Onder druk van de industrie is het reguleren van hormoonverstorende stoffen, die kunnen leiden tot ernstige ziektes zoals kanker, uitgesteld. Daarbij maakte ze gebruik van allerhande vertragingstactieken en veel geld. En zette zo onze gezondheid op het spel. Dat blijkt uit het rapport A toxic affair waarin wordt blootgelegd hoezeer de lobby van de industrie is doorgedrongen tot de Europese politiek.
Het is een schokkend verhaal waarmee de Franse journaliste Stephane Holer en de onderzoekers van Corporate Europe Observatory (CEO) komen. Een even schokkend en ontluisterend verhaal over deze affaire publiceerde The Guardian al eerder. De krant citeert bronnen binnen de Europese Commissie die stellen dat een intern rapport werd weggemoffeld na een lobby van de chemische industrie. Op basis van het rapport zouden vele hormoonverstorende stoffen van de Europese markt zijn gehaald.
Criteria
Wat is er precies gebeurd? Europese wetgeving uit 2009 verplichtte de Europese Unie onder leiding van het Directoraat-Generaal (DG) Milieu om binnen vier jaar criteria op te stellen voor de omgang met hormoonverstorende stoffen. Deze stoffen zijn terug te vinden in onder meer pesticiden, computers, plastics, tapijten en cosmetica en leveren mogelijk gevaar op voor gezondheid en milieu.
Als eerste stap laat de Europese Commissie in 2011 een onderzoek uitvoeren onder leiding van professor Kortenkamp van de Brunel University in Londen, een gerenommeerde expert op het gebied van hormoonverstorende stoffen.
Kortenkamp en zijn co-auteurs voeren een omvangrijke meta-analyse uit van wetenschappelijke literatuur. “Een grote hoeveelheid laboratoriumstudies ondersteunt de notie dat hormoonverstorende stoffen bijdragen aan hormoongerelateerde ziekten bij mens en dier”, luidt een van de conclusies.
De werking van deze stoffen is zo lastig te doorgronden en complex dat geen veilige doses kunnen worden vastgesteld. Beter is het te kijken of een middel mogelijk een gevaar vormt en zo ja, dit middel te verbieden, de ‘hazard approach’.
Wereldwijde dreiging
Hier komt nog een schepje bovenop. In 2013 komt de WHO, in samenwerking met UNEP en verschillende experts, met een rapport waarin ze de hormoonverstorende stoffen kwalificeert als een “global threat”.
Op basis van deze informatie zou het logisch zijn dat strenge criteria geformuleerd worden. DG Milieu stelt daarom voor de zogenaamde ‘hazard approach’ te hanteren, zoals voorgesteld door Kortenkamp et al. Het sluit ook aan bij het voorzorgsprincipe waarmee de EU mens en milieu beschermt. De criteria betekenen dat onder meer 31 pesticiden zouden worden verboden.
“Toen de pesticide-industrie het rapport van DG Milieu onder ogen kreeg raakte ze in paniek”, vertelt Hans Muilerman van het Pesticide Action Network (PAN) aan Mo.be. “Ze zijn er toen vol tegenaan gegaan. […] de directeuren van chemiebedrijven als Bayer en BASF hebben ook persoonlijk contact gelegd met de Commissaris.”
Diskrediet
Het onderzoek van CEO geeft een ‘mooi’ inkijkje in de lobbypraktijken van de chemische industrie. Ze proberen allereerst het originele onderzoek van Kortekamp et al. in diskrediet te brengen. Er verschijnt een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift dat aangeeft dat de studie niet deugt. De auteurs zijn, niet onverwachts, verbonden met de industrie. Daarnaast bestoken de bedrijven de verschillende Commissies en hun topambtenaren.
“Als de regels voor hormoonverstorende stoffen niet zorgvuldig en proportioneel worden opgesteld”, schrijven de pesticide-bedrijven in februari 2013 aan Commissaris Janez Potočnik (Milieu), “dan zullen vele pesticiden onnodig streng gereguleerd worden. Dat schaadt uiteindelijk het concurrentievermogen van Europese boeren, de voedselindustrie, en heeft een negatief effect op internationale handel.
Daarnaast zal het risico toenemen dat de zeer kapitaal-intensieve research and development van onze industrie in de toekomst niet langer houdbaar is in Europa.” De lobbypraktijken blijken sommige van de ambtenaren overtuigd te hebben van het gelijk van de industrie.
Over de machtsstrijd in Brussel rondom hormoonverstorende stoffen, maakte onderzoeksjournaliste Horel de documentaire Endocrination.
Eigen studie
De European Food Safety Authority (EFSA) komt in 2013, op voorspraak van de DG Gezondheid, namelijk ineens met een eigen studie op de proppen. Van deze club is bekend dat ze nauwe banden hebben met de chemische industrie.
Eigenlijk zijn hun bevindingen dan ook geen verrassing: zij steunen de ‘risk approach’ die de industrie propageert. Zij willen de risico’s per stof laten beoordelen en een ondergrens voor stoffen als criterium hanteren (hiermee zijn meer stoffen toegestaan dan onder de hazard approach). Kortenkamp stelde expliciet dat dit niet mogelijk is.
Zo probeert de industrie met hun eigen ‘wetenschappelijk’ bewijs de politiek te overtuigen. Het Europees Parlement neemt in maart 2013 echter een resolutie aan waarin voorzichtigheid met de hormoonverstorende stoffen wordt geboden en zeker niet één criterium als bepalend mag worden gebruikt. De lobbyisten lijken verloren te hebben.
Ze besluiten het vervolgens over een andere boeg te gooien, namelijk vertragen van het proces door een impact assessment te promoten. Een impact assessment, die de voor – en nadelen van een beleidsvoorstel op een rij moet zetten, kost namelijk vaak meer dan een jaar om uit te voeren.
Concurrentiepositie
De lobbygroep ECPA produceert een document waarin ze aangeeft dat de criteria, zoals door DG Milieu geformuleerd, zouden leiden tot grote landbouwverliezen, door de ban op bepaalde pesticiden. En nog belangrijker, dat het slecht zou zijn voor de ‘concurrentiepositie’. Op basis van deze ‘feiten’ richt de industrie zich tot de hoogste bazen binnen de Europese Commissie met het verzoek om een impact assessment.
Daarnaast stuurt in juni 2013 een grote groep wetenschappers een brief aan de belangrijkste wetenschappelijke adviseur van Barroso, waarin ze stelt dat de criteria van de DG Milieu op foutieve informatie berusten. De brief wordt vervolgens in een wetenschappelijk tijdschrift gepubliceerd en daarna in liefst 14 andere tijdschriften, ongekend in wetenschapsland. De auteurs zijn zeker geen experts in de endocrinologie en vele hebben wederom banden met de industrie.
Toch heeft dit alles succes: de secretaris generaal Catherine Day, de hoogste ambtenaar van de Commissie, geeft in juni 2013 opdracht tot een impact assessment.
Maar de lobby gaat nog steeds verder. Nu moet de impact assessment namelijk wel op de manier gaan zoals de industrie dat voor ogen heeft. Daartoe wordt onder meer een mail gestuurd aan de baas van DG Milieu om een ontmoeting met een topman van Bayer te regelen.
In de mail wordt benadrukt dat “het nalaten van een risk approach botst met de regels van de World Trade Organisation. De DG Milieu en DG Gezondheid publiceren even later samen een roadmap (dit document brengt in kaart welke mogelijke beleidskeuzes er zijn) waarin het eerder door de DG Milieu afgewezen risk approach nadrukkelijk wordt genoemd.
Wrange nasmaak
De lobbypraktijken, die geld boven gezondheid stellen, laten een wrange nasmaak achter. De Belgische Europarlementariër Bart Staes vindt het een groot schandaal. Hij ziet een duidelijke historische parallel: “Het doet me terugdenken aan de lobbytechnieken die de tabaksindustrie in de jaren ’60 en ’70 gebruikte. Door het optrekken van een rookgordijn tracht men bewust het wetgevende proces te vertragen of zelfs volledig te doen ontsporen.”
En ondertussen is er nog geen wetgeving voor de hormoonverstorende stoffen. Door de vertragingstactieken zijn we al ver voorbij de deadline van eind 2013 die gesteld was voor het reguleren van deze stoffen. Daarmee komt onze gezondheid ernstig in gevaar. De industrie maakt zich hier niet druk om, zij ziet alleen economische belangen in gevaar komen. Professor Kortenkamp waarschuwde er al voor: “Gezondheid moet boven commerciële belangen gaan”. Helaas lijkt het andersom te zijn.
Chantage met TTIP
Een tijdlijn van de gebeurtenissen vind je bij PAN.
Een uitgebreidere analyse vind je bij De Correspondent.
Geef een reactie