen tussen 55 en 74 jaar in westerse landen geen gehoorapparaat, ook al heeft hun beperking vaak een negatieve invloed op hun welzijn. De belangrijkste reden is de slechte werking van de toestellen. Opvallend is dat de studie dezelfde resultaten oplevert als studies uit de vorige eeuw. De komst van het digitale gehoorapparaat heeft dus geen effect gehad op de populariteit van de technologie.
Het elektrisch gehoorapparaat bestaat uit een batterij, een microfoon, een versterker en een luidspreker; het digitale gehoorapparaat doet daar nog een chip bij. Maar het kan veel eenvoudiger én duurzamer. Vanaf de zeventiende eeuw werden diverse types niet-elektrische gehoorapparaten ontwikkeld, steunend op verschillende akoestische principes. Metingen uit het einde van de vorige eeuw laten zien dat deze apparaten beter scoren dan de hoogtechnologische snufjes van vandaag.
De belangrijkste apparaten waren de oortrompet en de slanghoorn. De oortrompet ving geluid op van een trechtervormige metalen buis en leidde dat naar een kleine opening vlakbij het oor van de luisteraar. De slanghoorn bestond uit een flexibele slang met aan één kant een trechtervormige opening waarin de spreker kon praten, terwijl het andere uiteinde in het oor van de luisteraar werd gestopt. De oortrompet en de slanghoorn leverden niet alleen een geluidsversterking op van ongeveer 10 tot 25 decibel, maar beide apparaten onderdrukten ook geluiden die uit een andere richting kwamen. De slanghoorn reduceerde bovendien de geluidsverzwakking tussen spreker en luisteraar.
Discreet
Nog een voordeel was dat de apparaten erg zichtbaar waren en dus de spreker aanspoorden om trager te spreken en beter te articuleren. Helaas werd die zichtbaarheid tegelijk als een probleem beschouwd: goed functionerende, niet-elektrische hoorapparaten werken op de lachspieren. Vanaf de negentiende eeuw ging de ontwikkeling van niet-elektrische hoorapparaten dan ook een andere richting uit. Veel kleinere oortrompetten en slanghoorns werden in kleding en accessoires weggemoffeld. De populairste modellen werden als een soort hoofdband gedragen, met kleine toeters weggestopt achter de oren, in hoeden, haarstukken, baarden of sjaals. Een bijkomend voordeel was dat deze toestellen niet in de hand moesten worden gehouden.
De keerzijde was dat deze apparaten nauwelijks een positief effect opleverden, en soms zelfs het gehoor verminderden. Maar de trend was gezet: sinds de negentiende eeuw is effectiviteit niet langer het belangrijkste criterium voor een gehoorapparaat. Het toestel moet in de eerste plaats discreet en compact zijn, en logischerwijze werkt het daarom niet goed. Het probleem is dus niet de technologie, maar onze ijdelheid.
Geef een reactie